ECONOMIE
HOOFDSTUK 0: INLEIDING P2-11
Definitie economie
- Komt van het Grieks Oikonomia (Oikos: huis en nemen)
- Plaats in de wetenschap mensenwetenschap
0.1 Het doel van de economische wetenschap
Behoefte
Aanvoelen van een tekort en streven om te bevredigen
Verschillende behoeften
- Primaire of levensnoodzakelijke behoeften
Voeding, kleding, onderdak
- Immateriële behoeften
Onderwijs, ontspanning
- Collectieve of gemeenschappelijke behoeften
Bejaarden, onderwijs, wegen
- Individuele behoeften
Persoonlijk
Piramide van Maslow
- Abraham Maslow
- Ordening van behoeftes
- Streven naar de hogere laag, wanneer de vorige is bevredigt
Schaarse middelen
- Middel waarvan de verlangde hoeveelheid de beschikbare hoeveelheid zou
overtreffen indien het gratis ter beschikking stond
- Waardeverschijnsel prijs die wij moeten betalen
- Afhankelijk van je inkomen
Opportuniteitskost
- De waarde van de gemiste nettowinsten
Moeder die thuisblijf bij de kinderen ipv gaan werken
Nuttigheid en keuzeprobleem
- Behoeftebevrediging (nut) is voor iedereen anders
- Verplichte keuzes maken
- Maximale behoeftebevrediging nastreven
0.2 Welvaart en welzijn
Welvaart
- Wanneer de schaarste verminderd stijgt de welvaart
- Bruto Nationaal Product (BNP)
Waarde van alle goederen en diensten in een bepaalde periode in een land
worden geproduceerd
Welzijn
- Welbevinden vriendschap, liefde, gezondheid,…
- Nemen geen beslag op je schaarsemiddelen
0.3 Soorten goederen
Vrije goederen
- Natuur lucht (niet altijd even schaarst door o.a. smog)
, - Niet alleen voor gebruikswaarde ook voor status
Economische goederen
Zuiver individuele goederen
- Fiets, pintje
- Rivaliteit en uitsluitbaar er kan maar één zijn
Zuiver collectieve goederen
- Brandweer en politie
- Niet-rivaliseren beschermde persoon kan ook in gevaar komen
- Niet-uitsluitbaar voor alle mensen
Quasicollectieve goederen (min of meer)
- Kan privé maar wordt door overheid aangeboden
Onderwijs, rivaliteit, uitsluiting, lagere prijs,…
Consumptiegoederen
- Smartphone kun je maar één keer kopen maar
meerdere keren gebruiken economische
goederen
- Verbruiksgoederen niet duurzaam
- Gebruiksgedoeren duurzaam
goederen diensten
Investeringsgoederen
- Kapitaal goederen levensduur van minstens
één jaar consumptiegoederen investeringsgoederen
Gebouwen, machines, vervoersmiddelen
- Vlottende investeringsgoederen verwerkt of
vernietigd verbruiksgoed. gebruiksgoed. kapitaal goed. vlottende
Grondstoffen, hulpmaterialen
Extra begrippen
ROI
- Return on investement
- Geeft het redement op de investering aan
Payback
- In hoeveel jaar verdien je dit terug?
0.4 Consumptie en productie
Consumptie
- Aanwending van economische goederen voor niet-productieve doeleinden
- Consumeren gaat gepaard met de besteding van je inkomen
Productie
- Scheppen of toevoegen van waarde aan de economische goederen
- Produceren gaat gepaard met het verwerven van een inkomen
Productiefactoren
Natuur
- Primaire factor
- Leverancier van grondstoffen en energie
Arbeid
- Primarie factor
- Fysiek en intellectueel
,Kapitaal
- Afgeleide productiefactor
- Geproduceerde productiemiddelen
- Omwegprodictie langs een omweg bijdragen tot de behoeftebevrediging
- Afgeleide productiefactor in samenwerking met natuur en arbeid
0.5 De methode
Inductieve methode
- Vertrekt van een groot aantal feitelijke gegevens
- Van bijzondere algemene
- Bottom-up foutieve veralgemening
Deductief
- Veronderstelling
- Van algemene bijzondere
- Top-down foutieve conclusie
0.6 De ceteris-paribusclausule
- Effecten van één variabele onderzoeken & veronderstellen dat de rest ongewijzigd
blijft
- Denk aan terugverdientijd van je studies
- Pay back periode
- Kanttekening hogere wedde, status
0.7 Micro-, meso- en macro-economie
Micro-economie
- Gedrag van een individuele houshouding
Meso-economie
- Bepaalde huishoudingen
- Bedrijfstak,sector of regio
Macro-economie
- Alle bedrijven, gezinnen, overheidshuishoudingen
- BBP Bruto Binnenlands Product
- Inflatie brede stijging van producten of goederen
Mogelijke examenvragen
- Definieer collectieve behoeften
- Wat is het ‘economisch principe?’
- Wat zijn quasi-collectieve goederen, en geef een voorbeeld
- Wat is het verschil tussen deductie en inductie?
- Wat is een opportuniteitskost?
- Maak een berekening waarin je aantoont wat de investeringskost van je studies zijn.
- Vraag over artikels van map actua (vooral de begrippen in fluo, uiteraard geen cijfers)
HOOFDSTUK 9: CONJUCTUUR, GROEI, MILIEU EN DUURZAME
ONTWIKKELING P325-361
9.1 De conjuctuur
Sedert Tweede Wereldoorlog
- Constrante economische groeibeweging tot crisis
, - Technologische vooruitgang stijging productiviteit en productie (2008)
- Crisis vastgoed in US, bankencrisis, economische crisis (2008)
- Amplitudo’s afgezwakt verschil tussen maximum en minimum van de bewegingen
Beschrijving
De conjuctuurbeweging
- De opeenvolging van een periode van snellere
en tragere economische groei
- Hoogconjuctuur (ac)
periode waarin de groeivoeten voortdurend
hoger liggen dan de trend
- Laagconjuctuur (ce)
periode waarin de groeivoeten voortdurend
lager liggen dan de trend
- Expansie fase (ab)
begin van een hoogconjuctuur
- Boom (b)
hoogtepunt
- Recessie (bc)
groeivoeten dalen maar nog steeds groter dan de trend
- Depressie (cd)
groeivoeten dalen en zijn lager dan de trend
- Slump (d)
groeivoet begint te stijgen
- Economisch herstel (e)
economie is terug herstelt
Andere effecten
- Seizoens bewegingen toerisme aan de kust in de zomer
- Toevallige bewegingen staking
- Andere corona
Indicatoren van de economische activiteit
Het BBP
- Het bruto binnenlands product
- De totale toegevoegde waarde van alle landen in een geproduceerde finale goederen
en diensten
- Defleren inflatie uitschakelen om te kijken of je meer hebt produceert dan andere
jaren
Andere conjuctuurindicatoren
- Leading indicatoren kunnen doorgaans vroeger omslaan dan de meeste andere
- Lagging indicatoren blijven meestal achter en zijn vertraagt
- Coïndicidente indicatoren gelijkopend, vallen meestal samen met die van het bbp
Synthetische conjuctuurindicatoren
- Kwalitatieve of vertrouwenindicator (Nationale Bank België)