VMV 5 Neurologie
1. Anatomie & fysiologie v/h ZS
4 hersenkamers = ventrikels
→ liquor wordt aangemaakt door de plexus choroïdeus
→ liquor circuleert in de 4 hersenkamers en kan enkel via
de 4e ventrikel naar buiten, in de subarachnoïdale ruimte (= liquorruimte)
Functies liquor:
o Ophangen v/d hersenen in gewichtloze ruimte (water)
o Voeding hersenen
o Schokdemper
Afvloei van liquor gebeurd via de arachnoïdale villi
→ liquor wordt opgezogen terug naar bloed via sinus sagitallis superior (= grote ader die al het bloed
v/d hersenen afvoert)
2. Neurologisch consult
2.1 Inleiding
Doel neurologisch consult:
o Klinische symptomen lokaliseren Diagnose stellen
o Deze lokalisatie bevestigen met een aanvullend OZ
o Oorzaak v/h probleem ondervinden
o Therapie opstellen
2.2 Lichamelijk neurologisch onderzoek
OVERZICHT:
1. lichamelijk neurologisch onderzoek
→ anamnese
→ neurologisch OZ
2. neurofysiologische onderzoeken
→ elektro-encefalografisch OZ (EEG)
→ geëvoceerde potentialen (EP)
→ elektromyografisch OZ (EMG)
3. lumbaalpunctie
2.2.1 Anamnese
o 1e stap
o Controle cognitieve functies en oriëntatie in tijd en ruimte (gesprek)
o Beschrijving belangrijkste klachten
▪ Begin symptomen (acuut/chronisch)
▪ Duur
▪ Verloop (degeneratief/terugkerend)
▪ Geassocieerde symptomen (pijn, hoofdpijn, misselijkheid, vertigo, verlamming)
o Persoonlijke antecedenten
o Familiaire anamnese
o Sociale anamnese
1
, Pijnreactie uitlokken (GCS):
- druk op beide kraakhoeken
- druk op bovenrand oogkas
- druk op nagelbed
2.2.2 Neurologisch onderzoek
1. OBSERVATIE NEUROLOGISCHE VERSCHIJNSELEN IN VERSCHILLENDE STAPPEN.
I. Hoge cerebrale functies (= cognitieve functies)
o BWZ
▪ Toestand van besef van jezelf en omgeving
▪ Helderheid + inhoud
→ Helderheid = mate van alertheid/waakzaamheid van persoon op omgeving
→ Inhoud = waarnemingen, gedachten en gevoelens
▪ Duur en diepte nagaan bij BWZ daling
→ Somna: ZO slaapt maar is wekbaar en kan normaal antwoorden
→ Sopor: ZO kan geen gesprek voeren maar reageert op prikkels
→ Coma: ZO reageert niet op prikkels
▪ BWZ daling meten a.d.h.v. meetschaal
→ Glasgow Coma Scale (= VMO schaal)
• Niet bv. PA met dwarslaesie, verward, niet-coöperatief,
gehoorgestoord, gesedeerd, …
→ FOUR Scale (hogere predictieve waarde)
• Oogrespons
• Motorische respons
• Hersenstamreflexen
• Respiratiepatroon
o Oriëntatie
▪ = op de hoogte zijn v/d situatie en van jezelf in tijd, ruimte en eigen persoon
▪ “hoe laat is het”, “welke dag/maand”
▪ Ernstig: “naam”, “geboortedatum”
o Aandacht en concentratie
▪ = vermogen om je te richten op gericht te blijven op ervaring/activiteit
▪ Testen door observatie of taken (bv. herhalen van cijfers)
▪ Ook andere oorzaken: koorts, vermoeidheid, ernstig lichamelijk ziekte
o Geheugen en inprenting
▪ = vermogen om ervaringen, gebeurtenissen en vaardigheden op te slaan en weer op
te roepen
▪ Inprenting, KT geheugen en LT geheugen
▪ Posttraumatische amnesie (duur is maat voor ernst van schedelhersenletsel)
▪ PTA-scorelijst (stijgende lijn is hier belangrijk!)
o Spraak
▪ Abnormaliteiten in taal
→ Dysfonie = verminderen of afwezigheid klank
• bv. verlamming larynxzenuwen of laesies van nervus vagus
→ Dysartrie = stoornis in articulatie v/d spraak
• bv. verlamming aangezichts-, tong of faryngale spieren
→ Afasie (dysfasie) = onvermogen om taal te verwerken met als gevolg
onvermogen om taal te begrijpen en adequaat te spreken
Er is een zekere relatie tussen de plaats v/h hersenletsel en de aard v/d taalstoornis 2
, • Motorische/expressieve afasie = niet in staat zijn om woorden te
formuleren en uit te spreken (taalbegrip intact)
• Sensorische/receptieve afasie = verward spreken en verstoorde
taalbegrip
➢ Laesie aan centrum van Wernicke
• Amnestische afasie = woordvindingsmoeilijkheden (vaak samen met
sensorische afasie)
• Gemengde afasie = gelijktijdig voorkomen van meerdere vormen van
afasie
o Lichaamsbeweging
▪ = evaluatie van gang en algemene houding
▪ Testen door PA te laten lopen
▪ Mogelijke afwijkingen:
→ Hemiplegie/hemiparese
→ Paraplegie(= verlamming benen
→ Tetraplegie (= verlamming armen en benen)
→ Ataxie (= moeite met coördinatie van bewegingen)
II. Hersenzenuwen
o 12 paar hersenzenuwen (elk verantwoordelijk voor functies in lichaam)
o Uitval van 1 kan geobserveerd worden a.d.h.v. testen en/of symptomen
o Testen zenuwen:
▪ Nervus olfactorius (reuk)
→ Sluit 1 neusgat af, sluit ogen, identificeer aard van geur, herhaal met ander
neusgat
▪ Nervus opticus (zien)
→ Bedek 1 oog, houd een boek 50 cm v/h oog, lees luidop, herhaal met andere
oog
→ Bedek 1 oog, houd aantal vingers voor ogen, tel aantal vingers, herhaal met
andere oog
▪ Nervus oculomotorius (oog)
→ Voer pupilreflex uit
→ Laat PA vinger volgen
▪ Nervus trochlearis
▪ Nervus abducens
▪ Nervus glossopharyngeus
▪ Nervus trigeminus (gevoel)
→ Sluit ogen, raak wangen van PA met stokje aan, laat PA plaats lokaliseren,
herhaal aan andere zijde
→ Open ogen, laat PA mond openen, observeer poging van PA om mond te
sluiten
▪ Nervus facialis (gezicht)
→ Lach en laat tanden zien
→ Frons wenkbrauwen of voorhoofd
3
, ▪ Nervus vestibulocochlearis (evenwicht)
→ Houd tikkend uurwerk naast oor, vraag of PA
geluid kan identificeren, herhaal aan andere zijde
▪ Nervus vagus (keel, strottenhoofd)
→ Laat PA goed rechtop zitten
→ Laat PA vloeistof traag drinken
▪ Nervus accessorius (scheefstand hoofd/arm)
→ Laat PA schouders opheffen, voer weerstand uit
→ Draai hoofd van PA naar rechts, voer weerstand uit en laat PA hoofd naar
links draaien, herhaal aan andere zijde
▪ Nervus hypoglossus (tong)
→ Steek tong uit, beweeg tong links, recht, omhoog en omlaag
III. Tonus
o Evaluatie v/d weerstand v/d spieren bij passieve mobilisatie
o Aanwezigheid van hypertonie of hypotonie
IV. Reflexen
o = prikkels die automatisch een reactie opwekken en daarvoor bepaalde onderdelen v/d
hersenen nodig hebben bv. kniepeesreflex
2. PUPILCONTROLE.
I. Pupildiameter
o Mydriase (verwijde pupil) vs. myose (verkleinde pupil)
o Isocoor (beide even groot) vs. anisocoor (beide verschillende grootte)
o Notitie:
▪ Re = Li
▪ Re < Li
II. Pupilreflex of lichtreflex
o Lichtreactieve pupillen = reactie op lichtinval
▪ Myose bij lichtinval en mydraise bij geen lichtinval
o Lichtstijfheid = geen reactie op lichtinval
2.2.3 Neurofysiologische onderzoeken
o Elektro-encefalogram (EEG)
▪ = weergave van spontane elektrische activiteit t.h.v. hersenschors (CZS) door
elektroden (geen behandelmethode)
▪ Elektroden geplaatst volgens het 10-20 systeem
▪ 15 à 30 minuten, niet pijnlijk
▪ Ook mogelijk bij zwangere vrouwen of baby’s
▪ Beschrijving resultaat EEG:
→ x aantal golven per sec = x Hertz (Hz)
▪ vaststellen van
→ bepaalde vormen van slaapstoornissen
→ bepaalde vormen van dementie
4