Deel 1: De drie maatschappelijke functies
van kinderopvang
1 Kinderopvang in historisch perspectief
1.1 Waarom een historisch overzicht?
- “Ooit was het anders, het kan dus anders”
- KO is gesitueerd in een bepaalde sociale, economische en politieke context
- Waarbinnen een beleid gemaakt wordt
- En bepaald onderzoek waardevol is (bepaalde vragen gesteld worden en andere
niet)
- Dus een bepaald discours (= gesprek) dominant is
= een mentaliteitsgeschiedenis: hoe kijkt de samenleving naar kinderen
(kindbeelden) en gezinnen?
- ‘De staat het kind. Het kind de staat.’ In KO komt het publieke leven (beleid)
en het privéleven (opvoeding) samen
1.2 Het begin van de 20ste eeuw
- 1e KDV: 1845
- Plattelandsvlucht (= van platteland naar stad om werk te zoeken in nieuwe
fabrieken) hongerloon
- Noodgedwongen werken door M en V
- Kindersterfte omhoog (468/1000)
- Bewaaksters – bewaarsters
- “Daens”: huisvesting, werksituatie,…
1.2.1 Sociale onrust
Sociale onrust door levensomstandigheden betogingen + stakingen
opkomst arbeidsbeweging
- Minimale sociale voorzieningen
Bv. Kinderarbeid (sinds 1889, kind onder 12 jaar niet werken)
Bv. Loon in wettige betaalmiddelen (geld i.p.v. voedselbonnen)
- Arbeidsbeweging streefde naar een betere loon voor de mannen zodat de vrouwen
niet hoefden te werken
- Liefdadigheidsinitiatieven vanuit burgerij om ergste nood van armste te verlichten
- Geloof in eugenetica (Darwin, survival of the fittest, sterk ras voor toekomst)
1.2.2 Tekst van Henri Velghe
Met deze tekst illustreert men hoe men over kindersterfte en arbeidsmoeders dacht:
“Vele moeders weten helemaal niets over de noodzakelijke zorgen die een kind moet krijgen. Is
het niet zo dat vele kinderen vroegtijdig overlijden doordat ze de dagelijkse noodzakelijke zorgen
moeten missen, door onvoldoende voeding of door de schadelijke en gevaarlijke praktijken, die het
gevolg zijn van de domme vooroordelen, die zo ingebakken zijn in bepaalde lagen van de
bevolking! Men moet werkelijk volharden om deze jonge moeders te overtuigen van het belang van
hun moederlijke plicht. We moeten absoluut op een meer efficiënte manier de principes van de
kinderverzorging aanleren aan deze verwaarlozende moeders die zelfs de brochures niet lezen die
we aan hen uitdelen. “
1
,1.2.3 Veel kindersterfte
- Verklaring van sterfte:
o Rijke burgerij vergeet dat de context (woonomstandigheden) van gezinnen
erbarmelijk is
o Wel baseren op statistiek: verband tss sterfte en werkende moeder
moeders hadden geen andere keuze: M en V werken + baby naar
bewaakster MAAR ≠ verklaring van kindersterfte
o Interpretatie = onwetendheid (of kwade bedoelingen)
o Dominant denken = ‘slechte moeders’
o Ze investeren wel in adviezen voor moeders maar ze vergaten de context
van de situatie
Bv. Als je de context niet meeneemt, kan je wel denken dat moeders
slechte bedoelingen hadden, maar ze hadden er gewoon het geld niet voor
Ze negeren de context (woonomstandigheden)
o = decontexualisatie
1.2.4 Oplossing = aanpassen aan burgerlijk moraal
- Civilisatie of normalisatie = burgerlijk kerngezin als norm
- Liefdadigheid door rijke burgervrouwen
Bv. raadplegingen voor jonge moeders, volkskeukens, ‘melkdruppels’, eerste
crèches)
- Financiering door:
o Filantropische verenigingen (giften van welgestelde mannen)
o Caritatieve verenigingen
Bv. kloosters
Lieten V toe om een publieke functie uit te oefenen
(studeren/beroep)
- Overheid steunde + gaf subsidies MAAR geen verantwoordelijkheid
= gesubsidieerde vrijheid
- KO alleen voor de arme die zelf niet voor hun kind konden zorgen
- KO = noodzakelijk kwaad
(Overheid vond dit noodzakelijk om kindersterfte te verlagen, maar ook schadelijk omdat V
niet moeten werken maar thuis zorg aan hun kinderen geven)
- Vanaf 1909 eerste vorm van toezicht
= Economische functie van KO staat centraal
≠ pedagogisch project
1.2.5 Opstand Elise Plasky: 1910
- Ze maakte een maatschappelijke analyse van het probleem van de kindersterfte
- Vroeg aandacht voor de omstandigheden waarin de V moesten overleven
- Meer crèches die door de overheid ingericht, gecontroleerd en gesubsidieerd
moesten worden
- Haar stem werd volledig genegeerd
- Henri Velghe: dominante stem: “Het kind hoort niet in een crèche, het kind hoort
thuis bij de moeder te zijn.”
1.2.6 Streng toezicht in crèches
- KO = noodzakelijk kwaad tegen kindersterfte
o Ideaal = zorgende moeder, kinderen horen thuis te zijn
- 1919: Nationaal Werk voor Kinderwelzijn (NWK)
o Doel = hygiëne (sterfte indijken)
o Art. 2. Het Nationaal Werk heeft als taak, de kinderbescherming aan te moedigen en te ontwikkelen,
inzonderheid de verspreiding en de toepassing te bevorderen van de voorschriften en wetenschappelijke
2
, methodes van kinderhygiëne, hetzij in de huisgezinnen, hetzij in de openbare of private instellingen voor
opvoeding, bijstand en bescherming; de werken, welke zich met kinderhygiëne bezighouden, aan te
moedigen en met toelagen of op een andere wijze te ondersteunen; bestuurlijk en geneeskundig toezicht
te houden op de beschermde werken.
- 1944: 62 KDV (2700 knd) 1400 raadplegingen (180.00 knd)
o Subsidies: ouders onder armoedegrens
o Noodzakelijk kwaad streng welk kind toegang kreeg tot crèche
Discrete enquêtes, huisbezoeken, ‘morele’ handel en wandel van de
moeder,…
o Doorgeefluik (uit hygiënische overwegingen) tot in de jaren ‘70
o Bewaaksters = kwaal bestrijden
1.2.7 Samengevat
- KO = noodzakelijk kwaad om het kwetsbare kind (fysiek) te beschermen
- Geen aanvullende milieu maar compenserend milieu
- Onderliggend ideaalbeeld = zorgende moeder
- Groot wantrouwen tegenover wie dit niet kan (eerste van burgerij, later van NWK)
- Gezond lichaam = kapitaal van natie
- Economische functie primeert
1.3 Na de tweede wereldoorlog
- Welvaart (geluk) stijgt kindersterfte daalt doordat de leefomstandigheden beter
worden
- Anticonceptie voorhanden
(veel kleinere gezinnen, meer controle over kinderen, “gezinsplanning”
- Arbeidsmigratie: werkkrachten ‘importeren’ vanaf ’60 = economische welvaart
- Sociale voorzieningen: sociale plicht staat welvaartsstaat
Bv. ziekteverzekering, kinderbijslag, ouderschapsverlof, pensioenregelingen,…)
- Democratisering van onderwijs (eind ’60)
- Hoger opgeleide vrouwen + blijven werken wanneer ze zwanger zijn (niet bereid
loopbaan op te geven, wanneer ze (bewust) moeder werden)
- ‘The sound of love and peace’ = positieve, open mentaliteit van de mensen
(hippies)
1.3.1 Grote evolutie in ontwikkelingspsychologie
- Belang emotioneel welzijn
- Gehechtheidstheorie (Bowlby)
o Denkbeeld van Bowlby: moeder en kind ontwikkelen in de eerste levensjaren een unieke
emotionele band. Die basisveiligheid zal een grote invloed uitoefenen op de hele verdere
ontwikkeling van het kind. Maar op die emotionele band te ontwikkelen is het wel
noodzakelijk dat de moeder sensitief is (dat ze dus de signalen van de baby opmerkt en juist
interpreteert) en dat ze responsief is (dat ze dus prompt en correct inspeelt op die signalen).
Doet ze dat niet, dan riskeert de baby ‘onveilig’ gehecht te zijn.
1.3.2 Gevolg
- Van hygiëne (die blijft) naar pedagogiek (sinds ’50, in ’70 in volle expansie)
- Dominant
o Moeder = belangrijk
o Ideale opvang = opvang zoals thuismilieu
centrale vraag: Is kinderopvang goed? (want eigenlijk scheidt het
moeder en kind) Zijn er schadelijke zaken van de opvang?
- Belang van kwaliteit: continuïteit van verzorger, interactie met knd,
warme relatie (= responsive caregiving)
= educatieve functie van kinderopvang verschijnt
(warme interactie begon belangrijk te worden)
3