Woord Verklaring Pagina
Kwalitatief onderzoek Hoe mensen betekenis geven aan iets Les 1, p. 1
Waarom iemand iets zegt sv
Dit onderzoek heeft verschillende benaderingen
Begrijpen van groepen, culturen en individuen
Vele niveaus om te onderzoeken: gedrag, perspectief en
ervaring
Recursiviteit Belangrijk sleutelkenmerk van kwalitatief onderzoek waarbij alle p. 2 sv
dingen samenhangen met elkaar p. 4 hb
Congruentie De stappen die je zet in je kwalitatief onderzoek moeten uit elkaar p. 2 sv
voortvloeien
Epistemologie De aard van kennis; we kunnen de werkelijkheid kennen door p. 3 sv
ervaringen p. 6 hb
Ontologie Het zijn van dingen: er zijn meerdere waarheden en werkelijkheden p. 3 sv
en deze moet je achterhalen en vervolgens de werkelijkheid p. 6 hb
begrijpen
Axiologie Waarden bij de onderzoeker en de respondent p. 3 sv
p. 6 hb
Positionaliteit Hoe je jezelf positioneert in onderzoek als onderzoeker jijzelf p. 3 sv
bent het onderzoeksinstrument en je moet je bewust zijn van je p. 6 hb
positie die je inneemt en over de waarden die je hebt in relatie tot
de context
Methodologie Opzet van een bepaalde studie: je moet recht doen aan de p. 3 sv
relationaliteit en gesitueerdheid van werkelijkheden en onderzoek p. 6 hb
(complicating)
Theorie Theorie die je gebruikt in je kwalitatief onderzoek p. 3 sv
p. 6 hb
Social identity De identiteit van een onderzoeker vb. geslacht, afkomst, sociale p. 9 hb
klasse,… speelt ook een rol voor je onderzoek
Natuurlijke setting Mensen onderzoeken op hun werkplek p. 4 sv
p. 9 hb
Descriptief-analytisch Een analytisch instrument maken op basis van wat je hebt p. 4 sv
beschreven p. 9 hb
Complex- De tijd waarin je iemand hebt onderzocht heeft een grote impact p. 4 sv
contextualiserend = Het echte leven is complex weergegeven dus je onderzoek zal ook p. 9 hb
complex zijn
Emergente Je doet recht aan wat je respondenten je zeggen en tonen. Je moet p. 4 sv
benadering open staan voor wat je respondenten tegen jou zeggen in plaats van p. 9 hb
strikte regels te volgen. Respondenten kunnen ook dingen zeggen
die je niet verwacht had en daardoor moet je bijvoorbeeld je
onderzoeksdesign aanpassen
Betekenisconstructie Begrijpen hoe mensen hun leven en ervaringen vormgeven p. 4 sv
p. 9 hb
Inductief Je onderzoek heeft een bijdrage tot iets analytisch p. 4 sv
Concepten, hypotheses, theorieën,… zijn gecontextualiseerd en p. 9 hb
deze stel je op in samenwerking met je participanten
Deductief Je vertrekt vanuit een bepaalde theorie en je gaat deze theorie dan p. 4 sv
verklaren en bevestigen
(interatief-) recursief Herhalend en het ene heeft invloed op het andere (tandwielen die p. 4 sv
1
, ronddraaien) p. 11 hb
Ethisch Je werkt met mensen en je bent zelf een instrument van je p. 5 sv
onderzoek zorgen dat je op een ethische manier tewerk gaat p. 11 hb
Horizontals Vier begrippen die het hele kwalitatieve onderzoek doorkruisen en p. 5 sv
ze zijn cruciaal p. 11 hb
Criticality Onderzoek probeert op een kritische manier naar de werkelijkheid p. 5 sv
te kijken door theoretisch materiaal te combineren met een p. 11 hb
methodisch design en een empirie
Reflexivity Als onderzoeker moet je je van je eigen positie en subjectiviteit p. 5 sv
bewust zijn door over jezelf te reflecteren en hier op een p. 11 hb
gestructureerde manier mee omgaan
Collaboration Je gaat in je onderzoek samenwerken met andere mensen p. 5 sv
Dialogic engagement: op een dialogische manier in gesprek gaan p. 11 hb +
met anderen om jezelf en je onderzoek vanuit meerdere 14 en 15
perspectieven te zien
Rigor De kwaliteit van je onderzoek zo goed mogelijk krijgen p. 5 sv
Vb. door reflexiviteit en collaboration p. 11 hb
Emergent Kwalitatief onderzoek volgt geen strikt design: het kan veranderen p. 13 hb
en groeien. Onderzoekers kunnen ook hun onderzoeksvraag
verfijnen en aanpassen
Emergent: aspecten en understandings that arise from data
Binaries Tegenstellingen vb. leerkracht – leerling p. 13 hb
Binaries zorgen ervoor dat complexiteit verminderd wordt en
geeft een kader van mensen hun ervaringen
Hegemony De sociale, culturele, ideologische en economische invloed door p. 13 hb
dominante groepen in de samenleving. Deze opvattingen worden
dan vaak als “normaal” gezien omdat het gaat over ervaringen van
dominante groepen
Les 2
Conceptueel kader De ideeëncontext van je onderzoek: alles wat je mee in rekening Les 2, p. 2
neemt voor je aan je onderzoek begint sv
= brug tussen context, structuur, onderzoek en de theorie
Thought integration Een bepaald kader dat aangeeft hoe je naar je studie gaat kijken p. 2 sv
mechanism
Connective tissue Conceptueel kader heeft een verbindende functie p. 2 sv
Core constructs Alles dat je doet en maakt, nog voor je aan je studie begint p. 2 sv
= centrale aspecten dat je gidsen, ze zijn centraal in je onderzoek p. 34 + 36
= de key concepts die je wil onderzoeken hb
Congruentie De stappen en elementen die je in je onderzoek zet, moeten met p. 2 sv
elkaar matchen en samenhangen
Processueel-recursief Je mag je conceptueel kader altijd lichtjes veranderen in je p. 2 sv
onderzoek, het is geen vast gestold proces
Context De tijd en plaats van je studie p. 3 sv
Microcontext p. 4 sv
Macrocontext p. 4 sv
Tacid theory Informele en onbewuste manieren hoe je de wereld begrijpt als p. 35 hb
onderzoeker
2
, = je hebt een bepaald idee als onderzoeker over hoe dingen in de
wereld werken
Thought communities Communities die je aanspreken als onderzoeker vb. groepen, p. 36 hb
communities,…
Theoretical Formele theorie p. 11 sv
framework/ = dynamische ontmoeting tussen theorie en methodes p. 46 – 47
theoretisch kader = theorieën samengenomen in relatie tot de manier om te core hb
constructs te kaderen van je onderzoeksvragen
= theorieën zoeken om je te helpen begrijpen wat je aan het
bestuderen bent en waarom. Je kan theoretische debatten voeren
en bestaande theorieën met elkaar vergelijken
= niet om te voorspellen wel om te begrijpen
STS: sience and Kader dat toelaat om op een genuanceerde manier te kijken naar
technology studies technologie
Onderzoeksfenomeen Wie of wat je wil onderzoeken in je studie p. 6 sv
= waarover je studie gaat
Vb. groepen, individuen, structuren, processen,…
Participanten De mensen dingen waarvan je de data verkrijgt p. 7 sv
= hoe je het kan onderzoeken
Data De verzameling informatie p. 7 sv
Vb. oefeningen, instructies, interacties,…
Individuen Mensen: leerkrachten, leerlingen, daklozen, hulpverleners, p. 8 sv
…
Perspectieven, attitudes, ervaringen
Groepen Cultuur, etnische groep, een buurt, organisatiecultuur p. 8 sv
Concepten Zorg, liefde, succes zonder de focus op de individuen zelf liggen p. 8 sv
maar het gaat over hoe iets als zorg manifesteert in de praktijk
Processen Vb. socialisatie, integratie, inburgering, herstel,… p. 9 sv
Structuren Structuur van een organisatie (school), sociaal instituut (gezin, p. 9 sv
huwelijk) of discours (beleid, tijdschrift)
Concept map Map die je dwingt om keuzes te maken, je kan laten zien als er iets p. 15 sv
niet klopt of iets ontbreekt
LES 3
Doelen (QRD) Wat je wil bereiken p. 3 sv + p.
Vb. exploratief, descriptief, relationeel, generatief/exploratief, 6 sv
evaluatief, ideologisch p. 65 hb
Rationales Nadenken waarom de studie van belang is en waarom de p. 3 sv
benadering geschikt is p. 66 hb
Gestructureerde Het expliciet maken van rationales en doelen via memo’s of dialogic p. 3 – 4 sv
reflexiviteit engagement
Memo/ Personal Doel = betekenis genereren en documenteren wat je wanneer p. 3 sv
sense making geleerd hebt en hoe je daarbij dacht
documents Uitschrijven van ideeën, ontdekkingen, uitdagingen,
betekenisgeving,…
Vooral bedoelt voor jezelf maar vaak gedeeld met anderen
Positionaliteitsmemo = jouw positie als onderzoeker neerschrijven en hoe jouw identiteit p. 4 sv
invloed heeft op je onderzoek
Dialogic engagement Dialogisch = in dialoog treden met bewust geselecteerde p. 4 sv
gesprekspartners over en doorheen et ganse onderzoeksproces. Het p. 65 hb
3