SOCIAAL- EMOTIONELE ONTWIKKELING
HOOFDSTUK 3: DE PASGEBORENE HOOFDSTUK 5: DE PEUTERTIJD
Gevoelsexpressie glimlachen & huilen = geen sociale glimlach maar uitdrukking van Ontwikkeling van een eigen “ik” ontdekking dat het kind een zelfstandig iemand is &
psychosociaal welzijn zelfbewustzijn dringt door
Spiegel en rouge test
Tss 6weken & 3 maand beginnen prikkels de glimlach uit te lokken
Gedragsuitwisselingen w- complexer en er is een groeiende interactie wat belangrijk is voor Transitionele objecten = brug tussen onafhankelijkheid en ontwikkeling van eigen identiteit
latere emotionele banden Nee periode & koppigheidsfase
Beginnen ook te begrijpen dat de ouders terugkomen
HOOFDSTUK 4: DE BABYTIJD
Basis van sociaal gedrag Contacten met leeftijdsgenoten vanaf 2j meer belangstelling voor andere kinderen = regelmatige
Emoties: basisemoties, uiten op dezelfde manier als volwassenen de non-verbale ruzies
emoties maar beleven dit n- op dezelfde manier
Glimlachen -> 3 & 12 weken glimlachen naar leuke stimuli sociale glimlach (= de Sociale vaardigheden leren voor een vlottere omgang met leeftijdsgenoten
glimlach van een baby op een andere persoon) +- 18m Andere kinderen van het gezin kan emotioneel moeilijk zijn, exclusieve aandacht (jaloers, angst,
Vreemdenangst & scheidingsangst (6-8m) agressie, regressie, …)
Voelen wat anderen voelen social referencing
= doelbewust zoeken naar info over de gevoelens van anderen om onduidelijke
omstandigheden & gebeurtenissen te kunnen plaatsen (rond 8-9m) Emotionele ontwikkeling
Zelfbesef -> spiegel en rouge test (18 & 24m) Grotere differentiatie vd gevoelsreactie
Groeiende beheersing vh gevoelsleven, waarbij emoties onder controle moeten gehouden
Hechting = + emotionele band die zich ontwikkeld tss kind en specifiek individu experiment w-
Harlow “aapjes”
Bowbly: moederliefde = vitaal voor psychologische ontwikkeling Zindelijkheidstraining = n- enkel resultaat van neuromusculaire rijpingsproces maar ook een
! Belang van een hechtingsfiguur gewoontevorming lust aan urineren (Freud -> anale fase)
Fasen in de hechtingsontwikkeling: Problemen tijdens zindelijkheidsproces
0-5maand = sociale & communicatieve signalen = ongerichte responsiviteit - Angst - Encopresis
-7maand = start van het hechtingsproces -> voorkeur 1 persoon - Koppigheid - Enuresis
-12maand = toenaderingsgedrag, handhaven nabijheid, kind heeft persoonsconcept - Constipatie - Enuresis nocturna
ontwikkeld, optreden vreemdenangst & scheidingsangst
1-4j = wensen & behoeften anderen begrijpen en relatie heeft karakter van wederzijds Zindelijkheid afhankelijk vd fysiologische rijping -> 18-30m
geven en nemen
+4j = hechtingsgedrag neemt af, wederzijdse affectie, vertrouwen & waardering = Kinderangsten
intern werkmodel - Angst voor natuurverschijnselen - Angst vr begripszwakte
- Angst voor vreemde dieren - Verlatingsangst
Mary Ainsworth vreemde situatie procedure - Angst voor eigen fantasieën
4 categorieën in hechting:
A. Afstand = vermijdend hechtingspatroon Trotsheidsfase/ koppigheidsfase
B. Basis = veilige hechting - Zelfbewustzijn groeit - Leren “neen” & “ik” kennen
C. Contact = ambivalente hechting/ afwerende - Nieuwe eisen omgeving kind
D. Desoriëntatie/ desorganisatie hechting - Peuter leert keuzes maken - Peuters zijn conservatief
- Kind moet leren uitstellen/ afstellen
Interactie met baby’s wederzijds regulatiemodel
Koppigheidsfase duurt enkele maanden, nadien verdwijnen de verzetsacties & treedt op als een
Sociale omvang met leeftijdsgenoten = reageren op leeftijdsgenoten en er is een grotere actuele reactie op een actueel bevel waarbij kind eigen activiteit moet stopzetten
belangstelling leren van nieuw gedrag, vaardigheden & capaciteiten invloed op cognitieve
ontw Houding vd opvoeders speelt een cruciale rol!
, SOCIAAL- EMOTIONELE ONTWIKKELING
HOOFDSTUK 6: DE KLEUTERTIJD HOOFDSTUK 7: DE LAGERE SCHOOLTIJD
Gehechtheid Gehechtheid
Sociale omgeving = uitbreiding & gehechtheidsdrang neemt geleidelijk af -> langere periodes zonder hechtingsfiguur Onveilig gehechte kinderen op schoot zitten, knuffelen, moeite met dit lang vol te houden &
verlangen naar ideale geborgenheid maar zullen dit volgens intern werkmodel n- vinden voelen
Intern werkmodel = idee in het hoofd van het kind over hoe interacties met anderen normaal gezien verlopen ervaringen, zich nooit veilig
bepaalt hoe nieuwe gehechtheidsrelaties aangegaan w- Nood aan regelmaat, voorspelbare situaties & veiligheid
Veilige hechting = vergroot de kans op latere positieve sociale relaties Veilig gehechte kinderen flexibel om opdrachten zelfstandig uit te voeren of steun/ hulp te
vragen, beschikken over basisvertrouwen om autonoom te functioneren
Begrijpen wat anderen denken
Theory of mind = iemands kennis & opvattingen over de wereld, het in staat zijn om verklaringen te bedenken voor hoe anderen Sociale relaties & vriendschappen
denken en waarom ze zich op een bepaalde manier gedragen Goede relatie met leeftijdsgenoten = leren van verschillende sociale vaardigheden,
Kleuters = beter in andere plaatsen lagereschoolkinderen zijn ook liever samen met leeftijdsgenoten dan met ouders
3j = onderscheid mentale & fysieke verschijnselen Beïnvloeden ook zelfbeeld & zelfvertrouwen op een positieve manier leren van elkaar
Beginnen begrijpen dat mensen motieven & redenen hebben voor hun gedrag hoe ze zich sociaal moeten gedragen
Sociale cognities = het denken over de sociale werkelijkheid, het denken over andere mensen, relaties tss mensen, regels tss Opsplitsing tss de geslachten meisjes met meisjes & jongens bij jongens
mensen Jongens: grotere groepen, leider door iedereen aanvaard
Meisjes: vaker in tweetallen, hiërarchie meer gelik
SEGELMAN = 5ontwikkelingsniveaus:
1. Fase 0 = tot 4j: het hebben v/e egocentrisch & ongedifferentieerd perspectief Éénseksegroepen = belangrijke ervaringswereld om gedrag te oefenen dat bij eigen geslacht hoort
2. Fase 1 = 4-7j: het kind weet gevoelens & intenties van anderen te onderscheiden van uiterlijke handelingen & ziet dat nadien wel meer contact
anderen eigen standpunten kunnen innemen
3. Fase 2 = 7-11j: reflectie op eigen denken & gedrag, kind ziet verschil tss werkelijk gevoelens & uiterlijk gedrag, kan Vriendschap speelt steeds grotere rol en vinden het steeds belangrijker
zich verplaatsen in anderen, vriendschap vlug verbroken maar ook vlug hersteld Invloed van vriendschappen heeft op verschillende manieren invloed op de ontwikkeling:
4. Fase 3 = 11-15j: groep leeftijdsgenoten = hecht geheel en sprake van solidariteit, duurzamer, uitpraten van conflicten, - Verschaffen info over wereld, anderen & zichzelf
groter zelfbewustzijn - Bieden emotionele steun
5. Fase 4= vanaf 15j: verdieping & vermaatschappelijking van het perspectief - Leren hoe ze hun emoties moeten reguleren
- Goede oefening voor interactie & communicatie met anderen
Ontstaan van vriendschappen - Intellectuele groei
3j-> echte vriendschappen te ontwikkelen eerder toevallig, n- duurzaam, oppervlakkig - Vaardigheden oefenen waarmee ze hechte relaties met anderen kunnen aangaan
Ouder worden = vriendschap stabiele relatie die gevolgen heeft voor de toekomst & kwaliteit van interacties verandert ->
vertrouwen, steun, … Stadia van vriendschap – Damon
Stadium 1: vriendschap gebaseerd op gedrag van anderen (4-7j)
Populariteit = al te onderscheiden in de kleuterschool & kan geobserveerd w- door sociometrisch onderzoek waar aan kind o Plezierige interacties
gevraagd w- namen te noemen naast wie hij/ zij wil zitten o Aardig & grootste deel van de tijd mee doorbrengen
Stadium 2: vriendschap gebaseerd op vertrouwen (8-10j)
Sociale conflicten tss 2-4j elke 5min in één of ander conflict betrokken o Wederzijds vertrouwen
o Kinderen die er voor je zijn
Agressief gedrag bij kleuters Stadium 3: vriendschap gebaseerd psychische nabijheid (11-15j)
Agressie = vaak gericht op het bereiken van een bepaald doel o Intimiteit & loyaliteit
Emotionele zelfregulatie = het vermogen om de aard en de intensiteit van de emoties aan te passen o Minder kijken naar activiteiten
Zelfbeheersing w- groter en sociale vaardigheden ontwikkelen ook
Status = relatieve positie die door andere leden van de groep w- toegekend
Oorzaken van agressie: belangrijk!!
Frustratie = agressie gewekt als belangrijke behoefte gestoord w- Populariteit = afgeleide van status, hoge status = eerder gemeenschappelijk sociaal gedrag vertonen
Sociale leertheorie = agressief gedrag aangeleerd via directe bekrachtiging – voorbeeldfunctie
Bandura = modelling, kinderen geneigd naar agressie als ze dat alleen maar gezien hebben en bootsen het na Wat bepaalt/ bevordert populariteit?
wanneer de kans Populaire kinderen hebben vak verschillende karaktereigenschappen gemeen
Bobo-doll experiment = meest agressieve kinderen wanneer er soms wel & soms n- beloond werd o Sociale competentie = het geheel van sociale vaardigheden dat een individu
Invloed van leeftijdsgenoten -> status stelt om succesvol te functioneren i/d sociale omgeving
Toename sociale relaties binnen & buiten het gezin = vergoot de kans op verschillende sociale contacten & de kans op Sociale probleemoplossing = de vaardigheid om problemen op te lossen, het gebruik van
het beleven van verschillende emotionele situaties en agressieve beelden -> tv strategieën om sociale conflicten op te lossen op manieren die zowel voor jezelf als voor
Dodge: situatie verkeerd inschatten & interpreteren (cognitief) anderen bevredigend zijn