Kwantitatief onderzoek
Vragenlijsten
1. Kenmerken van vragenlijsten
1.1. Wat is enqueteren
= vanuit onderzoekvraag iemand bevragen
o Gestructureerd
= groot aantal respondenten, veel voorkennis, vaste vragen en antwoorden, snel en systematisch,
statistische analyse (snel en eenvoudig)
Schriftelijk (post, mail,…) Keuze is afhankelijk van tijd, budget, soort vragen,
Mondeling (face to face, telefonisch,…) controlemogelijkheid, non-respons,…
In groep
Individueel
o Minder of niet gestructureerd
= kwalitatieve data-analyse
Wanneer bevraag je een repsondent adhv een gesloten vragenlijst
= voor alles wat je niet kunt observeren
Vb: attitudes, opinies, gevoelens, gedachten, kennis, omstandigheden, gedragsintenties, gedragsmotieven,…
Enquete VS interview; Kwantitatief VS kwalitatief
Gesloten vragenlijsten= gestructureerd
Voor en nadelen van enquetes
o Toenemende mate van non-respons en zelfselectie (vooral bij kwetsbare groepen)
o Betrouwbaarheid en validiteit (zelfkennis van personen, antwoordtendensen)
Antwoordtendensen
o Sociale wenselijkheid= zich beter/normaler voordoen dan men is (faking)
o Satisficing= weinig moeite doen, snel invullen
Hoe dit voorkomen en/of herkennen?
o Sociale wenselijkheid: Preventief: design van vragen en antwoorden aanpassen
Opsporen: als ze steeds veilige/neutrale middencategorie kiezen,
antwoordpatronen op een toegevoegde leugenschaal
o Satisficing: Preventief: reversed items invoeren, af en toe item vervangen
Opsporen: overdreven vaak zelfde antwoord, te snel ingevuld
1
, 1.2. Hoe vertaal ik een abstract begrip in meetbare indicatoren
Operationaliseren= abstracte begrippen definieren, subdimensies ervoor vinden en meetbare indicatoren
voor opstellen
Hoe definieer ik abstracte begrippen?
Literatuurstudie, vakwoordenboeken, handboeken
Hebben de begrippen subdimensies?
Moet via vakliteratuur en ahv Factor-analyse
Wat zijn meetbare indicatoren voor een begrip/subdimnesies van een begrip?
= hoe kom je tot een schaal met meerdere items
Belangrijk om per subdimensie naar meerdere indicatoren te zoeken zodat toeval minder grote rol speelt
Daarna de indicatoren omzetten in vragen/items
2
, 1.3. Hoe maak ik vragen?
Inhoud
o Concreet
= verhoogt de betrouwbaarheid, vermijd vage woorden, geef eventueel een voorbeeld of extra
toelichting (opletten voor suggestiviteit), specificatie van tijd/plaats/frequentie/gedragsintentiteit,
vermijd het woord ‘regelmatig’
! niet te gedetaileerd waardoor het complex wordt !
o Begrijpelijk
= kort, actief taalgebruik, vermijd ontkenningen (Vb: in hoeverre bent u het niet eens met het (niet)
doorgaan vd wedstrijd?), vermijd ingewikkelde en onduidelijke woorden/formuleringen
o Eenduidig
= geen verschillende dingen binnen 1 vraag stellen
o Neutraal
= vermijd suggestieve vragen, let op met verwijzing naar autoriteiten of bekende personen
o Juiste verwachting
= veronderstel niet zonder meer dat bepaalde complexe zaken gekend zijn, ga er niet van uit dat en
vraag altijd en op iedereen van toepassing is:
- Conditionele vragen: vb: Bent u getrouwd? Nee/JA indien ja, hoeveel jaar?
- Doorverwijzing: vb: indien nee, ga verder naar..
Algemene respondentenkenmerken = sociodemografische gegevens: geslacht, leeftijd, opleiding, beroep,
inkomen, huishouden, etniciteit
Nooit vergeten in je vragenlijst op te nemen, anders nauwlijks interpretatie mogelijk
Vorm
o Meerkeuze met 1 of meerdere antwoordmogelijkheden = objectief
= antwoordalternatieven moeten uitputtend zijn, moeten elkaar uistluiten en moeten beperkt zijn
o Rating/beoordeling/schalingsvragen = subjectief: Grif/Matrix: gevaar voor satisficing
Verschillende voor en nadelen:
3