SAMENVATTING BEWEGINGSSTELSEL 1
ANAMNESE EN KLINISCH ONDERZOEK BIJ MUSCULOSKELETALE AANDOENINGEN
Patiënt komt met een bepaalde klachten en dan moet je de pijnbron kunnen vinden à diagnose
maken om dan naar een aanpak te kunnen gaan
- Klacht is altijd 1 van volgende 3:
o Pijn
o Functiestoornis: bv patiënt kan zijn arm niet meer strekken
o Vormstoornis: bv een zwelling
ð Kan een zwelling zijn die de functie beperkt en ook pijn doet
à Arthron = samenstelling van het anatomisch gewricht (2 gewrichtsvlakken, gewrichtskraakbeen,
gewrichtsvocht, meniscus en kapsel) maar ook ligamenten, pezen, spieren, fascia, peesscheden en
slijmbeurzen
- Deze materie heeft invloeden van neurale
structuren die de materie moeten sturen à om
te kunnen bewegen heb je willekeurig
zenuwstelsel, autonoom zenuwstelsel en het
centraal zenuwstelsel nodig
- Ook vasculaire structuren hebben een invloed
op het arthron: slagaders, aders, lymfevaten en
haarvaten die energie aanbieden en afvoeren
zodat het arthron perfect kan werken
ð Als je de klachten van een patiënt gaat interpreteren moet je breder gaan kijken!
à SCHEMATISCH ONDERZOEK
1) Anamnese
2) Inspectie
3) Bewegingsonderzoek: actief en passief
4) Palpatie
5) Gewrichtstesten
6) Spiertesten
7) Neurologische testen
8) Aanvullende onderzoeken
1
, 1) Anamnese
à Niet allemaal in detail toepassen, de anamnese mag lang duren maar niet langer dan nodig. Soms
wordt er niet diep genoeg ingegaan op de klachten en de ondervraging als artsen te snel willen
handelen à afhankelijk van de klacht een langere of kortere anamnese
- Huidige klachten: lokalisatie, tijd, karakter, invloed (waardoor ontstaat de klacht) en
associatie (welke symptomen komen samen met de klacht)
- Ziektegeschiedenis
- Sociale anamnese: beroep, sport/hobby, ongevallen en operaties, thuissituatie à
biopsychosociaal model!
- Medische anamnese: bij musculoskeletale anamnese kunnen er klachten zijn die er op lijken
maar eigenlijk achterliggend van een orgaanprobleem komen
o Bv rugpijn bij een prostaatpatiënt
- Familiale anamnese: voorgeschiedenis van ouders en familie, erfelijke ziekten in de familie
à Wat is volgens de patiënt het probleem? Je moet aan de patiënt vragen volgens hem
de oorzaak van het probleem is
à In dossiers maken ze dikwijls een tekening tijdens de uitleg van de patiënt om de
klachten te localiseren
- Goed om de patiënt op te volgen in de toekomst maar kan ook een idee geven
over de diagnose die je gaat stellen
- Iemand die overal pijn heeft gaat een andere diagnose hebben dan iemand met
een bepaalde klacht
à ALTIJD NAVRAGEN bij musculoskeletale problematiek:
- Nachtelijke pijn?
o Nachtelijke pijn wijst vaak op een inflammatoir probleem en dat mag je niet missen
- Pijntoename bij hoesten, niezen en persen?
o Als dat zo is wijst het vaak op een drukstijging intraspinaal (niet altijd!) à verhoogde
druk wijst vaak op durale problemen zoals herniaproblemen of intradurale
pathologie
- Pijntoename bij langdurig aanhouden van dezelfde houding (lang staan, lang zitten, lang
liggen?) Beter in beweging?
o Dit is bijna pathognomonisch voor ligamentaire pijn
o Hypermobiliteit met soepele gewrichtsbanden en gemakkelijk ligamentaire pijn à
anamnese is bijna altijd hetzelfde ‘ik kan niet lang in dezelfde houding blijven en als
ik in beweging ben dan heb ik minder klachten’
2
, 2) Inspectie
= met je eigen ogen kijken en niet aanraken! à van zodra je de patiënt aanraakt ben je aan het
palperen
- Gewoontebewegingen: hoe gedraagt de patiënt zich bij het stappen, hoe kleedt patiënt zich
uit
- Houding: gewoontehouding, antalgische houding of niet
- Vorm: veranderingen van normale contouren bv zwellingen hypotrofie of atrofie van de
spieren, deformaties
- Huid: kleur, littekens, eczeem, bindweefselzones
- Hulpmiddelen: wandelstok, steunapparaat, korset
à Inspectie kan je doen bij een patiënt die in profiel voor u
staat en dan kan je de curve goed zien: cervicale lordose,
thoracale kyfose en lumbale lordose. Je kan kijken of het
normaal of te veel is, …
- Patiënt ook langs de achterkant bekijken à is er
bekken kanteling, staat het bekken in het horizontale
vlak, bekken rotatie, fossa supra- en infraspinata nakijken, oksels bekijken, knieholten en
voeten bekijken, …
- Als je de patiënt voor de eerste keer ziet moet je tijd nemen voor de inspectie à dingen
noteren die opvallen
o Bij veel musculoskeletale klachten zullen veel statiekafwijkingen opgespoord kunnen
worden bij een deftige inspectie à je kan er veel uithalen naar diagnose toe
3) Bewegingsonderzoek
- Actieve bewegingen, passieve bewegingen (= zelf de beweging uitvoeren bij de patiënt) en
geleid actief bewegingsonderzoek (= patiënt beweging laten uitvoeren terwijl je de lidmaat
mee gaat begeleiden)
- Actieve bewegingen + passieve bewegingen voor elk gewricht à belangrijk onderscheid!
o Als de patiënt in de schouder bv een actieve beweging uitvoert en die is volledig
normaal en goed uitvoerbaar dan moet je geen passieve beweging doen
o Passieve bewegingen doe je vooral als er een verstoring is in de actieve
beweeglijkheid bv als iemand een abductie doet van de schouder in het frontale
vlak
§ Bv de actieve abductie is normaal, als je de patiënt helpt is het ook
normaal à geen passieve beweging nodig
§ Als de patiënt niet verder geraakt bij de actieve beweging moet je de
passieve beweging zelf uitvoeren à zelf de arm in abductie brengen en
dan is de beweging bv wel volledig
- Verschil tussen actieve en passieve bewegingen:
3
, o Actieve beweging: patiënt gebruikt zijn eigen spieren
o Passieve beweging: patiënt gebruikt zijn eigen contractiel systeem niet
o Als de beweging actief beperkt is maar passief volledig à contractiele structuren
laten het afwegen
o Als de schouder actief 90° in abductie gebracht kan worden en passief helemaal tot
boven geraakt à waarschijnlijk supraspinatus lijden
o Als de beweging passief niet verder gaat is het geen contractiele structuur die
gezorgd heeft voor de beperking van de abductie
§ Niet-contractiele structuur die het vaakst aangedaan is bij schouder
problemen en die abductie kan beletten = bursa subacromialis à geen
actieve abductie maar ook geen passieve volledige abductie
ð Belangrijk verschil tussen passief en actief onderzoek! Kan veel informatie geven over welke
structuur aangedaan is
à Teken van Trendelenburg:
- Aan rechtop staande patiënt vragen om 1 heup en knie te buigen
bv 90° en dan kijken wat er gebeurt bij deze actieve beweging
- Links: ‘hoe zit het met de functie van de linkerheup?’
o Als de linkerheup goed stabiel werkt door de spieren dan
ga je zien dat bij het aanheffen en buigen van de
rechterheup en knie het bekken aan de rechterkant hoger
komt
o Teken van Trendelenburg is normaal aan de linkerkant
- Als patiënt op de linkerkant steunt en de rechter heup en knie buigt en je ziet dat het bekken
naar rechts beneden kantelt à geen goede musculaire stabiliteit van de heup bij deze
actieve beweging
o Positief teken van Trendelenburg aan de linkerkant
ð Hoort bij actief en passief bewegingsonderzoek
4) Palpatie
- Huid en onderhuid: temperatuur links-rechts vergelijken, vochtigheid,
gevoelsgewaarwording, Kiblertest
o Kiblertest = huid oproltest à huid oprollen en voelen of we in
zones komen die voor de patiënt pijnlijk zijn
§ Op de plaats waar de Kiblertest iets uitlokt
o Dermatomen op de huid à niveau van de tepel = dermatoom
th4, th1 ligt aan de elleboog binnenzijde
4