Ovidius, Metamorphoses VIII, 183-235: Daedalus en Icarus
Ontsnappen, maar hoe?
Daedalus intussen, vol haat tegen Kreta en de lange ballingschap en geraakt door
liefde voor zijn geboorteplaats, was opgesloten door de zee. "Ook al verspert hij het
land en de zee," zei hij, "maar de hemel staat in ieder geval open: daarlangs zullen
wij gaan! Hij mag alles bezitten, de lucht bezit Minos niet."
Zo sprak hij en richtte zijn geest op onbekende kunsten, en hij vernieuwde de natuur.
Want hij zette veren op een rij, beginnend vanaf de kleinste, terwijl een lange een
kortere volgde, zodat je zou denken dat ze op een helling zijn gegroeid: zo groeit
soms de landelijke herdersfluit geleidelijk met ongelijke rietstengels. Dan verbond hij
met een koord de veren in het midden en met was de veren onderaan, en de zo
samengestelde veren boog hij met een kleine kromming, alsof hij echte vogels
nabootste.
De jongen Icarus stond erbij en, niet wetend dat hij zijn eigen gevaar aanraakte,
probeerde nu eens met een stralend gezicht de donsveren te vangen, die een speels
briesje had bewogen, dan weer maakte hij met zijn duim de goudgele was zacht, en
met zijn spel hinderde hij het wonderlijke werk van zijn vader.
Nadat de laatste hand aan het werk was gelegd, bracht de ontwerper zelf zijn lichaam
in evenwicht tussen de beide vleugels en hing in de bewogen wind.
Daedalus geeft raad
Ook onderrichtte hij zijn zoon en zei: "Icarus, ik waarschuw je, dat je langs de
middelste baan vliegt, opdat, als je te laag zult gaan, het water de veren niet zwaar
maakt, als je te hoog zult gaan, het vuur ze niet verbrandt. Vlieg tussen beide, en ik
beveel je niet te kijken naar de Ossendrijver of de Grote Beer en het getrokken
zwaard van de Jager: leg de weg af onder mijn leiding." Tegelijk gaf hij de
voorschriften van het vliegen en paste de onbekende vleugels aan de schouders aan.
Tijdens het werk en de waarschuwingen werden de wangen van de oude man vochtig,
en de vaderhanden trilden. Hij gaf kussen aan zijn zoon, die niet herhaald konden
worden, en nadat hij zich had opgetild met zijn veren, vloog hij voorop en vreesde hij
voor zijn metgezel, zoals een vogel, die zijn tere kroost de lucht in heeft geleid uit het
hoge nest, en hij spoorde hem aan te volgen en onderwees de schadelijke kunsten en
bewoog zelf zijn eigen vleugels en keek om naar die van z'n zoon.
De metamorfose
Iemand zag hen, terwijl hij met trillende hengel vissen ving, of een herder, steunend
op zijn stok, of een ploeger, steunend op zijn ploeg, en stond verstomd, en geloofde
dat zij goden waren die de lucht konden doorklieven.
En reeds lag het aan Juno gewijde Samos aan de linkerkant - Delos en Paros waren
achtergelaten -, rechts lag Lebinthos en Calymne, rijk aan honing, toen de jongen
plezier begon te krijgen in de gedurfde vlucht en zijn leider verliet en aangetrokken
door verlangen naar de hemel een te hoge koers volgde. De nabijheid van de
verzengende zon maakte de geurige was zacht, de bindingen van de veren. De was
was gesmolten: hij sloeg zijn naakte armen, en omdat hij zijn roeiriemen miste, ving
hij geen enkele lucht op, en zijn mond, die de naam van zijn vader riep, werd
verzwolgen door het diepblauwe water, dat zijn naam aan hem heeft ontleend.