Landelijke kennisbasis toets (LKT) taal samenvatting
186 vues 20 fois vendu
Cours
Landelijke Kennisbasis Taal
Établissement
Hogeschool Arnhem En Nijmegen (HAN)
Book
Basiskennis taalonderwijs
Een samenvatting voor de landelijke kennisbasis toets taal van 10voordeleraar.
De samenvatting is gemaakt aan de hand van de 'Toetsgids Nederlands' van het studiejaar , van 10voordeleraar. Alle criteria die getoetst (kunnen) worden staan in deze samenvatting.
De samenvatting is overzichtelijk ...
Sociale taalfuncties
De sociale taalfuncties kunnen we in drie verschillende soorten aanwijzen:
1. Zelfhandhaving;
2. Zelfsturing;
3. Sturing van anderen;
4. Structurering van het gesprek;
Wordt ook wel de communicatieve taalfunctie genoemd.
Zelfhandhaving
Opkomen voor wat je wil, jezelf beschermen en verdedigen wat je hebt.
Bijvoorbeeld: Bo komt op voor wat ze zelf wil: ze draagt de tas en wil daar
geen afstand van doen.
Zelfsturing
Aangeven wat je gaat doen, het handelen met woorden ordenen en plannen
aankondigen.
Bijvoorbeeld: Bo geeft aan wat ze gaat doen: ik ga naar de bakker.
Structurering van anderen
Taal gebruiken om het gedrag van anderen te beïnvloeden.
Bijvoorbeeld: Bo beïnvloedt het gedrag van Anne door te vragen: ‘Ga je
mee?’
Structurering van het gesprek
Taal gebruiken om het gespreksverloop te beïnvloeden.
Bijvoorbeeld: Johan zegt: “Nou moeten jullie zeggen wat je wilt kopen.”
De cognitieve taalfunctie
De taal wordt gebruikt als een hulpmiddel om je gedachten te ordenen en greep
te krijgen op de werkelijkheid.
We kennen drie cognitieve taalfuncties:
1. Rapporteren;
2. Redeneren;
3. Projecteren.
Rapporteren
De meeste eenvoudige taalfunctie.
Wanneer je bijvoorbeeld verslag doet van iets wat in de werkelijkheid
voorkomt.
Redeneren
Een stapje verder dan beschrijven, want je bewerkt de gebeurtenis door een
extra denkstap in te bouwen.
Gebeurt bijvoorbeeld door een gebeurtenis chronologisch te ordenen:
o “Er kwam een fietser aan en die ging linksaf en toen kwam er van
de andere kant een auto.”
Je kunt conclusies trekken:
o “Die fietser lette niet goed op.”
1
, Je kunt een relatie leggen tussen middel en doel:
o “Als je niet goed oplet, loop je de kans op een ongeluk.”
Je kunt een relatie leggen tussen oorzaak en gevolg:
o “Die automobilist kon het niet goed zien, doordat die heg zo hoog
is.”
Projecteren
De meest lastige taalfunctie.
Je proberen te verplaatsen in de gedachten en gevoelens van iemand
anders.
Communicatieve competentie
Het vermogen om de communicatieve functie van taal te gebruiken.
Bijvoorbeeld: “Mag ik wat drinken?” in plaats van “Geef mij drinken!”
De communicatieve competentie wordt ook wel onderscheiden in
verschillende deelcompetenties:
o De grammaticale competentie;
o De tekstuele competentie;
o De strategische competentie;
o De functionele competentie.
Grammaticale competentie
Wordt ook wel de linguïstische competentie genoemd.
Gaat om de volgende punten:
o Het kennen van de grammaticale regels;
o De woordenschat;
o Het correct vervoegen en verbuigen van woorden;
o De kennis van de correcte uitspraak van woorden;
Omvat alle kennis van taal en de taalregels die nodig zijn om adequaat te
communiceren.
Tekstuele competentie
Gaat om de kennis van gesproken en geschreven teksten.
Je weet hoe je een gesprek begint en eindigt, maar hebt ook kennis van de
regels voor schriftelijke teksten.
Strategische competentie
Het vermogen van een taalgebruiker om strategieën te hanteren, om zo een
bepaald doel te bereiken.
Gaat om schrijfstrategieën en spreek- en luisterstrategieën;
Wordt ook wel een pragmatische competentie genoemd omdat deze
competentie betrekking heeft op de praktijk en het concrete gebruik van
taal;
Bijvoorbeeld: Je moet weten hoe je anderen kunt overtuigen of aan kunt
zetten tot actie.
Functionele competentie
Het vermogen van een taalgebruiker om zijn taalgebruik aan te passen aan een
specifieke situatie.
Wordt ook wel een pragmatische competentie genoemd omdat deze
competentie betrekking heeft op de praktijk en het concrete gebruik van
taal;
Bijvoorbeeld: In een brief naar de gemeente kies je voor ander taalgebruik,
dan in een brief naar je vrienden.
2
,2.2.2 De verschillende niveaus van taal
Recursief systeem
Houdt in dat een element van de taal weer eenzelfde element van de taal kan
bevatten.
Zinnen kun je eindeloos uitbreiden;
Voorbeeld: “Ik vermoed dat hij liegt” bevat ook weer de zin “hij liegt”.
Hoofdstuk 3: Mondelinge taalvaardigheid
3.1 Theorieën over taalverwerving
Creatieve constructietheorie
Wordt ook wel het mentalisme genoemd.
Men gaat ervan uit dat kinderen taal niet simpelweg imiteren, maar zelf
over een aangeboden taalvermogen beschikken waarmee ze op een
creatieve manier zinnen kunnen bouwen.
Het feit dat ieder kind kan elke willekeurige taal aan kan leren,
ondersteund deze theorie.
De volgorde waarin een kind zich een taal eigen maakt, wordt bepaald
door biologische rijping.
Alle kinderen beginnen pas vanaf 1 jaar met het produceren van taal
omdat de hersenen dan zo ver ontwikkeld zijn dat een kind er klaar voor is.
De aandacht voor het taalaanbod raakt in deze theorie wat op de
achtergrond.
o De manier waarop een kind met behulp van taalvermogen zelf taal
construeert staat meer op de voorgrond.
Interactionele benadering
In deze theorie onderschrijft men het belang van het aangeboren
taalleervermogen, maar benadrukt men dat het taalaanbod van de omgeving en
de interactie tussen kind en andere moedertaalsprekers.
Het taalaanbod moet afgestemd zijn op de mogelijkheden van het kind.
Door te spreken op een hogere toon, duidelijk te articuleren, korte zinnen
te gebruiken, concrete woorden te gebruiken (papa in plaats van ik) en
veel te herhalen kan het kind hypotheses stellen over de betekenis van
woorden en de regels van taal.
3.1.2 Eerstetaalverwerving
Eerstetaalverwerving
Het ontwikkelen van de eerste taal, oftewel de moedertaal.
Duurt ongeveer zes jaar voordat een kind de moedertaal volledig heeft
geleerd;
Begint vlak na de geboorte;
Verloopt volgens een vast patroon.
Ontwikkeling op fonologisch niveau
De taalontwikkeling van kinderen begint op het fonologische niveau met het
vormen van spraakklanken.
Een baby van een paar maanden produceert losse spraakklanken als ‘ah
ah’ of ‘buh buh’.
3
, Ontwikkeling op morfologisch niveau
Het gaat om de manieren waarop woorden gevormd worden.
In het begin maken kinderen fouten als ‘gevald’ en ‘geloopt’.
Ontwikkeling op semantisch niveau
Gaat om de betekenis van woorden.
Kinderen leren niet in één keer de exacte betekenis van een woord.
Bijvoorbeeld: alle dieren zijn een ‘paard’ of voor de tegenstelling warm –
koud wordt steeds het woord ‘warm’ gebruikt.
Ontwikkeling op syntactisch niveau
Regels leren die er zijn voor het combineren van woorden.
Kinderen krijgen langzaam inzicht in de grammaticale regels van het
Nederlands.
Eerst worden er korte zinnen geproduceerd als ‘Waar bal?’ en later
ontstaan er volledige zinnen als ‘Waar is de bal?’.
Taalverwervingsproces
In het taalverwervingsproces van een kind onderscheiden we de volgende
twee perioden:
1. De prelinguale periode (0 – 1 jaar);
2. De linguale periode;
o De vroeglinguale periode (1 – 2,5 jaar)
o De differentiatiefase (2,5 – 5 jaar)
o De voltooiingsfase (5 – 9 jaar)
Prelinguale periode (0 – 1 jaar)
De periode voordat een kind zijn eerste woorden spreekt.
Wordt ook wel de voortalige periode genoemd.
Er wordt nog niet gesproken van taal omdat een kind nog geen systeem
van symbolen en regels hanteert waarmee het een bepaalde boodschap
overbrengt.
Ondanks dat er nog geen sprake is van taal, is er wel sprake van
communicatie;
o Dit begint bij de eerste fase van de prelinguale periode: het
huilen.
Na +- 6 weken beginnen baby’s zich actief met taal bezig te houden: fase
van het vocaliseren.
Er wordt geoefend met verschillende taalaspecten van de taal:
o Articulatie;
o Klankstructuur van de taal;
o De zinsmelodie;
o Communicatie met anderen.
Vocaliseren
Na 6 weken beginnen baby’s zich actief met taal bezig te houden.
Ze luisteren naar stemgeluiden en beginnen ook zelf klanken te
produceren.
Een kind ontdekt de klank van de taal en oefent zijn spraakmechanisme en
dat is een nieuwe stap naar het gesproken woord.
Na +- 4 maanden begint een kind te experimenten met het voortbrengen
van geluiden;
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur lisaneijenhuis. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,44. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.