- VUB
- Theorie in vraagvorm verwerkt (Q&A), indien je dit kent is het theoretisch deel kinderspel.
- Hoofdstuk 4-5 Jaarrekeninganalyse zijn niet te kennen, de taak omvat deze delen volledig (niet opgenomen in samenvatting)
- Prof: Stefanie Ceustermans
- Faculteit Sociale Wetensch & SolvayBusi...
1) Waaruit bestaat de jaarrekening (JR)? Welke componenten omvat de jaarrekening?
De jaarrekening (JR) bestaat uit 3 delen: Balans, resultatenrekening en de toelichting (uitleg/verduidelijking
rubrieken balans en resultatenrekening + waarderingsregels => LIFO/FIFO, lineaire/degressieve afschrijvingen)
2) Verschillen in samenstelling jaarrekening tussen landen
De samenstelling van de jaarrekening (JR) kan verschillen van land tot land.
a) België: Extra sectie, sociale balans = Specifieke informatie over het personeel (Aantal tewerkgestelden,
personeelsverloop, opleidingsplannen)
b) VS: Kasstroomtabel verplicht = Cruciaal middel voor de liquiditeit
3) Verschil tussen enkelvoudige (EJR) en geconsolideerde jaarrekening (GJR) (Zie eveneens HFST6)
EJR: Dochter en Moedervennootschap, beiden moeten een EJR opmaken, deze gaat over 1 juridische entiteit.
(We houden geen rekening met het geheel/de groep)
GJR: Jaarrekening voor de groep van ondernemingen. Wanneer de Moeder +/- 50% van de aandelen van de
Dochter bezit zal de moeder een tweede jaarrekening moeten opmaken, de GJR.
4) Waaruit bestaat de balans + beginselen? (extra: Verschil in weergave)
De balans is een momentopname en geeft de vermogenstoestand van een onderneming weer op een bepaald
ogenblik. De balans bestaat uit een actief en passief:
a) Actief: Alle bezittingen van de vennootschap => Waar gaat het geld naartoe?
a. VA: Vaste activa : Bedoeld om duurzaam voor de bedrijfsuitoefening te worden gebruikt
b. VLA: Vlottende activa: Worden (zo snel mogelijk) omgezet in liquide middelen (< 1jaar)
b) Passief: Financieringsbronnen => Waar komt het geld vandaan
a. EV: Eigen vermogen (Kapitaal, OR) = van de aandeelhouders
b. VV: Vreemd vermogen (<1j >1j) ≠ van de aandeelhouders)
i. Schulden (> 1 jaar)
ii. Vlottende schulden (<1 jaar)
Beginselen: a) Boekhoudkundige gelijkheid 1) ACTIEF = PASSIEF (Tot. A of P = ondernemingswaarde)
2) BEZITTINGEN = EV +SCHULDEN
Aandeelhouderswaarde = EV = Bezittingen – Schulden)
b) Dubbel boekhouden: Bij elke transactie worden minimum. 2 rekeningen beïnvloed.
Horizontale vorm = Account format VS Verticale vorm = Report format (Praktijk)
1
, HFST1 : ALGEMENE BOEKHOUDKUNDIGE BEGRIPPEN
5) Waarom dienen we voorzichtig om te springen met het begrip “waarde”? Waarde is relatief.
Posten in de balans kunnen op een andere manier gewaardeerd worden dan wat de werkelijke waarde is van
de onderneming
a) Historische kostprijs : Aanschaffingswaarde van actief (vb: gebouw ; voordeel: objectief) HWMW is
mogelijk, indien duurzaam in waarde gestegen en geen problemen met rentabiliteit onderneming.
b) Marktwaarde (Fair value): Reële waarde/ huidige/werkelijke waarde in de markt. (Nadeel, niet
altijd even objectief)
6) Waaruit bestaat de resultatenrekening (RR) + toerekeningsaanpak <> verschil met kasaanpak?
Resultatenrekening:
In België worden de bedrijfskosten opgedeeld naar aard (60: Aankopen GS/HS, 61 D&DG, 62 Lonen, 63
afschrijvingen, Overige kosten) <> Naar functie: (Productiekosten = COGS, administratie- en verkoopkosten)
De waarde in de JR is gebaseerd op de historische kostprijs. Deze houdt geen rekening met verandering in de
markwaarde, maar wordt wel afgeschreven.
7) Resultatenrekening: verschil toerekenings- en kasaanpak? Wanneer mogen we en opbrengst/kost
boeken?
Accrual basis (toerekeningsaanpak) VS Cash basis (kasaanpak)
2
, HFST1 : ALGEMENE BOEKHOUDKUNDIGE BEGRIPPEN
1) Welke van de verrichtingen beïnvloedt het resultaat van een vennootschap niet, in zowel boekhouden op
‘cash’ basis (kasaanpak) als boekhouden op ‘accrual’ basis (toerekeningsaanpak)?
A) Betaling van huur voor de volgende twee maanden.
B) Toerekening van vooruitbetaalde huur.
C) Betaling van een cash dividend
D) Erkenning van de afschrijvingen.
2) Welke van de volgende transacties zou de winst doen dalen volgens de ‘cash’ basis (kasaanpak) maar niet
volgens de ‘accrual’ basis (toerekeningsaanpak)?
A) Voorafbetaling van interesten voor twee periodes.
B) Boeking van afschrijvingen.
C) Aankoop van goederen op krediet.
D) Betaling van de elektriciteitsrekening voor de periode.
3) Welke van de volgende uitspraken is correct?
A) Hoe groter het dividend, hoe kleiner het eigen vermogen.
B) Hoe groter het overgedragen resultaat, hoe groter het dividend. .
C) Hoe groter de winst, hoe groter het dividend.
D) Hoe groter het dividend, hoe kleiner de winst.
4) Algemeen boekhouden gebeurt op 'accrual'-basis. In vergelijking met ‘cash’ basis boekhouden leidt dit tot:
A) Een lager resultaat.
B) Een hoger resultaat.
C) Geen uitspraak mogelijk.
D) Hetzelfde resultaat.
Oplossingen:
1C: Dividenden zijn geen kosten maar terugbetalingen aan aandeelhouders
2A: Voorafbetaling van interesten voor twee periodes.
3A: Hoe groter het dividend, hoe kleiner het eigen vermogen. Het dividend wordt van het overgedragen
resultaat afgetrokken.
4C: Geen uitsprak mogelijk: Accrual: Opbrengsten als ze worden gerealiseerd en kosten als ze worden
opgelopen <> Cash: ontvangst/uitgave
3
, HFST2 : THEORIE VAN DE EXTERNE VESLAGGEVING
1) Wat is het belang/doel van de jaarrekening? Waarom wordt een JR opgesteld?
Belang/Doel van de JR: Bruikbare en nuttige informatie zodat de gebruikers goede economische beslissingen
kunnen nemen.
2) Wie zijn de gebruikers van de JR? Som 5 gebruikers van de JR op (totaal 7)
- Bestaande en potentiële investeerders/AH : Inschatten wat de waarde van hun investering is.
- Werknemers (WN) :Beeld winstgevendheid onderneming => Vakbonden: oordeel vermogen
vennootschap om lonen te betalen/werkgelegenheid te creëren.
- Bedrijfsleiding : Beoordelingen beslissingen uit verleden, toekomstige rentabiliteit voorspellen.
Beoordeling management vaak gelinkt aan financiële resultaten.
- Banken/geldschieters : Ratio’s die invloed hebben op interest/(bijkomende) waarborgen.
- Leveranciers : Wensen voldoende zekerheid dat de onderneming de goederen/diensten zal betalen.
- Klanten :Zekerheid levering kwaliteitsproduct binnen gestelde termijn, service na levering garanderen.
- Overheid :Bepaling van de te betalen belasting.
3) Welke belangrijke boekhoudstromingen onderscheidt men? (verschillende benaderingswijzen) Wat zijn
hun verschillen en waaronder valt België?
1) Angelsaksische model
a. Nood aan kapitaal door de industrialisatie (noodzaak kapitaal) => Informatie voor investeerders
b. AH = belangrijkste gebruiker van de JR
c. IFRS (International Financial Reporting Standards)
d. Fair value/ Reële waarde
e. JR moet relevant/tijdig zijn (neutraal)
f. Dual reporting: Financiële rapportering voor de AH (gebruikers) ≠ fiscale doeleinden (fiscus)
2) Continentaal-Europees model (België)
a. Er waren veel faillissementen => Men wou de leveranciers beschermen
b. Regels opgelegd door de overheid
c. Historische kostprijs
d. JR moet betrouwbaar zijn (objectief/voorzichtig)
e. Eenheid van de JR: Zelfde/één JR voor financiële rapportering voor de AH/fiscale doeleinden
4) Waarvoor staat/Wat is GAAP en IFRS ? Leg kort uit:
1) (GAAP) Generally Accepted Accounting Principles: Spelregels of BH-principes die de onderneming
moet volgen bij het opstellen van de JR. BE/UK/US GAAP,…. (elk land zijn GAAP)
2) (IFRS) International Financial Reporting Standards: Geheel van normen die een wereldwijd
referentiekader bieden voor de financiële verslaggeving van ondernemingen.
a. Iedereen spreekt dezelfde taal => Profits op eenzelfde manier bepalen
b. Wie ? Door de IASB: International Accounting Standards Board
c. Waarom ? Transparantie creëren en vergelijkbaarheid verbeteren
5) Wie moet/mag (niet) een EJR/GJR jaarrekening opstellen volgens IFRS?
EUROPA EJR GJR BELGIE EJR GJR
Beursgenoteerd Optie Verplicht IFRS Beursgenoteerd Verboden Verplicht IFRS
Niet-beursgenoteerd Optie Optie Niet-beursgenoteerd Verboden Optie (onherroepelijk)
1
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Goku007. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,48. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.