Retorica en argumentatieleer
Overtuigen en argumenteren
Argumentatieleer = studie van het argumenteren
- Als mensen argumenteren is dat om iemand anders te overtuigen
- Houdt zich bezig met wat aanvaardbare en niet-aanvaardbare argumenten zijn
Argumenteren
= argumenten gebruiken om anderen ergens van te overtuigen
= proberen de juistheid van een uitspraak aan te tonen door een of meer andere uitspraken
- er is dus een verband tussen de 2 handelingen ‘overtuigen’ en ‘argumenteren’
- wij argumenteren alleen wanneer we een meningsverschil hebben met anderen
- het naar voren brengen van argumentatie bestaat uit het doen van uitspraken waarin
bepaalde proposities tot uitdrukking worden gebracht
= een constellatie van proposities wordt tot uitdrukking gebracht die afgestemd is op het
rechtvaardigen of ontkrachten van de in het verdedigde standpunt uitgedrukte propositie
- de uitspraken die de argumentatie vormen
= complexe taalhandeling die erop gericht is de luisteraar te overtuigen van de
aanvaardbaarheid van het betreffende standpunt
Overtuigen
- Overtuigen > argumenteren (Overtuigen is ruimer dan argumenteren)
- argumenten worden alleen gebruikt om te overtuigen, maar voor het overtuigen van iemand
kan je veel meer doen dan enkele argumenteren
- Overtuigen door
Argumenten
Niet-argumentatieve middelen (bv. Beelden)
o bijv. non-verbale communicatie (bv. Foto’s in reclame)
- Retorische theorieën reflecteren vooral over overtuigen
- Argumentatietheorie is geen logica
Retorica
= de leer van het overtuigen (gesproken + geschreven woord) een publiek ergens van overtuigen (kan
met behulp van, maar ook zonder argumenten)
Betoog
= een samenstel van afzonderlijke argumentaties, waarin 1 standpunt centraal staat > 1
hoofdstandpunt met allemaal onderbouwende standpunten
Argumentatie
= is een samenstel van uitspraken waarvan er een of meer ter ondersteuning van een andere
uitspraak (het standpunt of ook: de conclusie) naar voren worden gebracht. (Braas)
Het wordt mooi weer vandaag [standpunt]
De zwaluwen vliegen hoog [argument]
(Het wordt mooi weer vandaag (standpunt) WANT de zwaluwen vliegen hoog (argument)
,= Is een verbale, sociale en rationele activiteit die erop gericht is een redelijke beoordelaar van de
aanvaardbaarheid van een bepaald standpunt te overtuigen door de in het standpunt uitgedrukte
propositie door middel van een constellatie van proposities te rechtvaardigen of te ontkrachten.
Ontleding definitie:
Argumentatie is een vebale activiteit, een taalhandeling verbale activiteit (argumenteren
is het gebruiken van taal)
Sociale activiteit: gericht op anderen, Meestal mensen die het niet met je eens zijn
Rationele activiteit = ze doet een appel aan ons redeneer- en denkvermogen
o iemand die argumentatie naar voren brengt, maakt duidelijk dat hij over het
betreffende onderwerp heeft nagedacht en dat hij zijn zienswijze op een redelijke
wijze kan verdedigen
o door argumentatie voor zijn zienswijze aan te voeren, geeft de spreker aan dat zijn
positie niet louter door emotie wordt bepaald
Een redelijke beoordelaar moet overtuigd worden = die zal onze argumentatie op een
redelijke manier (met verstand) beoordelen (niet zozeer door emoties of mooie stijl)
overuiging is erop gericht dat iemand anders het standpunt aanvaardbaar vindt à zegt de
beoordelaar obv een redelijke inschatting
Constellatie van uitspraak: ondersteuning
Er is een bepaald standpunt en een constellatie (= samenhang)
verbaal = argumentatie maakt gebruik van de natuurlijke taal (gesproken of geschreven) ><
logica maakt abstractie van de natuurlijke taal
gericht op overtuigen = argumentatie is erop gericht om iemand door taal te overuigen
gebeurt door de uitspraak (propositie) die in het standpunt zit
o ‘het wordt mooi weer vandaag’ = propositie die het standpunt uitmaakt en die
wordt verdedigd / gerechtvaardigd door de propositie ‘de zwaluwen vliegen hoog’ o
=> de argumentatie die ter verdediging van een positief standpunt wordt
aangevoerd, is bedoeld om de propositie waarop dit standpunt betrekking heeft te
rechtvaardigen >< negatief standpunt: de propositie ontkrachten
veel aandacht voor rationaliteit, redelijkheid en aanvaardbaarheid
‘het is mooi weer vandaag’ = propositie en dan geef je elementen om dit te rechtvaardigen
Een standpunt kan gemarkeerd zijn of niet bv: ‘Ik vind… , volgens mij…’
Wie in een (gesproken of geschreven) tekst argumenteert, geeft daarmee 2 dingen te kennen
1. er is sprake van een verschil van mening (een geschil), of men gaat ervan uit dat zich een
verschil van mening kan voordoen
2. men beschouwt de hoorder / lezer als een persoon die door middel van redelijke
argumenten overtuigd kan worden = men gaat ervan uit dat het zin heeft te argumenteren
opvattingen (= standpunt)
- een subjectief element speelt mee > een visie op de werkelijkheid die niet door iedereen
onderschreven wordt
, - een betwistbare visie op de werkelijkheid wat voor mij een feit is, kan voor een ander een
opvatting zijn, iets waarover je kunt twisten => iedere uitspraak die daadwerkelijk betwist
wordt, dan wel naar het oordeel van de spreker/schrijver betwistbaar is
Oorsprong van de argumentatietheorie
Griekse Oudheid
Argumentatietgeorie ontstaat
1) voor 5e - 6e eeuw v Chr
Mythologisch wereldbeeld : nog niet veel sprake van argumenteren, allemaal goden en
mythes die verklaren waarom de wereld is zoals die is
Dogmatisch : kosmos + polis (Polis = stad, maatschappij) vast liggend mens en
wereldbeeld) = onveranderlijk systeem, afspiegeling van de goddelijke orde
2) 6e-5e E v.C. : nieuwe verklaringen gezocht door natuurfilosofen = verantdering in mythologisch
wereldbeeld
- oerbeginsel, oerwet, atomenleer,...
= poging om de natuurverschijnselen + het ontstaan van de wereld te verklaren zonder een
beroep te doen op de mythologische godengalerij
- nieuwe disciplines klassieke logica, dialectica, retorica
3) 5e E : interesse voor de sociale orde
- Meningen en verklaringen ondersteunen door… argumenten
- Er is geen verandering mogelijk, er zijn verschillende meningen ontstaan tegenspraak en
behoefte voor overtuiging
- Men realiseert zich dat de maatschappij maakbaar is lokt disscusie uit
Griekse sofisten
= rondtrekkende geleerden
=> al die verschillende opvattingen over het ontstaan van de wereld + de organisatie van de politieke
staat leidde tot meningsverschillen opvattingen moesten verdedigd worden door met argumenten te
ondersteunen
- de eersten die vragen stelden zoals “Wat is een juiste mening?”, “Wanneer kunnen we
zeggen dat iets waar is?”, “Hoe kan men bepalen welke argumentatie het beste is?”, “Bestaat
er zoiets als ‘goede’ argumentatie?”
- gaven onderricht in argumentatie en politieke en sociale vaardigheden ze probeerden
leerlingen te overtuigen en te laten argumenteren over maatschappelijke onderwerpen ze
zijn niet uit op universele waarheden, maar het is belangrijk om op een bepaald ogenblik
gelijk te krijgen van een specifiek publiek
- objectief goede argumentatie bestaat niet. Als iemand erin slaagt een ander dmv
argumenten te overtuigen, komt dit doordat de ander die argumenten aanvaardt
=> de pleitbezorger krijgt gelijk, maar dat hoeft niet te betekenen dat hij in objectieve zin gelijk heeft
vb. Gorgias: alles wat we zien is schijn, alle waarden zijn relatief en subjectief, argumentatie = op
basis van gelijk krijgen
, - goed en overtuigend spreken werd als een weg naar maatschappelijk succes gezien, dus er
besond veel belangstelling voor het onderwijs van de sofisten
- retorica: gelijk krijgen van een bepaald publiek (>< gelijk hebben) heel specifiek publiek en
daar je argumentatie en overtuigingsmiddelen aan aanpassen >< gelijk hebben: normatieve
argumentatietheorieën (redelijk en kritisch)
=> de sofisten legden heel erg de klemtoon op publieksanalyse welke middelen ga ik gebruiken om
dit publiek daarvan te overtuigen = heel retorisch
Griekse democratie:
verdedigen van beleidsvoorstellen (politiek) en bij juridische kwesties.
mannelijke burgers hebben directe inspraak in de volksvergadering => steeds meer aandacht
voor het redelijke denken / discussiëren en het overtuigen van een specifiek publiek
nieuwe meningen + democratie :
algemene reflectie op argumenteren
logica, dialectica, retorica
Aristoteles
Korte samenvatting :
Ontstaan democratie, geloof in de maakbaarheid van de wereld leiden tot logica, dialectica
en retorica
Eerste persoon die hierover iets geschreven heeft is Aristoteles
Aristoteles 4de eeuw voor Christus
logische theorie : Analytica (= logica)
dialectica : Topica & De sophisticis elenchis (titels werken)
goed en overtuigend spreken : Rhetorica
Van bestaande meningen tot nieuwe meningen komen door middel van redeneringen
Idee: Alle kenissen, menigen komen voort uit andere kenissen en meningen (door middel van
redeneringen)
2 soorten redeneringen:
- Deductief syllogisme : afleidende redenering
- Inductief syllogisme : voorbeeldargumentatie
Deductief syllogisme
Uit premissen wordt conclusie afgeleid (een aantal uitspraken waarin iets beweerd of
verondersteld wordt)
Als het syllogisme geldig is, is het onmogelijk dat premissen waar zijn en conclusie onwaar
Premissen zijn uitspraken waaruit kennis en meningen worden afgeleid
Als de premissen waar zijn moet ook de conclusie waar zijn
Bv. Premisse 1: Alle mensen zijn sterfelijk
Permisse 2: Socrates is een mens
Conclusie: Socrates is sterfelijk