ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
INHOUD
• Hoofdstuk 1
w Inleiding
w “History of childhood’
w Grote stromingen
• Hoofdstuk 2
w Pre- en postnatale ontwikkeling en gedragsgenetica
• Hoofdstuk 3
w Gedragstoestanden en leerprocessen
• Hoofdstuk 4
w Cognitieve ontwikkeling
• Hoofdstuk 5
w Morele ontwikkeling
• Hoofdstuk 6
w Hechting
HOOFDSTUK 1
GESCHIEDENIS, BEGRIPPEN EN STROMINGEN
Terminologie
• Developmental Psychology
- Child Development (ontwikkelingspsychologie gaat niet alleen over de kindertijd)
• Lifespan Development (levensloop)
• Human Development
- Interdisciplinair (verschillende disiplines zijn ermee bezig, bv. geneeskunde,
psychiaters)
- met praktische toepassingen
De band tussen wetenschap en praktijk is nooit één op één.
à Descriptief denken in de ontwikkelingspsychologie.
Definitie
• Ontwikkelingspsychologie is
- de wetenschappelijke studie van
- de veranderingsprocessen en stabiliteit
- bij (een) individu(en)
- vanaf de conceptie tot aan de dood
- op verschillende domeinen
- in wisselwerking met de omgeving
Domeinen van ontwikkeling
• Fysisch: lichamelijke veranderingen en functies, perceptie en motoriek
• Cognitief: veranderingen in intellectuele vaardigheden: denken, aandacht, geheugen,
creativiteit en taal
• Socio-emotioneel: veranderingen in emoties, zelfconcept, identiteit en sociale relaties,
morele gevoeligheid
1
,Integratie van drie domeinen
• De domeinen beïnvloeden elkaar wederzijds.
- Cognitief – socio-emotioneel:
o Perspectief kunnen innemen van de andere = cognitieve prestatie
Heel belangrijk bij empathie, inlevingsvermogen
o Het inzicht (meestal ontwikkeld in vroege kindertijd) dat een object nog
steeds bestaat, zelfs als het verdwijnt uit het zicht, of andere zintuigen =
objectpermanentie
- Socio-emotionele – cognitief:
o Rol van temperament de één is al meer gedreven in wat hij doet dan de
ander
- Fysisch – socio-emotioneel:
o Sporten minder stress, hoofd leegmaken
o Handicap psychologische impact
- Socio-emotioneel – fysisch:
o Onzelfzeker meer eten dus zwaarlijvigheid
ontwikkelen door emoties weg te eten
Levensfasen
Early childhood in het engels is peutertijd en
kleutertijd samen.
Ontwikkelingstheorieën
• Beschrijven en verklaren van gedrag
- op specifiek gebied (bijv. cognitieve ontwikkeling, gewetensfunctie)
- in het algemeen (bijv. Freud, informatieverwerking, systeem-dynamische theorie)
De klassieke spanning empirisch-theorie is dus ook de spanning inductie−deductie:
- Inductie: van specifieke data veralgemenen
- Deductie: je hebt een theorie en daaruit kan je afleiden wat je zou moeten
terugvinden in experimenten/data voorspellen a.d.h.v. de theorie
Basisthema’s
• Continu of discontinu?
- Continu: graduele toename van een zelfde soort vaardigheid (alles is gebaseerd op
het vorige) – kwantitatieve verandering
- Discontinu: verschillende stadia met verschillende specifieke kenmerken –
kwalitatieve verandering
2
, - Er kan ook een combinatie zijn informatieverwerkingsbenadering: hier worden
beide samengebracht discontinuïteit is gevolg van continuïteit
• Universeel of individueel?
- Universeel: kritieke/gevoelige perioden (bv. een kind van 1j praat nog niet)
o Synchroon: over verschillende culturen heen
o Diachroon: doorheen de geschiedenis
- Individueel: verschillende contexten, we zijn allemaal verschillend, uniek
• Nature-nurture debat: genetische en omgevingsinvloeden
Nature en Nurture
• Nature
- Aangeboren (kan buiten het genetische zijn, niet noodzakelijk erfelijk), biologische
predisposities
- Gebaseerd op genetische (alles wat met erfeijk materiaal te maken heeft) overdracht
• Nurture
- Fysische en sociale wereld (bv. leerprocessen)
- Beïnvloedt biologische en psychologische ontwikkeling
Context van ontwikkeling
• Unieke combinaties van:
- Genen
- Omgeving
• Resulteert in verschillende paden van ontwikkeling
à In welke mate is iets erfelijk bepaald of in omgevingsfactoren? => In hoeverre verschillen
tussen kenmerken van mensen bepaald worden door verschillen in erfelijke basis en
verschillen in omgevingsfactoren? (bv. lichaamslengte; alle genen en weinig
omgevingsfactoren hebben hierin een rol gespeeld).
Historische visies op het kind
• Cruciale aanname van de ontwikkelingspsychologie
er bestaat zoiets als DE ontwikkeling van HET kind,
MAAR wat een kind is, is niet hetzelfde gebleven
doorheen de jaren de visie van het kind is
VERANDERD doorheen de jaren
- Middeleeuwen: kindertijd (tot ongeveer 7 – 8
jaar) is afzonderlijke fase
- 16e E: kind moet via opvoeding op het goede
pad gebracht worden kind wordt geboren
met “mankementen”/ bedorven wezen volwassenen in zak formaat
- 17e E: John Locke: tabula rasa empirie een mens komt ter wereld als een
onbeschreven blad alles kan dus nog gebeuren
- 18e E: Jean Jaques Rousseau nobele savages romantische visie
- Heden: voortschrijdende infantilisering adolescentie duurt langer
3
, ’’History of childhood’’
• Van den Berg: metabletica (1956) leer van veranderingen hoe we kind zien hangt af
van de historische periode
• Ariès (1962): à meer onderzoeksmatig
- Discontinuïteithypothese à geen continuïtiet, sprong in de geschiedenis; in de
middeleeuwen bestond het kind (psychologische betekenis, niet fysiek) niet,
nauwelijks verschil tussen kind en volwassene
- Veranderingshypothese à ongeveer vanaf 13e eeuw is er een continue toename te
zien in duur van kinderlijkheid en toenemende afstand tussen kinderlijke en
volwassen leefwereld (= infantilisatie). Dat is te zien in allerlei culturele
representaties van kinderen (afbeeldingen, schilderijen)
• Pollock (1987), Hanawalt (1993, 2003): kritieken op discontinuïteitshypothese à kinderen
behoren niet zomaar tot de volwassenen, maar vanaf 7-8j is kind volwassene
• Koops (1996): empirische toets van veranderingshypothese a.h.v. schilderijen
Beelden van kinderen: 10e en 11e eeuw
Het gezicht van het kind is zoals een volwassene.
Kinderen werden als volwassenen in zakformaat afgebeeld.
Het christus beeld word vanaf 13e eeuw kinderlijker en moederlijker afgebeeld.
Schilderijen van kinderen: 15e en 16e eeuw vs. 17e, 18e en 19e eeuw
18e eeuw: meest dramatische wijziging periode van Rousseau, hij
pleit dat moeders hun eigen kinderen gaan opvoeden/verzorgen.
19e eeuw: romantiek ophemelen van het jeugdige.
“Lady Cockburn and her children” (Sir Joshua Reynolds,1774)
Opvallende maat voor
moederlijkheid.
Philippe Ariès (1914-1984)
Het ‘Kindchenschema’ (Lorenz, 1971)
Links oudere dier, rechts het jongere.
Stand van de ogen: laag (kind), hoog (volwassene).
Ronding van het hoofd: rond (kind), platter (volwassene).
4