Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting persoonlijkheidspsychologie + verwerking werkcolleges €6,99   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting persoonlijkheidspsychologie + verwerking werkcolleges

 3 vues  0 fois vendu

Volledige samenvatting 16/20 op het examen

Aperçu 4 sur 81  pages

  • 3 février 2022
  • 81
  • 2020/2021
  • Resume
  • persoonlijkheid
  • faalangst
Tous les documents sur ce sujet (32)
avatar-seller
daphnevanpamel
Persoonlijkheidspsychologie


1 Zelfbeeld en zelfwaardering
1.1 Begripsbepaling

Er worden veel begrippen gebruikt om aspecten van het zelf weer te geven:
 Zelfconcept
 Zelftheorie
 Zelfwaardering
 Zelfbeeld
 Zelfevaluatie

Zelfbeeld = het beeld dat iemand heeft van de eigen persoon
 Wordt van jongs af aan gevormd: je wordt niet geboren met een zelfbeeld, maar bouwt dit
geleidelijk aan op  ervaringen en hoe mensen ons zien helpt mee aan het opbouwen hiervan
 Wordt in verband gebracht met het eigen functioneren
 Cognitieve component van onszelf
 Het zelfbeeld slaat op:
o De inhoud: uitspraken die de persoon over zichzelf zou kunnen doen bv. ik ben sociaal,
grappig, niet sportief, ik heb veel vrienden,…  de soorten boeken in je bibliotheek
o De structuur: de manier waarop een persoon zijn opvattingen en verwachtingen over
zichzelf organiseert  de manier waarop de boeken geordend zijn in de bibliotheek
 Voorbeelden:
o Ik kan goed sporten, het liefst doe ik balsporten zoals volley en basket
o Ik vind van mezelf dat ik sociaal ben: ik ben graag samen met anderen en zet ook vaak de
eerste stap om met anderen kennis te maken

Zelfwaardering = het affectieve aspect van het zelfbeeld en slaat op de positieve of negatieve
evaluatie ervan
 Oordelende houding die we hebben tegenover onszelf
 Heeft invloed op onze gedachten, gevoelens en gedragingen
 Het affectieve, gevoelsmatige, emotionele van onszelf
 Voorbeeld: L heeft een lage zelfwaardering. Ze vindt zichzelf vaak lelijk en dom. Hierdoor gaat ze
zich ook minder inzetten voor haar schoolwerk omdat ze er toch al van overtuigd is dat ze slechte
punten zal halen

Zelfpresentatie = het beeld dat mensen van zichzelf ophangen zodanig dat de anderen zich een beeld
van hen kunnen vormen
 Hoe ga jij je presenteren, voorstellen aan mensen
 Kan verschillen met hoe we echt zijn, hoe we onszelf zien (meestal positiever)  interne
zelfbeeld kan verschillen met ons extern zelfbeeld
 Doel: controle krijgen op het gedrag van anderen tegenover onszelf
 Sociale identiteit

,Zelfbeschikking:
 Heeft te maken met de oorzaak die we aan ons eigen gedrag gaan toekennen
 Opzoek gaan naar redenen waarom we bepaald gedrag stellen
 Te vergelijken met attributies (= verklaringen zoeken voor je gedrag)  binnen jezelf of buiten
jezelf (intern of extern)
 Voorbeeld: S. zegt vaak dat ze goede punten heeft omdat de toets zo gemakkelijk was. Ze legt de
oorzaak buiten haar persoon. Terwijl het belangrijk is voor ons zelfbeeld om successen toe te
schrijven aan interne factoren

Zelfhandhaving = manier om om te gaan met onverwachte, moeilijke situaties (= coping)
 Verdediging strategie
 Om ons gerust te stellen en ons beter voor te stellen dan we zijn
 Doel: zelfbeeld hoog houden
 Dit leer je als kind tijdens de opvoeding

Voorbeelden van “verdedigingsmechanismen”:
 Rationalisatie = zaken die voor ons een bedreiging vormen leggen we zo uit dat ze verklaarbaar
zijn  reden zoeken om dingen goed te praten
o Bv. Wanneer D. in het weekend niet naar huis kan gaan (omdat mama het te moeilijk
heeft), zegt hij soms dat dit komt doordat zijn mama ziek is of naar de dokter moet gaan.
Hij probeert hier verklaringen aan te geven die voor hem acceptabel zijn terwijl hem
nochtans wel werd verteld wat de echte oorzaak was het weekend bezoek niet kon
doorgaan
 Compensatie = iets waar je minder goed in bent ga je compenseren met iets waar je wel goed in
bent
o Bv. studenten die een vraag niet goed kunnen op het examen, gaan vaak iets noteren die
ze wel heel goed kunnen
 Verschuiving = reacties richten op een veilig persoon of object  negatief gevoel afreageren op
iets of iemand anders
o Bv. je stress afreageren op je kinderen in de leefgroep
o Bv. je verplaatsing is niet goedgekeurd en je reageert je af op je collega’s
o Bv. kind is boos omdat het niet naar huis mag en gaat knijpen in de begeleiders
 Negatie = ontkennen van de waarheid (soms moeilijk te onderscheiden met rationalisatie)
o Bv. je krijgt te horen dat je aan een levensbedreigende ziekte lijdt, je gaat dit ontkennen
en denkt dat de dokter zich vergist heeft
 Sublimering = reacties omvormen zodat ze meer sociaal aanvaardbaar zijn voor jou
o Bv. je hebt ruzie met je partner en je bent bang dat hij jou gaat laten vallen en je gaat de
komende dagen heel lief zijn tegen hem
o Bv. kindje moet naar ziekenhuis en is heel bang, maar gaat zich heel stoer gaan opstellen
 Regressie = terugvallen naar een vorige levensfase, vroegere ontwikkelingsstadium
o Bv. terug bedplassen bij de geboorte van een broertje of zusje
 Projectie = je gevoelens of verlangens projecteren op iemand anders (soms moeilijk te
onderscheiden met verschuiving)
o Bv. Je bent boos op je partner en je zegt: “jij bent altijd boos op mij!”
o Bv. je vindt jezelf niets waard en zegt: “niemand wil iets met mij te maken hebben”

,Toepassingen
1) Moeder blijft de mogelijkheid ontkennen dat haar dochter zwanger zou kunnen zijn 
Zelfhandhaving negatie
2) Ik ben geslaagd voor mijn rijexamen! Ik heb enorm geluk gehad met het parcours dat ik moest
afleggen want het was in de buurt waar ik woon  Zelfbeschikking (extern)
3) Je hebt een ontzettende baaldag gehad op stage. Er zijn vandaag verschillende zaken fout
gelopen. Eenmaal je thuiskomt ontploft de bom en je reageert je af op je zus die thuis in de zetel
zit  Zelfhandhaving verschuiving
4) Als een student bijna examens heeft, gaat dit soms gepaard met veel stress en spanning. Hij kan
dit negatieve gevoel omzetten in positieve energie door hard te studeren  Zelfhandhaving
sublimering
5) In de buurt van anderen doet Lisa zich ‘alwetend’ voor. Ze vindt het belangrijk om te pas en te
onpas haar mening te verkondigen. Ze wil dat anderen naar haar opzien en rekening met haar
houden  Zelfpresentatie of extern zelfbeeld
6) Wanneer het 2e kindje geboren was, ging Tineke terug kruipen en wilde altijd opgetild worden
terwijl ze ervoor al goed zelf kon stappen  Zelfhandhaving regressie

1.2 Een theoretisch kader: het persoonsmodel van Verhofstadt-Denève

Persoonsmodel van Verhofstadt-Denève:
 Dynamische IK – MIJ relatie of “human dilemma” (wie ben ik? Wie wil ik zijn? Wat denken
mensen over mij?) je hebt 2 kanten van jezelf
o IK – kant = het reflecterend subject: de persoon als kenner, het deeltje van jezelf dat kan
denken, voelen en doen
o MIJ – kant = object overschouwer: de persoon of situatie waarover gereflecteerd wordt
bv. nadenken over je gevoelens, je sociale situatie, voel ik me veilig in de buurt waar ik
woon? Heb ik voldoende vrienden?
 dynamisch proces tussen ik – kant en mij – kant = metadenken (reflecteren)
 Dimensies van het zelfbeeld of 6 fenomenologische constructies  6 beelden van jezelf waar
een vraag gekoppeld kan worden
o Zelfbeeld: wie ben ik? Bv. ik ben een verlegen meisje, ik ben goed in taal,…
o Ideaal-Zelf: wie wil ik zijn? Bv. ik wil graag socialer zijn, ik wil zorgzamer zijn voor mijn,
partner,…
o Alter-Beeld: wie zijn de anderen? Bv. mijn moeder zorgt goed voor mij, mijn vrienden
zijn betrouwbaar,…
o Ideaal-Alter: wie wil ik dat de anderen zijn? Bv. ik wil dat mijn stagementor me goed
begeleidt, ik wil dat de kinderen meer met me spelen,…
o Meta-Zelf: wat denken de anderen over mij? Bv. de ander vindt me sportief, anderen
vinden dat ik te kritisch ben,…
o Ideaal-Meta-Zelf: hoe wil je dat anderen over mij denken? Bv. ik wil dat anderen me een
goede vriend vinden, ik wil dat de anderen mij eerlijk vinden,…

Toepassing
Thomas, een jongen van 13 jaar uit de bijzondere jeugdzorg zegt het volgende over zichzelf:
1) Andere kinderen denken over mij dat ik een leuke jongen ben  Meta-Zelf
2) Ik denk dat de meeste moeders lief zijn voor hun kinderen  Alter-Beeld
3) Later zal ik bakker worden  Zelfbeeld in de toekomst
4) Ik hoop dat mijn vrienden met mij willen spelen als ik dit weekend naar huis mag  Ideaal-Alter
5) Als ik een moeilijke opdracht krijg, ben ik bang dat ik het niet zal kunnen  Zelfbeeld

, Voor elk van deze constructies geldt de volgende bassistructuur:
 Persoonskenmerken en condities
o De vraag “welke persoon ben ik?” refereert aan de vroegere en de actuele situatie 
deelvragen kunnen zijn: wie was ik en wie ben ik nu als persoon?
o Persoonskenmerken slaan op mijn visie over intellectuele en karakteriële kenmerken van
mezelf en andere  onderscheid en vergelijking tussen: psychische (karakter) en
fysische (uiterlijk) persoonskenmerken van vroeger en nu
o Een andere belangrijke vraag gaat over de condities waarin een persoon leeft: sociale
rollen bv. ik ben mama, ik ben zus, lid van de Chiro,… /betekenisvolle anderen
 Extern / intern zelfbeeld: zelfpresentatie (hoe wil je je presenteren naar anderen?)
 Bewustzijnsniveaus: van sommige zaken ben je bewust en van anderen ben je onbewust
 Fenomenologische zelfconstructie en realiteit: mensen gaan zichzelf gaan overschatten of
verkeerd gaan inschatten

1.3 Informatiebronnen bij de opbouw van het zelfbeeld

Enkele belangrijke informatiebronnen bij de opbouw van het zelfbeeld en de zelfwaardering:
 Introspectie = we kijken in onszelf en nemen onze eigen gevoelens en gedachten waar bv. je
weet van jezelf dat je sociaal bent
 Zelfperceptie: we nemen ons eigen gedrag waar en gaan dit ook beoordelen bv. je slokt heel snel
een broodje naar binnen en denkt bij jezelf “Amai ik moet heel veel honger gehad hebben”
 Jezelf vergelijken met anderen
o The looking-glass self: je gaat kijken naar jezelf en denkt na hoe je overkomt bij anderen
a.d.h.v. reacties van anderen, je gaat die reacties gaan interpreteren
o Sociale vergelijkingstheorie (Festinger): in situaties waar we onzeker zijn, gaan we ons
heel vaak vergelijken met anderen
 Autobiografisch herinneringen = herinneringen uit ons verleden  Flitslichtherinneringen:
dingen die je niet meer vergeet en die vaak terug opkomen in een bepaalde situatie bv.
pestgedrag
o Egocentrische vertekeningen: men is geneigd het verleden te vertekenen zodat het zelf
meer op de voorgrond treedt bv. door meer te verwijzen naar jezelf of je eigen aandeel
o Achteruitzicht vertekening: de neiging om de eigen bekwaamheid tot voorspellen van
uitkomsten te overschatten voor gebeurtenissen uit het verleden bv. vertekening van
gerapporteerde schoolresultaten
 Culturele perspectieven  verband tussen culturele oriëntatie en conceptie van het zelf
o Bv. In China leeft men veel collectivistischer dan ons en gaat men vaker spreken met ‘wij’
o Bv. In Amerika is men veel individualistischer en spreekt men vaak met ‘ik’

1.4 De ontwikkeling van zelfbeeld en zelfwaardering

 Startpunt: beschrijving van zichzelf en anderen

Vermogen jezelf als een distinctieve entiteit te zien = noodzakelijke eerste stap

Ontwikkeling babytijd:
 IK/MIJ: geen onderscheid
 Objectpermanentie = beseffen dat wanneer een voorwerp weg is, je het niet meer kan zien, dat
het nog blijft bestaan
 Zelfherkenning = kinderen gaan zichzelf gaan herkennen bv. op foto’s, in de spiegel, op video’s en
ze gaan zichzelf beschrijven

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur daphnevanpamel. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

67096 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€6,99
  • (0)
  Ajouter