BEGRIPSVERHELDERING: METHODE EN METHODIEK
Professionele hulpverleners onderscheiden zich van niet-professionele hulpverleners door hun
methodische manier van werken. Dit veronderstelt dat zij kennis hebben van
hulpverleningsmethoden en deze ook leren hanteren
Professioneel handelen = methodisch handelen volgens bepaalde werkwijze of methode
Wat we precies verstaan onder methode en methodiek proberen we hieronder te verduidelijken. Er
bestaat veel terminologische verwarring rond deze begrippen. In de literatuur en op de werkvloer
worden de begrippen vaak door elkaar gebruikt. Maar in onze opleiding is er een duidelijk
onderscheid
METHODE
Wat is een methode?
◦ Voor elk beroep bestaan min of meer vaste werkwijzen, waarmee men kan beschrijven wat
men doet. Een hulpverlener werkt op een bepaalde manier. Hun handelswijze vertoont
overeenkomsten met de manier van werken van hun collega’s. We kunnen zeggen dat ze
werken volgens een bepaalde methode
◦ Het woord methode komt van het Griekse methodos. Het is een samenvoeging van de
woorden meta (naar) en hodos (weg) en betekent de weg waarlangs. Een methode is dus
een bepaalde manier van werken, een bepaalde werkwijze die men hanteert
◦ Van Dale omschrijft het woord methode als: een vaste manier van handelen om een
bepaald doel te bereiken
◦ De definitie van Bouwkamp die in het welzijnswerk gebruikt wordt, sluit daarbij aan. Hij
omschrijft een methode als: een gesystematiseerde wijze van werken om een doel te
bereiken
◦ Bassant omschrijft een methode als volgt: een methode is een omschreven en doelgerichte
werkwijze om met een cliënt of cliëntengroep in een bepaalde situatie een bepaald
vraagstuk op te lossen. Een methode geeft richting aan het handelen van de hulpverlener
door middel van aanwijzigingen voor het gebruik van instrumenten en technieken bv.
genogram
◦ Methoden = wegwijzers
,5 kenmerken van een methode:
1) Methoden hebben (vaak) een theoretische achtergrond
◦ In de hulpverlening worden talloze methoden gebruikt, die meestal gebaseerd zijn op
algemenere benaderingen, uitgangspunten en visies met betrekking tot de hulpverlening.
Voor de werkwijze die men hanteert is er dus vaak een expliciet theoretisch kader, wat
verantwoording geeft aan het handelen
◦ Niet alle methoden die de opvoeder-begeleider hanteert, zijn theoretisch gefundeerd.
Wanneer op de werkvloer nagedacht wordt over de werkwijze die men hanteert, dan kan
dit leiden tot de ontwikkeling van een methode. Methoden kunnen soms ook toevallig
ontdekt worden en ontstaan vanuit het spontane handelen
◦ Dit spontane handelen wordt ook aangeduid als voor-methodisch handelen. Spontaniteit,
creativiteit en impulsiviteit staan daarbij voorop. Ook in de hulpverlening heeft niet alles
wat je doet of niet doet, voortdurend te maken met methodisch handelen. Dankzij het
voor-methodisch handelen kunnen er nieuwe methoden ontstaan
◦ Wanneer werkwijzen succes hebben, kan men die veralgemenen naar andere situaties en
personen. Door middel van het doordenken en het systematiseren wat men doet, gaat
men van het niveau van voor-methodisch handelen naar het niveau van methodisch
handelen
◦ Dit handelen kan vervolgens verder doordacht, gesystematiseerd en bijgesteld worden,
zodat de methoden kunnen overgedragen en geleerd worden door anderen
◦ Als blijkt uit onderzoek dat een methode effectief is en dus werkt, dan spreekt men van
evidence-based. Dit gaat dus verder dan wetenschappelijk onderbouwd en theoretisch
verantwoord
◦ Aan begeleiders wordt aangeraden dat ze niet alleen de methoden gebruiken waarvan
wetenschappelijk is bewezen dat ze werken, maar dat ze ook oog hebben voor wat werkt
in de praktijk zonder dat daaraan onderzoek is verbonden. Niet elke methode is immers
automatisch succesvol, zowel cliënten als de hulpverleners hebben een belangrijke
invloed op de werking van een methode
2) Methoden zijn gericht op een doelgroep
◦ In de hulpverlening bestaat er een veelheid aan methoden
◦ Samen met de visie is de analyse van de doelgroep richtinggevend voor de werkwijze
die met hanteert
◦ Goede methoden zijn afgestemd op een precies omschreven doelgroep
◦ Methoden die overal goed voor zijn, bestaan niet, schrijft Bassant
◦ Het begrip doelgroep vatten we hier ruim op: het betreft niet enkel de cliënt, maar ook
het cliëntsysteem
◦ Methoden kunnen specifiek zijn voor 1 welbepaalde doelgroep (bv. Teacch-model: voor
mensen met ASS) of ruimer toepasbaar zijn (bv. Triple P)
,3) Methoden zijn doelgericht
◦ In de omschrijvingen van Bassant en Bouwkamp vinden we een belangrijk kenmerk van
een methode. Men werkt planmatig, doet iets op een bepaalde manier en men heeft
daarbij een doel voor ogen
◦ Bij het gebruik van een methode wordt naar iets concreet toegwerkt. Men is gericht op
het realiseren van een bepaald doel
◦ Zomaar wat bezig zijn met de cliënten veranderd dus in methodisch werken, als je
overweegt wat je doel is en professioneel analyseert hoe je dit het best kunt bereiken
◦ De manier van werken of de methode is een middel om tot een gesteld doel te komen.
Het is geen doel op zich
◦ De centrale vraag is steeds: waartoe en waarom gaat iemand iets op een bepaalde wijze
doen, wat wil men bereiken? Deze vraag of het doel moet steeds het uitgangspunt
vormen van het handelen. Dit handelen kan gericht zijn op het individu, de omgeving of
de wisselwerking tussen individu en omgeving
◦ Doelen op korte en lange termijn moeten hierbij voor ogen gehouden worden
◦ Een methode geeft dus richting aan het handelen, zoals Bassant aangeeft
4) Het werken met methoden is doordacht, systematisch en procesmatig
◦ Doordacht
- Wanneer hulpverleners volgens een methode handelen, dan werken ze niet lukraak
maar handelen ze weloverwogen. Ze zullen bewust bepaalde zaken doen, en
andere zaken niet
- Het element doordacht vinden we expliciet verwoord in de definitie van
Bouwkamp. Hij stelt dat een methode een vaste, weldoordachte manier van
handelen is om een doel te bereiken. Dat een methode doordacht is, hangt
uiteraard samen met de theoretische fundering van de methode en met het feit dat
men steeds doelgericht handelt
◦ Systematisch
- Winkelaar geeft dit kenmerk van een methode als volgt weer: je werkt volgens een
bepaalde systematiek en zet bewust verschillende stappen in een bepaalde
volgorde. Iemand die werkt volgens een methode, hanteert een bepaalde
systematische werkwijze
- Een methode bestaat meestal uit een aantal stappen, die op een bepaalde manier
moeten worden uitgevoerd. Sommige methoden zijn minitieus uitgewerkt en lijken
bijna op een recept. Andere zijn minder gedetailleerd en laten de hulpverlener
meer ruimte voor eigen interpretatie en aanpassing aan de omstandigheden
- Wanneer de hulpverlener methoden aanwendt, is er dus sprake van een bepaalde
mate van standaardisering (een vaste structuur met voorgeschreven stappen),
maar de afstemming op de individuele cliënt vraagt maatwerk
- De definitie van Houweling-Mijers en Vissers geeft het maatwerk goed weer: een
methode is een bepaalde aanpak, om voor een bepaalde cliënt of cliëntengroep, in
een bepaalde situatie, een bepaald vraagstuk op te lossen.
- Een methode bestaat uit een aantal stappen, die op een bepaalde manier moeten
worden uitgevoerd. Een methode kan in een protocol worden vastgelegd en
geoefend. Met een protocol bedoelen we een document waarin de regels,
afspraken en stappen voor het handelen worden vastgelegd die precies moeten
gevolgd worden
, - Een methode is handelingsgericht, zegt Bassant. Ze geeft aan wat de hulpverlener
moet doen en welke instrumenten en technieken hij daarbij kan/moet gebruiken
- Sommige methoden kennen een hoge mate van standaardisatie en protocollering,
maar we mogen ze nooit beschouwen als recepten, enkel als wegwijzers
◦ Procesmatig
- Hulpverlening is geen rechtlijnig gebeuren, waarbij alle stappen eenmalig en in een
bepaalde volgorde worden doorlopen
- De interventies en de stappen die gezet worden, staan nooit los van de
omstandigheden, de hulpverlener en de cliënt
- De cliënt en het cliëntsysteem spelen in de actieve rol in het hulpverleningsproces.
Dit proces heeft een circulair karakter en is in zekere mate onvoorspelbaar. Met
circulair bedoelen we dat het niet rechtlijnig is, maar er kan terug gegaan worden
naar eerdere stappen
- Na een evaluatie moet er soms worden bijgestuurd
- Een methode is daarom nooit geheel vast te leggen en moet ook ruimte laten voor
ontwikkelingen tijdens de hulpverlening
- Het streven is niet in de eerste plaats om in een vaste volgorde van de stappen en
handelingen gestandaardiseerde hulpverlening te bieden, maar om steeds opnieuw
het probleem van de cliënt, de doelen en de aanpak aan de orde te stellen en zo
nodig opnieuw te definiëren. In die zin is het werken met methoden een
procesmatig gebeuren. Elke stap wordt teruggekoppeld
- Het vraagt flexibiliteit en creativiteit van de hulpverlener om de werkwijze of
methode blijvend af te stemmen op de wensen en mogelijkheden van de cliënt en
zijn omgeving
- Methodisch werken is dus ook een cyclisch proces, en dit kan leiden tot bijsturing
van de methode. Met cyclisch wordt bedoeld dat het een proces is met fasen die
telkens opnieuw worden doorlopen. Er is geen strikte scheiding tussen de fasen
- Een goede hulpverlener is niet alleen iemand die over een heel arsenaal van
werkwijzen beschikt, maar vooral iemand die daarnaast de kunst verstaat de
situatie op zich in te laten werken en in wisselwerking met de cliënt zijn handelen
laat bepalen en bereid en in staat is de hulpverleningsrelatie als een menselijke
relatie te zien waar hij als persoon bij betrokken is
5) Methoden zijn persoonlijk gekleurd
◦ Wanneer methoden ontwikkeld worden, overgedragen en geleerd worden, dan betekent
dit dat anderen de werkwijze in een eigen situatie kunnen toepassen. Een methode is
immers niet voor eenmalig gebruik en is niet-persoonsgebonden
◦ Methode = voor meerdere personen, te leren van anderen
◦ Belangrijk: jezelf zijn en betrokken zijn!
◦ We maakten hierboven al duidelijk dat een methode min of meer gestandaardiseerd is, ze
heeft een vaste structuur met voorgeschreven stappen. Er zijn voorschriften, los van de
persoon
◦ Het aanwenden van de methode vraagt vaardigheden, bepaalde technieken en soms het
gebruik van bepaalde instrumenten. Toch mag een methode niet onpersoonlijk en statisch
worden. Er moet ruimte zijn voor een persoonlijke en dynamische benadering en een
persoonlijke invulling