ORTHOPEDAGOGISCH KADER
1 Orthopedagogisch kader: ouder-kindrelatie
1.1 Domeinen van samenleven in het gezin
De kern van het opvoeden bestaat uit de veelvuldige interacties tussen het kind en
de opvoeder op verschillende domeinen binnen de samenleving (blauwe kader).
Verschillende domeinen van samenleven zijn:
» verzorgen: kleden, baden, wassen (enorm aanwezig bij jonge kinderen)
» leren/ werken: werken voor school, opruimen, afwassen
» spelen/ ontspanning: gezinsactiviteiten zoals uitstappen, bezoek
» omgang: overgangsmomenten waarbij men niet iets specifiek doet, maar wel
elkaar tegenkomt
Ter Horst wijst erop dat menselijk contact meer kan zijn dan verbaal interageren. Bij
een opvoedingsprobleem moet men nadenken hoe men deze grondvormen moet
herstellen.
1.2 Componenten van opvoedingssituaties in het gezin
Binnen opvoedingssituaties kunnen we 2 componenten onderscheiden:
» pedagogisch klimaat:
Pedagogisch klimaat: de sfeer waarin de opvoeding zich afspeelt; stijl en context.
Het klimaat wordt bepaald door de kwaliteit van de relatie tussen de ouders en
kinderen. Gaan ouders op een geïnteresseerde/ warme manier om met kinderen of
koud/ ongeïnteresseerd.
» situatiehantering:
Situatiehantering: handelen m.b.t. het kind van de ouders in concrete situaties.
Pedagogische vaardigheden: impliceert een kwaliteit en wijst eenzijdig op
kenmerken van de ouder.
≠ geen synoniem voor pedagogische vaardigheden. Omgaan met kinderen gebeurt
namelijk niet altijd op een pedagogisch vaardige manier. In het handelen is een
patroon waarneembaar.
1
,Vb.: binnen positief klimaat kunnen ouders zich boos maken op kind om zijn/haar
welbevinden OF problemen hebben met situatiehantering wanneer kind niet wil gaan
slapen door bang voor het donker
1.3 Pedagogische vraag: kindfactoren
Enkele kindfactoren zijn:
» Genetische factoren
» Neurobiologische factoren
» Temperament & Persoonlijkheid
» Ontwikkelingsfase
» Specifieke noden
1.3.1 Pedagogische vraag (Kok)
Uit bovenstaande kindfactoren, in interactie met de omgeving, resulteert de
pedagogische vraag van het kind. Elk kind heeft een eigen pedagogische vraag. Er
zijn enkele basiscomponenten te onderscheiden binnen de pedagogische vraag:
Steun zorg en positieve commentaar om vertrouwen in zichzelf en anderen
te krijgen
Stimulerin kans krijgen om op verkenning te gaan, te leren problemen
g oplossen, zelfstandig te worden
Sturing grenzen nodig om te weten wat kan en niet kan, om leren rekening
te houden met anderen, om niet stuurloos, storend of onzeker te
worden
De opvoeder kan ingaan op de pedagogische vraag van het kind door:
Steunen geven van zorg (ook materieel: huisvesting, kledij, voeding, …),
liefde, warme aandacht, …
Stimuleren kind aanmoedigen om nieuwe dingen te proberen en te leren, om op
ontdekking te gaan, om te spelen, praten, vrienden te maken, grote
en kleine problemen op te lossen, zelfstandigheid stimuleren
Sturen als opvoeder leiding geven aan het kind, verwachtingen
verduidelijken, grenzen stellen en bij ongewenst gedrag bijsturen
2
, kan je ook zien als socialiseren: kind inleiden in waarden en
normen van maatschappij waarin je leeft
1.4 Pedagogisch aanbod: ouderfactoren
» persoonskenmerken
» opvoedingsgeschiedenis
» andere factoren (afbeelding 2)
Pedagogisch besef: manier waarop ouders betekenis geven aan gedrag van kind
en hoe zij eigen handelen hiernaar richten en vorm geven.
Voldoende pedagogisch besef is weten wat in het belang is van het kind en zich
daarop afstemmen.
1.4.1 Pedagogische vaardigheden
Pedagogische vaardigheden: kwaliteiten van ouders op vlak van onderstaande
aspecten (≠ hoe je dingen concreet doet in opvoedingssituatie).
Patterson et al. hebben enkele vaardigheden vastgesteld die belangrijk zijn voor de
positieve ontwikkeling van kinderen:
» Leiding geven, grenzen stellen:
❊ Opdrachten geven
3