Begrippenlijst transculturele hulpverlening
H1
Globalisering Proces van economische, terminologische, institutionele
en sociale ontwikkeling bevat. Groeiende internationale
handel + buitenlandse investeerders
Mondialisering Proces van wereldwijde economische, politieke en
culturele integratie
Individualisering Ontwikkeling waarbij het individu en zijn behoeften meer
centraal staan, op zichzelf staand wezen
Atomisering Gevolg van individualisering, versplintering van de
samenleving
Modernisering Geheel van samenhangende maatschappelijke
veranderingen die vanaf de industriële revolutie hebben
plaatsgevonden
Transnationale migranten Migratiepatroon waarbij men internationale grenzen
overschrijdt en zich vestigen in een nieuw land, behouden
banden met land van oorsprong
Multiculturalisering Vele culturen in één geheel geïntegreerd worden
Interculturele competentie Verschillende culturen kunnen naast elkaar bestaan
zonder wederzijdse beïnvloeding
Transculturele competentie Kennis, inzicht en appreciatie van andere culturen
Diversiteitsbenaderingen Diverse methoden t.b.v. het omgaan met diversiteit
Deficitbenadering Inhalen van achterstanden: hebben gebreken, missen
(gebrekmodel) iets, hebben de W&N niet geïnternaliseerd, begrijpen niet
hoe ze met anderen moeten omgaan, veranderen tot ze
in de dominante cultuur passen
Differentiatiebenadering Nadruk op cultuurverschillen: alle culturen zijn
(verschilmodel) gelijkwaardig maar moet verschillen erkennen en dit zien
te overbruggen dmv communicatie, cultuurkennis en
begrip voor ander
Discriminatiebenadering Nadruk op machtsverschillen: dominante groep is het
probleem, discrimineert om eigen belangen in de
organisatie of SL te beschermen
Diversiteitsbenadering Positieve aspecten van vorige modellen bundelen:
verschillen en overeenkomsten tussen mensen
onderkennen
Intersectionaliteit Vertrekpunt dat ieder zich op een kruispunt bevindt van
(kruispuntdenken) diverse leefwerelden en identiteiten die gelijktijdig
werkzaam zijn. Bv. gender altijd gepaard met etnische
situering, verscheidene leefwerelden en identiteiten
elkaar onderling beïnvloeden
Superdiversiteit Demografische transitie die de 21ste eeuw doormaakt.
Naar een immigratiesamenleving met een zeer
gevarieerde samenstelling van bevolkingsgroepen
,Multicultureel Men heeft te maken met systemen, gemeenschappen,
uitingen of opvattingen van groepen waarvan de leden
een diverse culturele achtergrond hebben
Intercultureel Verband voor de interactie tussen personen (tss 2pers)
Cross- cultureel Vooral gebruikt in Angelsaksische cultuur
Transcultureel Grensoverschrijdingen
Model van Fantini Attitude, Skills, Knowledge, Awareness
Enculturatie Proces waarbij cultuurkenmerken worden overgedragen
van samenleving of sociale omgeving naar het individu
Acculturatie Proces waarbij een groep culturele of sociale kenmerken
overnemen van een andere groep
Deductieve kennisverwerving Algemene informatiebronnen raadplegen
Inductieve kennisverwerving Persoon en omgeving raadplegen voor zicht op
individuele kijk cliënt op cultuurelementen
Attitude Totaal aan opvattingen, gevoelens en geneigdheid tot
handen t.o.v. iets of iemand
Cognitief component Opvattingen, normen en waarden: wat denk ik over deze
persoon?
Affectief component Gevoelens en emotie: wat voel ik t.a.v. deze persoon?
Conatieve component Wil of bereidheid tot bepaald gedrag: wat wil ik doen?
Culturele flexibiliteit Creatief en flexibel omgaan met culturele verschillen
Culturele veerkracht Kunnen omgaan met moeilijkheden en negatieve
gevoelens, dubbelzinnigheid en weerstanden die met
interculturele ontmoeting gepaard gaan
Culturele communicatieve Kunnen omgaan met verschil in communicatie en anders
vaardigheden taligheid
Culturele conflicthantering Omgaan met interculturele conflicten en morele
dilemma’s
Culturele multi- Vermogen om dingen uit meerdere invalshoeken te
perspectiviteit bekijken
Transculturele competentie Geheel aan attitudes, kennis en vaardigheden om een
adequaat hulpaanbod te realiseren ongeacht de cultuur
van de hulpvrager
Allochtoon Iemand die legaal in België verblijft met of zonder de
Belgische nationaliteit, minstens 1 van de (groot)ouders
geboren buiten België
Ontzuiling (kenmerk Het wegvallen van naast elkaar bestaande structuren in
individualisering) een SL die duidelijk getekend zijn door verschillende
levensbeschouwelijke groepen binnen de SL
Vroeger christelijk zuil, sociale zuil en liberalen, onderling
weinig contact
Zuilen vallen weg en groeien naar elkaar toe
Culturele homogenisering Over zaken zoals echtscheiding, gelijkheid van mannen en
(kenmerk ^) vrouwen, scheiding kerk en staat. In andere landen zijn de
meningen veel dieper verdeeld
, Moderniseringshypothese Westerse wereld ging ervan uit dat anderen zich maar
moesten aanpassen naar hen. Culturen kunnen volgens
hun op een lineaire lijn gezet worden, westerse wereld
staan voorop, andere culturen staan wat achter
Multicultureel debat Hoe willen we omgaan met elkaars verschillen en
hoeveel....
Etniciteit Hoort samen met leeftijd, gender, seksuele voorkeur en
fysieke bekwaamheid tot de kerneigenschappen van een
individu. Vaak ingevuld als ‘niet blank’
Interculturele sensitiviteit Vermogen om culturele verschillen en gelijkenissen te
herkennen, te begrijpen en eigen gedrag daaraan aan te
passen
H2
Cultuur Complexe geheel van kennis, geloof, moraal, wetten,
gewoonten en alle andere mogelijkheden en gebruiken,
dat verworven wordt door de mens als lid van de
maatschappij
Resultante oplossingen van een groep over een aantal
universele thema’s
Cultureel raamwerk De oplossingen die gevonden worden, het zijn
basisaannames over hoe het hoort, die het wereldbeeld
van de groep vormen
Ui diagram Gebruikt om elementenwaarden die samen het bewust of
onbewuste vormen van waaruit leden van een bepaalde
cultuur handelen
Waarden Wat mensen waardevol vinden in een groep, algemene
abstracte idealen en motieven die in een SL of groep na
worden gestreven
Normen Concrete expressies van waarden. Concrete
gedragsregels die aangeven hoe we ons in een bepaalde
situatie horen te gedragen
Verschillende Wat in de enige groep als slecht beschouwd wordt, kan bij
waardenhiërarchieën een andere groep betekenisloos zijn of positief
gewaardeerd worden
Helden Mensen waar leden van een cultuur naar opkijken
Tradities en rituele Uitgeoefend op bepaalde momenten en bij bepaalde
gelegenheden en geven een groep een gevoel van
saamhorigheid, verbinding of bezinning
Cultuur is aangeleerd Een langdurige reeks aangeleerde gedragingen die
gedeeld wordt door een bepaalde groep mensen
Culturele programmering Cultuur die aangeleerd wordt via opvoeding, socialisatie,
normen en waarden en waarneming
Cultuurbril Drie belangrijkste opvoedende instanties: ouders,
onderwijs en omgeving
Socialisatie Bewuste en onbewuste leerprocessen