De samenleving:
Inleidende begrippen:
-Mattheus effect: Vaak voorkomende vorm van onrechtvaardigheid.
Wie al veel heeft, zal nog meer krijgen – Wie weinig heeft, zal dat weinige verliezen
Vb: energiesubsidies (isolatie, zonnepanelen), bedrijfswagen, dienstencheques,
kinderopvange en kindergeld
Iedereen krijgt evenveel, maar alleen als de kinderen nog
studeren. Kinderen van laag opgeleide families stoppen
vaak na het middelbaar. kindergeld valt weg.
Veel van deze dingen zijn voor de al rijke mensen en hier
krijgen ze dan nog meer geld voor. De armere onder ons
hebben deze dingen niet en krijgen hier dus geen geld voor.
-Political correctness: Iets niet zeggen of niet doen uit angst om te worden beschuldigd van
discriminatie of racisme. / De leerkracht eist political correctness: Met respect spreken over
een bepaalde groep.
-Doelgroep: Niet echt een groep (ze hebben niet echt contact met elkaar, geen interactie)
-Vb: Mensen met dezelfde hobby, leeftijd, interesse
-Peergroup: Wel een groep, want er is wel interactie. Er zijn langdurige contacten, ze hebben
dezelfde leeftijd en situatie
-Vb: Wetenschapper binnen een bepaald domein, hangjongeren uit een wijk.
Hoofdstuk 1: Een mens leeft nooit alleen:
-Samenleving: Pas mogelijk wanneer mensen aan dezelfde situatie, dezelfde betekenis
geven. Dit gaat te paard met:
Interactie, communicatie, invloed uitoefenen en ondergaan, de ander interpreteren
-Vb: Tweehonderdnegenennegentig studenten zitten in één aula, er staat één docent
vooraan. Die driehonderd mensen geven dezelfde betekenis aan deze situatie: dit is een
les. Stel je voor dat een groepje studenten dit interpreteert als dit is een feestje en begint te
roepen, zingen, dansen, zuipen ... Of stel je voor dat de docent dit moment interpreteert als
zijn so you think you can dance. Het zou grappig zijn maar het zou niet lang duren. Bij zo
een verkeerde interpretatie is er geen samenleving mogelijk. De hogeschool zou heel
plezant worden maar niemand zou nog een diploma halen. En daarbij, docenten kunnen écht
niet dansen.
De mens maakt de samenleving:
, Thomas Theorema: ‘If men define situations as real, they are real in their
consequences./ de mens creëert zijn eigen sociale realiteit.
Vb: Kindje dat denkt dat er een monster onder zijn bed zit gelooft uiteindelijk ook
echt dat er monster onder zijn bed zit.
Vb: Het volstaat dat een jeugdwerker één jongere in de groep voortdurend als
minderwaardig behandelt. Na enige tijd gaan de andere leden van de groep dat ook
doen. En op de lange duur zal die ene jongere zichzelf minderwaardig gaan voelen.
Er was niks van aan in het begin. Maar het werd zo gedefinieerd en dus werd het
echt in z’n gevolgen. Inderdaad, wij mensen, ook sociaal werkers, creëren onze eigen
sociale realiteit.
1.2 Instituties maken de samenleving:
-Een institutie is heel abstract en wordt gekenmerkt door een vast gedragspatroon, het is
zichtbaar bij grote groepen mensen:
Gestandaardiseerd gedrag (bij veel mensen hetzelfde) (1)
Stabiel, maar kan veranderen (het is niet voor eeuwig hetzelfde) (2)
Geeft routine, voorspelbaarheid en orde (3)
Antwoord op levensnoodzakelijke vragen (4)
Vb GEZIN:
-(4) We hebben allemaal vragen ivm voortplanting, opvoeding, plek om te leven?
-(1) Nuclear family: standaard gezin van mama, papa en kindje(s) al eeuwen zo
-(2) Nuclear family is dus wel stabiel, maar er is een mogelijkheid tot verandering
Eenouder gezin, nieuwsamengesteld gezin
Andere voorbeelden: arbeid, religie, kledij Deze zijn allemaal door mensen gecreërd en
kunnen dus met der tijd opnieuw door mensen veranderd worden.
Belangrijke institutie: Solidariteit
Inleiding:
-Harde solidariteit:
Geeft rechten (we hebben RECHT op hulp)
Met regels en wetten, georganiseerd door de overheid
Ontstaan na WOII Social Pact
Vb: sociale zekerheid, voorzieningen voor zorg-opvang-begeleiding
=Verzorgingsstaat Overheid mee verantwoordelijk over het welzijn vd burgers
Verzorgingsstaat wordt afgebouwd doormiddel van bezwaar (het is allemaal te duur), dit
gebeurt met schijfjes (Salami gewijs) Nieuwe solidariteit ontstaat.