samenvatting van het vak onderzoeksvaardigheden (deel 3) dat gegeven wordt op AP in het eerste jaar van de richting bedrijfsmanagement. Gebruik gemaakt van kleuren en foto's dus zeer duidelijk.
Deel 3: analyseren
1. Kwantitatieve gegevens verwerken: voorbereiding
Onderzoeksjargon
Enquêteresultaten komen samen in een datamatrix. Dit is een rechthoekig werkblad met
rijen en kolommen, waarbij de kolommen de variabelen bevatten en de rijen de cases.
Een variabele is een gemeten kenmerk waarvan de waarde kan variëren. Een variabele is
niet altijd gelijk aan 1 enquêtevraag. Soms valt een vraag in een enquête namelijk uiteen in
meerdere variabelen.
Cases (records) zijn de eenheden waarvan je gegevens verzamelde. Bij een enquête zijn dit
de respondenten.
Een categorie (value) is de waarde die een variabele kan aannemen.
De voorbereiding van kwantitatieve analyse: drie stappen
Stap 1: De opmaak van het codeboek
Vooraleer je start met de eigenlijke analyse maak je een codeboek aan. Dit is een bestand
waarin je alle variabelen uit je onderzoek duidelijk definieert. Je bepaalt per variabele:
naam, label, categorieën, vraagtype en meetniveau
Dit codeboek is een hulpmiddel bij de keuze van de juiste draaitabellen en grafieken.
Naargelang de kenmerken van de variabele is immers een ander type analyse vereist.
Bepalen van naam, label en antwoordcategorieën per variabele
Vragen uit de vragenlijst worden variabelen (of kenmerken)
Vraag : ‘Wat is je leeftijd?’ -> Variabele : ‘Leeftijd ‘
Vraag: ‘Duid aan wat je hoogst behaalde diploma is’ -> variabele: ‘diploma’
Elke variabele krijgt een naam en een label
Naam: de korte naam. (ofwel code: V1,V2, V2 ofwel afgekort vb. leeft.)
Label: de lange omschrijving (Wat is je leeftijd)
De antwoordcategorieën (values) worden vastgelegd zo nodig een cijfercode om de
verwerking te vergemakkelijken (bijv. ‘1’ = man ; ‘2’ = vrouw).
Niet elke enquêtevraag correspondeert met exact 1 variabele in het codeboek. Een multiple
response vraag splits je in het codeboek op in meerdere variabelen
Halfopen vragen die op papier als één vraag zijn weergegeven splits je in je codeboek op in
twee variabelen.
Bepalen van het meetniveau van elke variabele
Het meetniveau van een variabele geeft aan in welke mate je de waarden die aan de
categorieën zijn toegekend, kunt gebruiken om ermee te rekenen.
Drie meetniveaus
Nominaal (nominal)
Ordinaal (ordinal)
Metrisch (scale)
Interval
Ratio
, Nominaal
Getallen worden toegekend aan de verschillende categorieën, maar er zit geen numerieke of
systematische logica achter. De codes dienen enkel om de verschillende categorieën van
elkaar te kunnen onderscheiden.
Bijzondere nominale variabelen:
Dichotome variabele: een variabele die maar uit twee categorieën bestaat en dus maar
twee waarden aanneemt
Dummyvariabele: een variabele die maar uit twee categorieën bestaat: een 0 (of 1) als de
situatie niet van toepassing is en een ‘1’ (of 2) als dat wel het geval is. (waar-niet waar,
aanwezig-niet aanwezig)
Ordinaal
Bij ordinale variabelen zit er een rangorde in, maar je kan niet met de waarden rekene
De volgorde is duidelijk, maar de verschillen tussen de categorieën zijn niet
interpreteerbaar. ( 'zeer mee eens' ligt niet noodzakelijk net zo ver boven 'mee eens'
als dat 'mee eens' boven 'neutraal' ligt.)
Metrisch (scale)
Variabelen die worden uitgedrukt in getallen en het resultaat
zijn van tellingen of metingen.
Binnen metrische variabelen bestaan er nog twee types:
Interval = metrische variabele die geen natuurlijk nulpunt kent en/of geen gelijke
betekenisvolle verhoudingen vb. temperatuur, jaartal, IQ
Ratio = metrische variabele met natuurlijk nulpunt en gelijke betekenisvolle
verhoudingen vb. aantal arbeidsuren, leeftijd
Bepalen van het type van elke variabele
Verwerking en analyse hangt sterk samen met type vraag
Open numeriek
Open tekst
Multiple choice, single respons
Multiple choice, schaalvraag
Multiple choice multi. respons
Stap 2: Data invoer
Data-invoer is het ingeven van de antwoorden op de vragen in de computer.
Snelheid data-invoer hangt samen met type bevraging
Schriftelijke vragenlijst
Manuele invoer
= traag max. 20 /dag bij enquête van 20 pagina’s
Inscannen
= snel: 1000 per dag bij enquête van 20 pagina’s
Persoonlijke/telefonische enquête:
vaak rechtstreeks data ingeven in dataset.
Digitale vragenlijst
automatisch worden alle antwoorden verzameld in een dataset/datamatrix.
Lees deze data in SPSS en vervolgens kan je dan het codeboek fijnstellen.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur fleurdegraaf. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.