PMA
INLEIDING EN HERHALING
Hoe leert een kind lopen?
o Breed steunvlak om te staan (objecten vastnemen om steun te hebben)
o Wandelen met steun van mama met 2 handjes
o Kindje moet naar voor leunen
o Eerst zetten kinderen voeten naar buiten, later moeten deze mooi naar voor gericht zijn
o Armen gebruiken voor gekruiste coördinatie
o Sneller stappen, om dan te komen tot zweeffase om te kunnen lopen
WAT IS PMO?
Psychomotoriek verwijst naar het motorisch – intentioneel bewegen. Het doelgericht inzetten van je
lichaam en je bewegingen om een specifiek, vooraf bepaald doel te bereiken
Dat vraagt niet alleen samenwerking in motorische aspecten (je spieren, gewrichten,...),
o Maar ook samenwerking tussen cognitie (doel dat je bepaald hebt, wijze waarop je besluit
het aan te pakken), sociale aspecten (met wie, naar wie, alleen of in interactie met
anderen...) en emotionele component (Hoe voel je je erbij? Hoe passen je houding en je
bewegingen zich aan je emotionele beleving aan?)
PMO is simultane ontwikkeling van lichaam, geest en gedrag
Schema:
Proeven: kinderen hebben graag zoete groenten => bittere dingen eten kinderen niet graag => eten is
ook cultureel gebonden (borstvoedingsmelk is heel zoet => kinderen willen ook zoete vaste voeding)
=> door dingen te proeven ga je na een tijd ook bittere dingen lusten => kinderen moeten al ervarende
dingen proeven en nieuwe dingen leren kennen
Schema: onderaan beginnen
Reflexmatige bewegingen zitten op archiniveau (reptielhersenen, hersenstam)
Terwijl je beweegt ga je waarnemen wat je al kan
Fundering zit in schedel (zien we voor een groot stuk niet)
Rood = fundering, blauw = muren, geel = dak (metafoor met huis)
Rechts: als fundament niet goed is dan zal alles scheef staan => dit is wat we kunnen zien (aan
stappen,..) => als kiné het fundament prikkelen
Niet-geïntegreerde reflexen => reflexen die niet weggaan (reflex wordt niet vervangen door bewuste
beweging) => aan deze mensen zie je niks, er zijn gewoon nog een aantal reflexen aanwezig
1
,THEORETISCHE MODELLEN OVER MOTORISCHE ONTWIKKELING
Als kinesitherapeut hebben we het over motorische ontwikkeling, maar we groeien
zowel op cognitief, sociaal-emotioneel en fysiek vlak eveneens gedurende de levensloop.
Deze ontwikkeling op alle vlak gebeurt sprongsgewijs en is met elkaar verweven. De 3
bomen met verschillende takken groeien in verschillende richtingen en mogelijke
pathways hangen af van context waarin individu leeft. Het kruisen van takken toont e
verwevenheid en interrelatie tussen de 3 domeinen
Elk leeftijdskader heeft een andere ontwikkeling
Er zijn diverse theorieën over motorische ontwikkeling:
1. Maturatie- of rijpingstheorie (jaren 30 – 40) => hier zijn we van afgestapt, want niet alles kan hieruit
verklaard worden (door tweelingonderzoek + houden geen rekening met externe factoren)
2. Informatietheoretische visie: menselijk brein functioneert als een computer (jaren 60 – 70)
3. Ecologische visie – constraintmodel van Newell
Ecologische of contextuele theorie – constraints model van Newell (1986)
Voorgaande visies: focus op interne processen en sturing CZS
Maar ook externe factoren zijn belangrijk voor motorische ontwikkeling
– alles vertrekt vanuit 3 elementen: individu, omgeving en taak
Elk gedrag of evolutie ervan = resultaat van samenspel, wisselwerking of
interactie tussen veranderde individuele, omgevings- en taakgebonden kenmerken of constraints
OPBOUW VAN MOTORIEK
We starten met general movements
Spontane bewegingen en reflexen => reflexen uitgelokt door externe prikkel
Eigenschappen: krijgen we, je kan dit wel een beetje oefenen => genetisch bepaald
Vaardigheden: moeten we voor oefenen (aangeleerd)
Motorische mijlpalen: bv fietsen (eens we dit kunnen verleren we dit niet meer)
Reflexen worden geïntegreerd in lichaam zodat kinderen kunnen overgaan naar een bewuste
beweging
Door wat kunnen motorische VHen terug naar beneden gaan bij iemand van 70 jaar? (vb bij stappen)
=> door thoracale kyfose (terug naar bolletje), persoon kijkt naar beneden door schrik om te vallen,
functionaliteit spieren verminderd + minder sociale activiteiten, taak, omgeving, vriendengroep wordt
kleiner (vooral door sterfte)
2
, Spontane bewegingen – general movements
= serie van grof motorische bewegingen die variëren in snelheid en amplitude, waarbij alle
lichaamsdelen beïnvloed worden
= 1 van fundamentele bouwstenen van latere vrijwillige en functionele bewegingsvaardigheden
DUS prenataal is BEGINPUNT van MO
GM verdwijnen na 3 – 4 maand => kindje krijgt meer controle, dan komen we aan bewuste
bewegingen (intentie komt)
Wat? => ganse lichaam doet mee, moet vloeiend zijn
Testen: bij wakkere baby oa door 3 sec foto’s
Soorten GM:
Primitieve reflexen
= zeer snel, onvrijwillig en stereotiep, als reactie op een welbepaalde stimulus (intern of extern)
Babyreactie => verdwijnen vanaf 2 weken
Na 1 jaar is 95% verdwenen maar er zijn enkele uitzonderingen (bv terugtrekreflex bij pijn)
Een vrijwillige beweging impliceert activiteit van hersenschors
Pasgeborene: dwangmatige reacties op diverse prikkels (subcorticale activiteit), reacties verdwijnen
naarmate hersenschors rijpt en haar normale functies ontwikkelt
Pathologie:
o Reflexen blijven: probleem van hersenschors
o Reflexen niet aanwezig na geboorte: lagere centra van CZS heeft problemen
In principe scheiding van reflexen in 3 groepen:
o Competents for survival at birth: zoek, zuig, slik en moro-reflex (= schrikreflex)
o Competents for development after birth: grijp, ATNR (oog-hand coördinatie op latere leeftijd,
focus van ogen wordt hierbij geoefend), parachute
o Restgroep: restanten van het foetaal motorisch gedrag en reflexen die het gevolg zijn van
onrijpheid van het zenuwstelsel : stap of loopreflex
Extra notities:
Reflexen: zijn heel kort => als we hierbij moeten nadenken wordt het bewust en zullen ze te lang
duren
Reflex bogen zorgen ervoor dat we niet moeten nadenken => belangrijk bv als je je kan verbranden
Reflexen moeten geïntegreerd zijn, als dit niet zo is komen er problemen
Moro-reflex: moet verdwijnen na 3 – 4 maand want anders als je je evenwicht verliest kan je je niet
stabiel houden. Als moro-reflex nog aanwezig is ontwikkel je minder goed
Motorische mijlpalen
We bereiken deze allemaal op een bepaald moment, bij de ene gaat dit
sneller dan bij de andere
Voor een stuk genetisch en voor een stuk aangeleerd
3