Samenvatting artikelen deeltoets 1 Familie en Gezin UvA
65 vues 5 fois vendu
Cours
Familie & Gezin
Établissement
Universiteit Van Amsterdam (UvA)
In dit document is een samenvatting van alle artikelen en boekhoofdstukken uit Pedagogiek in Beeld voor deeltoets 1 van Familie en Gezin aan de UvA, schooljaar .
Dit is voor de eerstejaars bachelor studenten.
Met o.a. deze samenvatting heb ik een 8.7 gehaald voor mijn toets.
Inhoud van deze samenvatting is alle artikelen van Deeltoets 1 van Familie en
Gezin, schooljaar 2021-2022
Week 1
- College 1 Inleiding in de gezinspedagogiek
- Maternal Sensitivity to Infant Distress and Nondistress as Predictors of
Infant–Mother Attachment Security - McElwain & Booth-La Force (2006)
- A self-determination theory perspective on parenting - Jouseement et al
(2008)
- Hoofdstuk 4 Pedagogiek in Beeld
- College 2 Vaders
- The Ecology of Father-Child Relationships: An Expanded Model - Cabrera et
al (2014)
- Hoofdstuk 9 Pedagogiek in Beeld
Week 2
- College 3 Siblings
- Siblings – friends or foes? - Pike et al (2009)
- Siblings’ Direct and Indirect Contributions to Child Development - Brody
(2004)
- Sibling relationship quality and psychopathology of children and adolescents:
A meta-analysis - Buist et al (2013)
- College 4a Mind-mindedness
- Sensitive attunement to infants’ internal states: operationalizing the construct
of mind-mindedness - Meins (2013)
- College 4b Kindermishandeling
- Burden and consequences of child maltreatment in high-income countries -
Gilbert et al (2009)
- Hoofdstuk 14 Pedagogiek in Beeld
Week 3
- College 5 Kind - gezins transacties
- Nature and Nurturing: Parenting in the Context of Child Temperament - Kiff
et al (2011)
- Hoofdstuk 19 Pedagogiek in Beeld
, 2
Literatuur week 1.1 FG
Maternal Sensitivity to Infant Distress and Nondistress as Predictors of Infant–Mother
Attachment Security
Bij het beschouwen van Bowlby's (1969/1982) conceptualisering van gehechtheid als een
"biogedragsveiligheidsregulerend systeem", stelden Goldberg, Grusec & Jenkins (1999) dat
de gevoeligheid van de moeder voor kinderongemakken bijzonder relevant kan zijn voor de
vorming van een veilige gehechtheidsrelatie. Gegevens uit de NICHD Study of Early Child
Care boden een unieke kans om deze vraag te beantwoorden, aangezien de gevoeligheid
van de moeder voor niet-nood en stress elk werd gecodeerd voor 357 moeder-kind duo's na
6 maanden en 230 dyads na 15 maanden uit video-observaties van moeder-kind spel
sessies. Gehechtheidsveiligheid werd beoordeeld in de vreemde situatie na 15 maanden.
Logistische regressieanalyses gaven aan dat een grotere gevoeligheid voor ongerief (maar
niet een grotere gevoeligheid voor niet-distress) na 6 maanden geassocieerd was met een
grotere kans om als veilig te worden geclassificeerd. De gevoeligheidsmaatregelen van 15
maanden waren niet-significante voorspellers van veiligheid. De resultaten ondersteunen het
idee dat de beschermende functie van de gehechtheidsrelatie kind-moeder vooral in het oog
springt tijdens de vroege kinderjaren.
Een veilige gehechtheidsrelatie tussen baby en verzorger wordt beschouwd als een
belangrijke ontwikkelingsmijlpaal van de kindertijd en zal naar verwachting een basis vormen
voor het bereiken van volgende belangrijke taken in het stadium.
Voor de meeste kinderen ontstaan hechtingsrelaties eerst in het gezin, en een kernprincipe
van de hechtingstheorie is dat de kwaliteit van de vroege zorg een belangrijke rol speelt bij
de ontwikkeling van een veilige hechting tussen baby en verzorger.
In hun intensieve studie van 26 moeder-kind-dyades in Baltimore, hebben Ainsworth et al.
(1978) onderstreepten dat de sensitieve responsiviteit van de moeder op babysignalen
gedurende het eerste jaar de sleutel is tot het bevorderen van de veiligheid van
gehechtheid.
Dus, bijna 30 jaar nadat de bevindingen van de baanbrekende Baltimore-studie werden
gepubliceerd, bevestigt onderzoek duidelijk de bewering van Bowlby (1969/1982) en
Ainsworth et al. (1978) dat gevoeligheid van moeders de ontwikkeling van een veilige
gehechtheidsrelatie tussen baby en moeder bevordert.
Ondanks Bowlby's centrale stelling dat het gehechtheidssysteem een beschermende functie
heeft, hebben studies doorgaans globale maatregelen gebruikt waarin de gevoeligheid van
de moeder voor signalen van nood en niet-noodsituaties worden gecombineerd.
Voor zover wij weten, heeft echter geen eerdere studie de maternale gevoeligheid voor
kinderongemakken en niet-distress expliciet vergeleken, gemeten op dezelfde manier in
dezelfde interactieve context als voorspellers van hechtingsveiligheid.
Bij het beoordelen van de gevoeligheid van de moeder voor angst als een correlaat van
veiligheid van gehechtheid, rijzen er verschillende vragen.
Ten eerste, in welke mate zijn de gevoeligheid voor distress en non-distress verwant?
, 3
Een tweede vraag betreft de ontwikkelingsverandering in de rol die gevoeligheid voor nood
en niet-distress spelen bij het ondersteunen van een veilige gehechtheid.
Een derde vraag richt zich op de bijdrage van het kind.
Ten slotte moeten logistieke zorgen over methoden om de gevoeligheid van moeders voor
nood en niet-stress in vergelijkbare situaties te beoordelen, worden aangepakt.
De huidige studie
Er werd gebruik gemaakt van gegevens uit de NICHD Study of Early Child Care (SECC).
Tijdens fase I van de NICHD SECC rapporteerden moeders over het temperament van de
baby op 1 en 6 maanden, moeder-kind dyades werden waargenomen in een semi-
gestructureerde spelsessie thuis op 6 en 15 maanden, en de gehechtheid van baby-moeder
werd beoordeeld in de vreemde situatie op 15 maanden.
Samengevat waren onze belangrijkste doelstellingen om voor elk deel te onderzoeken: (a)
de associaties tussen maternale gevoeligheid voor stress, maternale gevoeligheid voor niet-
distress, en moeilijk temperament van baby's, (b) de associaties tussen elke
gevoeligheidsmaatstaf en veiligheid van baby-moeder gehechtheid bij 15 maanden, en (c)
de unieke bijdragen van de gevoeligheid van de moeder voor leed en niet-nood aan de
veiligheid van de gehechtheid van de moeder en het kind.
Deelnemers
De deelnemers waren afkomstig uit de grotere steekproef van gezinnen (N 1364) die
deelnamen aan de NICHD Study of Early Child Care.
De gevoeligheid van de moeder werd beoordeeld tijdens video-observaties van moeder-
kindspel thuis na 6 en 15 maanden.
Maternale gevoeligheid. De interactie tussen moeder en kind werd op video opgenomen
tijdens een semigestructureerde speelsessie van 15 minuten thuis op 6 en 15 maanden.
Zuigeling-moeder gehechtheid. Toen baby's 15 maanden oud waren (1 maand), bezochten
moeder-kind duo's een speelkamer in een laboratorium en werden op video opgenomen in
de Strange Situation-procedure.
Kind temperament. Moeders vulden de Early Infancy Temperament Questionnaire (EITQ,
Medoff-Cooper, Carey, & McDevitt, 1993) in op één maand en de Revised Infant
Temperament Questionnaire (Carey & McDevitt, 1978) op zes maanden.
Resultaten
Voor de substeekproef van 15 maanden was de minderheidsstatus van kinderen
geassocieerd met een hogere frequentie van classificaties van onveilige gehechtheid dan de
status van niet-minderheid. Vervolgens werden voor elke substeekproef partiële correlaties
(controleren voor minderheidsstatus) berekend tussen de gevoeligheidsmaten van de
moeder en het door de moeder gerapporteerde temperament van de baby, en deze waren in
alle gevallen niet-significant.
In elk model werden de minderheidsstatus van het kind en het door de moeder
gerapporteerde temperament van de baby ingevoerd in stap 1 van de logistische
regressievergelijking.
, 4
De minderheidsstatus van het kind en het temperament van de baby werden ingevoerd in de
eerste stap van elk model en waren niet significant in het voorspellen van de veiligheid van
gehechtheid.
De minderheidsstatus en het temperament van het kind werden in de eerste stap ingevoerd
en alleen de minderheidsstatus leverde een significante bijdrage aan de veiligheid van
gehechtheid.
Minderheidsstatus was geassocieerd met een verminderde kans op het ontvangen van een
classificatie voor veilige gehechtheid na 15 maanden.
Maternale gevoeligheid voor distress en non-distress na 15 maanden bij deelname aan de
tweede stap was niet significant.
Discussie
Goldberg et al. (1999) stelden dat een engere definitie van gehechtheid een meer
rigoureuze, valide beoordeling geeft van voorspellingen die inherent zijn aan Bowlby's
(1969/1982) conceptualisering van gehechtheid als een "biogedragsveiligheidsregulerend
systeem".
De resultaten gaven aan dat een grotere maternale gevoeligheid voor stress na 6 maanden
(maar niet 15 maanden) geassocieerd was met een grotere kans op een veilige gehechtheid
aan de baby-moeder. Op geen van beide tijdstippen droeg gevoeligheid voor niet-distress
significant bij aan de veiligheid van gehechtheid.4 Deze resultaten bieden gedeeltelijke
ondersteuning voor de hypothese dat met name de gevoeligheid van de moeder voor
kinderongemakken centraal staat bij het bevorderen van de veiligheid van gehechtheid.
Dat maternale gevoeligheid voor baby-nood na 6 maanden naar voren kwam als een
significante voorspeller van latere gehechtheidsveiligheid, komt overeen met eerdere
onderzoeken naar maternale respons op huilende baby's.
Omdat de gehechtheidsrelatie wordt geconceptualiseerd als een ontwikkeling van
wederkerige interacties tussen verzorger en kind (Bowlby, 1969/1982), hebben we ook
nagegaan in hoeverre het moeilijke temperament van de baby, zoals gerapporteerd door
moeders na één en zes maanden, geassocieerd was met moederlijk gedrag en baby-
moeder gehechtheid veiligheid. Moeilijk temperament was niet gerelateerd aan de maten
van maternale gevoeligheid op beide tijdstippen en kwam niet naar voren als een
significante voorspeller van gehechtheidsveiligheid na 15 maanden.
Het gebrek aan bevindingen voor maternale gevoeligheid voor stress na 15 maanden is
enigszins verrassend.
De korte duur van de observatiesessies van moeder en kind kan worden gezien als een
beperking van het huidige onderzoek.
Voorzichtigheid is geboden bij het veralgemenen van de huidige bevindingen, aangezien
voorlopige analyses verschillende verschillen aan het licht brachten tussen moeder-kind
duo's die waren opgenomen en uitgesloten van de substeekproef van 6 maanden.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Sophieuva. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,48. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.
