Lezen, spellen en rekenen – diagnostiek (HC’s + OC’s)
HC1 en 2: normale ontwikkeling lezen en spellen
Inleiding
Vormen van lezen:
Technisch lezen: verklanken van geschreven materiaal, kraken van de code
Begrijpend lezen: achterhalen van de betekenis van geschreven materiaal
Studerend lezen: geschreven materiaal opslaan om later te reproduceren
Belevend lezen: inleven, genieten en ontspannen bij lezen
Wat is spellen? (≠ schrijfmotoriek: ‘mooi’ schrijven)
- De schrijfwijze van een woord (‘manier waarop je woord schrijft’)
- De vorm waarin woorden geschreven worden
- De orthografie van een woord
- Het weergeven van auditieve codes in visuele codes
Orthografie van het NL (=spellingssysteem)
Nederlands is een taal met een alfabetisch schriftsysteem.
(‘oe’ = foneem = klank, ‘o’,‘e’ = grafeem = teken).
F -> G
Vb van één-op-één-relaties (1 foneem -> 1 grafeem): oe, ui, eu, a (altijd op deze manier)
Tegenvoorbeelden (1 foneem -> meerdere grafemen): au – ou, ei – ij, k – c
G -> F
Vb van één-op-één-relaties (1 grafeem -> 1 foneem): f, ie, oe, eu, ui
Tegenvoorbeelden (1 grafeem -> meerdere fonemen): c (‘k’ of ‘s’), o (‘o’ of ‘oo’)
Conclusie ‘de orthografische transparantie van taal’: Nederlands is een semi-
transparante taal: lezen (G -> F) is transparanter dan spellen (F -> G) (=> daarom leren
lezen makkelijker dan leren schrijven!).
De Nederlandse orthografie is gebaseerd op 4 principes:
1. Fonologisch principe (=basisprincipe!)
Dit is basisprincipe: je schrijft wat je hoort en je leest wat er staat (= klankzuivere woorden!:
poes). Basis is dus de GFK of FGK. Het uitgangspunt is de uitspraak. Beïnvloedende factoren:
dialect, allofonen negeren en coarticulatie (‘pazzop’).
,Probleem hierbij is dat er meer fonemen zijn dan letters. De oplossing hiervoor zijn digrafen
(2 letters vormen een nieuw grafeem) : homogene digrafen (aa, ee, oo, uu) en heterogene digrafen
(oe, eu, ui, ie, ei, ij, ou, ng, ch).
2. Morfologisch principe (-> vorm)
Dit is de wijze waarop woorden gevormd zijn. Een morfeem is de kleinste eenheid van taal
met betekenis of grammaticale functie. Er zijn twee soorten: vrije (huis) en gebonden
morfemen (boompje).
Zo ontstaan: samenstellingen, afleidingen, verbuigingen van woorden en vervoegingen van
werkwoorden.
Er bestaan 2 morfologische deelprincipes:
1. Principe van gelijkvormigheid: morfeem zoveel mogelijk op dezelfde manier schrijven
(vb. hond want honden)
2. Principe van analogie/overeenkomst: woorden die gelijkaardig gevormd worden,
worden op dezelfde manier geschreven (vb. ‘grootte’ want ‘hoogte’)
3. Etymologisch principe
De schrijfwijze wordt bepaald door herkomst: inheemse woorden, leenwoorden (overgenomen
uit vreemde taal – carrière, überhaupt).
4. Syllabisch principe
Syllabe = klankgroep. Er zijn twee regels:
1. Verenkelingsregel = een lange klinker wordt aan het einde van een klankgroep
verenkeld: je schrijft er maar één (vb. bomen, deken)
2. Verdubbelingsregel = na een korte klinker aan het einde van een klankgroep
verdubbel je de medeklinker van de volgende klankgroep (vb. pennen, klappen)
Conclusie:
- Onze taal is gebaseerd op 4 principes
- Basisprincipe = fonologisch principe: ‘ik schrijf wat ik hoor/ik lees wat er staat’
- De andere 3 principes ‘overrulen’ dit basisprincipe
Drie fasen in geletterdheid
Geletterdheid:
Dit is de kennis en vaardigheid die nodig is:
- Om via schriftelijke communicatie te communiceren en info te verwerken
- Om met numerieke en grafische gegevens om te gaan
- Voor het gebruik van ICT
Functionele geletterdheid:
Doordat een persoon geletterd is, kan hij participeren in zijn geletterde maatschappij.
,De drie fasen van geletterdheid:
1. Ontluikende geletterdheid (voorschoolse periode: 0-4j)
Het is de spontane belangstelling voor het geschreven woord (vb. peuter heeft foto van
letters in gedachten en kan elke Carrefour winkel herkennen ‘werk van papa’ & zo niet -> uitlokken!) . Het is
verbonden met mondelinge taalontwikkeling.
Het initiatief gaat eerst uit van volwassenen door aanwezigheid van materialen (vb. boekjes)
en door in interactie te gaan met het kind. Daarna gaat het kind zelf meer initiatief nemen
door voorleesboek te geven, door interesse te tonen bij zien van woorden… Interactie met
ouders is belangrijk.
Pre-alfabetische fase: kind herkent woorden obv visuele kenmerken
Partieel alfabetische fase: wel kennis over letter-klank relatie, bij beperkt aantal letters (vb.
‘dat is een letter uit mijn naam’)
2. Beginnende geletterdheid (2de kleuterklas - begin 1ste leerjaar)
Het bewustzijn voor schriftelijke taal groeit verder: verkennen van visuele materialen (vb.
gsm), ‘meelezen’ in een prentenboek, eigen naam herkennen en kunnen schrijven. De
eindfase van beginnende geletterdheid = ‘de elementaire leeshandeling’. Dit is de eerste
leesstrategie die een kind toepast: een geschreven woord opsplitsen in grafemen en daar de
bijbehorende fonemen aan koppelen.
Er is een belang van fonologisch bewustzijn (FBZ) en fonemisch bewustzijn:
FBZ is het inzicht in de klankstructuur van een taal en het kunnen goochelen met de klanken.
Het ontwikkelt vanaf 3j en is voltooid rond 9-10j. Er zijn geen verschillen tussen jongens en
meisjes en het kan getraind worden. Er is ook een invloed van meertaligheid (-> minder inzicht).
Je kan dit nagaan met: kunnen rijmen, auditief analyseren en -synthetiseren.
Dit ontwikkelt zich tot fonemisch bewustzijn: het splitsen van spraakstroom in
afzonderlijke klanken/fonemen (vb. man -> ‘m’ ‘a’ ‘n’). De moeilijkheden hierbij:
fonemen zijn abstracte linguïstische eenheden + een woord bestaat niet uit
afzonderlijke pakketjes maar vormen een continue stroom. Je kan dit nagaan met:
mkm-woorden analyseren, herkennen van begin-, midden- en eindklank.
Wederzijdse relatie fonologisch/fonemisch BZ en lezen:
1. Er is een samenhang tss FBZ en decodeervaardigheden: FBZ begin 1 ste lj correleert
met decodeervaardigheden aan einde 1ste leerjaar. De mate waarin kids in 3de KK over
een goed FBZ beschikken, voorspelt accuraat lezen in het 1 ste lj. Gerichte aandacht in
de kleuterperiode geeft voorsprong bij lezen in 1ste leerjaar.
2. Kids ontwikkelen FBZ verder door leren lezen
Invented spelling:
Kleuters gaan schrijven en gebruiken letters/symbolen die lijken op letters. Ze ontdekken dat
de mondelinge taal schriftelijk kan weergegeven worden en experimenteren hiermee.
, 3. Gevorderde geletterdheid (vanaf midden 1ste leerjaar - …)
Lezen en schrijven verloopt meer en meer geautomatiseerd en functioneel (met doel).
Technisch lezen (TL)
Technisch lezen:
Het verklanken van geschreven materiaal, het kraken van
de code (decoderen). Dit kan hardop of innerlijk.
Fasen in de leesontwikkeling:
1. Voorbereidend lezen (ontluikende geletterdheid)
Voorbereidende leesvaardigheden die van belang zijn:
- Fonologisch BZ: (auditief discrimineren, rijmen (actief en passief), woordherkenning, auditieve
analyse (giraf -> gi raf), auditieve synthese (gi raf -> giraf)) en fonemisch BZ (auditief discrimineren, -
analyse, -synthese, categorisatietaak (alle prentjes die beginnen met s), detectietaak bij mkm-wo (wat is de
eerste letter van man), alliteratietaak (geef wo die starten met s), deletietaak (wat is kast zonder ‘s’?), spoonerism (=2
wo aanbieden -> je verwisselt eerste klank van elk woord: vb. Piet Jansen en Jiet Pansen )
- Benoemsnelheid (-> goede voorspeller voor leessnelheid, niet trainbaar (dyslexie scoort hier zwak!))
- Letterkennis: beste voorspeller voor latere leesvaardigheid, belang ‘exposure’
(regelmatige blootstelling aan letters! -> vb. in 3 de KK boven kapstok hangt je naam…) -
spelenderwijs aan bod te laten komen in KK (in 3de KK - januari: 7 letters, juni: 10 letters)
2. Aanvankelijk lezen (beginnende geletterdheid)
Dit omvat het aanleren van alle klanken en doet zich voor in de eerste helft vh 1 ste leerjaar.
Centraal staat het zich eigen maken van de leestechniek (minder begrijpend en belevend lezen).
Het doel is dat kids alle letters kennen en in staat zijn mkm-woorden vlot te decoderen.
Alfabetisch principe -> fonologisch decoderen: men gaat van het besef dat letters symbolen
zijn die SK representeren naar de mogelijkheid om grafemen in fonemen om te zetten en dit
inzicht te gebruiken om nieuwe woorden te decoderen. Dit = elementaire leeshandeling.
Schematische voorstelling!!
Noodzakelijke deelvaardigheden voor de elementaire spellingshandeling:
- Auditieve deelvaardigheden: objectivatie, discriminatie, analyse, synthese, temporeel
ordenen, klankpositie bepalen
- Visuele deelvaardigheden: discriminatie, analyse, synthese, spatieel ordenen,
letterpositie bepalen
Indien een van deze vaardigheden niet ontwikkelt is, kan er niet gelezen worden. Tijdens
het lezen ontwikkelen deze verder!