Week 2
ABRvS 25 juli 2012, (tijdelijke omgevingsvergunning Steenbergen; begrip ‘bijbehorend
bouwwerk’)
Het woord zegt het al. Een bijbehorend bouwwerk moet ergens bij horen. Zonder een ander
bouwwerk op een perceel, dat het hoofdgebouw wordt genoemd, kan dus geen bijbehorend
bouwwerk worden geplaatst.
ABRvS 3 november 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO2683 (begrip ‘bouwwerk’)
Ingevolge artikel 1, eerste lid, onder a, van de Woningwet, voor zover van belang, wordt
onder bouwen verstaan: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen en het vergroten van een bouwwerk. Het begrip bouwwerk is in die wet niet
nader gedefinieerd. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak
van 19 juli 2006 in zaak nr. 200509405/1 (AB 2006/305.red.) dient voor de uitleg van het
begrip bouwwerk het spraakgebruik richtinggevend te zijn. Daarbij kan aansluiting worden
gezocht bij de in de modelbouwverordening 1992 gegeven definitie van bouwwerk. Deze
definitie luidt: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander
materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden
is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te
functioneren.
ABRvS 27 april 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ2633 (begrip ‘bouwwerk’)
Het begrip bouwwerk is in de Woningwet als zodanig niet omschreven. Evenwel komt aan
dit begrip de betekenis toe die daaraan ook in artikel 1, onder 6, van de planvoorschriften
van het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ is toegekend.
De rechtbank is terecht tot de conclusie gekomen dat de mestopslag op het perceel geen
bouwwerk is. Het feit dat de verharding bestaat uit betonplaten op een ondergrond van
landbouwfolie maakt niet dat het geheel kan worden aangemerkt als een constructie als
bedoeld in artikel 1, onder 6, van de planvoorschriften. De omstandigheid dat de
betonplaten onder afschot zijn geplaatst, maakt dat niet anders. Reeds nu het constructieve
element ontbreekt, is de mestopslag geen bouwwerk.
ABRvS 3 oktober 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX8968 (omgevingsvergunningvrij bouwen?)
Om te bepalen of het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de oppervlakte
van de in het kader van art. 9.4.4 van de planvoorschriften in aanmerking te nemen
bijgebouwen op het perceel in totaal 93,42 m² bedraagt, heeft de rechtbank terecht
onderzocht of de oppervlaktes van de loods en de garage betrokken moeten worden bij de
berekening van de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen. In dit verband heeft de
rechtbank op zichzelf terecht overwogen dat het bestemmingsplan niet in de weg kan staan
aan het bouwen van bouwwerken die voldoen aan de eisen van art. 2 Bijlage II Bor, gelezen
in samenhang met art. 2.3 lid 2 Bor. Daarvoor verwijst de Afdeling naar de uitspraak van 8
augustus 2012 in zaak nr. 201105349/1/A1.
De rechtbank heeft aan deze overweging echter ten onrechte de conclusie verbonden dat
het college delen van de garage, met in totaal een oppervlakte van 38,18 m², buiten
beschouwing mocht laten bij de berekening van de totale oppervlakte aan bijgebouwen die
het bestemmingsplan toestaat. Dat was, aangezien — zoals het college ter zitting heeft
, erkend — de garage functioneel en bouwkundig niet uit delen bestaat, maar één geheel is,
niet mogelijk. De garage is als geheel te groot om aangemerkt te kunnen worden als
bijbehorend bouwwerk waarvoor ingevolge art. 2 aanhef en onder 3 Bijlage II Bor geen
omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is. Nu voor het bouwen van de garage een
omgevingsvergunning is vereist, dient de totale oppervlakte te worden betrokken bij de
vraag of bij de legalisering van de bouwwerken aan art. 9.4.4 van de planvoorschriften wordt
voldaan.
ABRvS 8 augustus 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX3911 (omgevingsvergunningvrij bouwen;
toetsing aan bestemmingsplanregels)
Art. 2 bijlage II Bor, gelezen in samenhang met art. 2.3 lid 2 Bor, wijst categorieën van
bouwwerken aan die vergunningvrij zijn ten aanzien van de activiteiten bouwen en
gebruiken. Dat betekent dat het bestemmingsplan niet in de weg kan staan aan het bouwen
van bouwwerken die aan de in art. 2 gestelde eisen voldoen. Naar het oordeel van de
Afdeling moet hieruit worden afgeleid dat bouwwerken die ingevolge art. 2 bijlage II Bor
vergunningvrij zijn, niet meetellen bij de vraag of door de bouw van andere categorieën
bouwwerken, de maximaal in het bestemmingsplan toegelaten oppervlakte aan
bouwwerken wordt overschreden. Dat is anders indien door toevoeging van een nieuw
bouwwerk niet meer wordt voldaan aan de eisen die dat artikel stelt, bijvoorbeeld de eis dat
niet meer dan 50% van het achtererfgebied mag worden bebouwd met bijbehorende
bouwwerken. Met deze benadering wordt ten aanzien van bouwwerken als bedoeld in art. 2
bijlage II Bor, de jurisprudentie voortgezet die is ontwikkeld onder de werking van de
Woningwet en de Wet op de Ruimtelijke Ordening (onder meer de uitspraak van 10 juli
2002, nr. 200101969/1), waarvoor ook steun kan worden gevonden in de Nota van
Toelichting bij het Bor (Stb. 2010, 143; p. 145).
Art. 3 bijlage II Bor, gelezen in samenhang met art. 2.3 lid 1 Bor, wijst categorieën van
bouwwerken aan die vergunningvrij zijn, voor zover ze niet in strijd zijn met het
bestemmingsplan en met de andere regelgeving die in art. 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt
vermeld. Zijn deze bouwwerken in strijd met deze regelgeving, dan is daarvoor een
vergunning vereist. Dat betekent dat het bestemmingsplan in de weg kan staan aan het
vergunningvrij bouwen van bouwwerken als bedoeld in art. 3 bijlage II Bor. Deze categorieën
van bouwwerken tellen wel mee bij de vraag of de maximaal in het bestemmingsplan
toegelaten oppervlakte wordt overschreden. Een andere opvatting zou de betekenis aan het
bestemmingsplan en daarin opgenomen regels, bijvoorbeeld ten aanzien van de maximale
bebouwbare oppervlakten, voor deze bouwwerken aanzienlijk ontnemen.
ABRvS 5 november 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY3015 (onlosmakelijke samenhang?)
Zoals de afdeling in de uitspraak van 28 september 2012 in zaak nrs. 201208643/1/A1 en
201208643/2/A1 heeft overwogen is weliswaar zowel het bouwrijp maken van de gronden
als het kappen van de op die gronden aanwezige bomen gericht op de bouw van het Casco
Park A4, maar zijn deze activiteiten geen activiteiten die onlosmakelijk met elkaar zijn
verbonden in de zin van artikel 2.7, eerste lid, van de Wabo, nu het kappen van de bomen
vooraf gaat aan het bouwrijp maken van de gronden en aldus fysiek daarvan is te
onderscheiden.
Week 3
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur lauradegroot3. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,89. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.