Samenvatting in de vorm van flitskaartjes voor Inleiding in de arbeids en organisatiepsychologie!
Een heldere, duidelijke samenvatting. Hierbij is niks uit het boek overgeslagen.
Inleiding in de arbeids- en organisatiepsychologie samenvatting
Tout pour ce livre (26)
École, étude et sujet
Open Universiteit (OU)
Bachelor Psychology
Inleiding In De Arbeids & Organisatiepsychologie (PB01312)
Tous les documents sur ce sujet (17)
22
revues
Par: mirnabeliz • 3 semaines de cela
Par: sannerokx • 2 mois de cela
Par: luyunettelourens • 2 mois de cela
Par: matthiasklop • 4 mois de cela
Par: skenkel • 7 mois de cela
Par: loisdemarinii • 9 mois de cela
Par: kimvanrooij1 • 11 mois de cela
Traduit par Google
If I include the book, definitions and entire pages are skipped. Too bad!
Afficher plus de commentaires
Vendeur
S'abonner
astridmeewisse
Avis reçus
Aperçu du contenu
Thema 1 – Selectie
Hoofdstuk 2 Individuele verschillen
2.1 Intelligentietests
De twee Franse psychologen, Alfred Binet en Theodore Simon, hebben een concept ontwikkeld dat
tegenwoordig de allereerste valide intelligentietest wordt genoemd en vormt de basis voor hedendaagse
intelligentietests.
Een veelgebruikte indeling in intelligentiefactoren is die tussen vloeibare intelligentie en gekristalliseerde
intelligentie. Vloeibare intelligentie betreft het vermogen om na te denken, daarin ook ‘beweeglijk’ te
zijn (denk aan het oplossen van puzzels) en het vermogen tot abstract redeneren. Piekprestaties hierin zie
je in de leeftijd van 30-40 jaar. Dit weerspiegelt meer de genetische component van intelligentie.
Gekristalliseerde intelligentie betreft het vermogen om te leren van ervaringen. Ook tekstbegrip en
woordenschat vallen hieronder. Dit type intelligentie wordt sterker naarmate we ouder worden.
Praktische intelligentie heeft betrekking op het vermogen problemen uit de praktijk op te lossen aan de
hand van informatie die niet noodzakelijkerwijs in de formulering van het probleem is vervat. Correleert
slechts matig met traditionele IQ-tests.
De term ‘algemene intelligentie’ werd voor het eerst gebruikt door Spearman, hij noemde intelligentie
een general factor; de g-factor of general mental ability (GMA). Dat wil zeggen dat de test die algemene
intelligentie meten allemaal aan elkaar gerealiteerd zijn: mensen behalen in dergelijke tests over het
algemeen vergelijkbare scores. Veel onderzoekers beschouwen de g-factor als de beste en meest stabiel
gevalideerde meting van alle individuele verschillen die de psychologie te bieden heeft, hij is dus
behoorlijk betrouwbaar en kan vrij nauwkeurig worden gemeten.
Samenvatting: Traditionele tests van cognitief vermogen en intelligentie worden gewoonlijk op
gestandaardiseerde wijze afgenomen. Op deze wijze kunnen verschillen tussen individuen worden
bepaald, aangezien wordt aangenomen dat alle individuen evenveel kans hebben gekregen om de vragen
correct te beantwoorden, omdat ze allemaal de test onder dezelfde omstandigheden hebben ingevuld.
Algemene intelligentie ‘g’ wordt in verband gebracht met prestaties bij uiteenlopende werkgerelateerde
taken. Het gaat hierbij niet alleen om aangeboren vermogens van mensen om bepaalde mentale
bewerkingen uit te voeren, maar om persoonlijke en situationele factoren.
Enerzijds bestaat het idee dat het uiteindelijk geen of weinig verschil uitmaakt uit welke cultuur iemand
komt of welke etnische afkomst iemand heeft. De test meet nog steeds dezelfde intelligentie. Anderzijds
blijkt dat cognitieve vaardigheidstest mogelijk niet voor elke etnische groep en eerlijke beoordeling geven
van het potentieel, ondanks het feit dat ze zijn gestandaardiseerd. Kortom er zijn consistente verschillen
in de testscores voor algemene vermogens die door verschillende subgroepen worden behaald. Deze
kunnen zich om verschillende redenen voordoen en zijn mogelijk niet gerelateerd aan toekomstige
arbeidsprestaties.
2.2 Hedendaagse benadering van intelligentie
Howard Gardner ontwikkelde zijn theorie van meervoudige intelligentie op basis van onderzoek naar
begaafdheid en hersenschade. Hij stelde dat er meer dan een enkele algemene intelligentiefactor is en
deed meer beroep op menselijke intuïtief. Gardner beschreef negen typen intelligentie op basis van
menselijke vermogens:
1. Linguïstisch: het vermogen om jezelf effectief te uiten met taal
, 2. Ruimtelijk: het vermogen om mentale beelden te creëren en te manipuleren om bepaalde
problemen op te lossen en je te oriënteren in de ruimte
3. Muzikaal: het vermogen om toonhoogtes en ritmes te herkennen en toe te passen en zo een
instrument te bespelen, te zingen of te componeren
4. Logisch-mathematisch: het vermogen om patronen waar te nemen, conclusies te trekken uit
gegevens en logisch te redeneren
5. Kinesthetisch: het vermogen om mentale vermogens te gebruiken om de eigen
lichaamsbewegingen te coördineren, zoals bij sport, dans of chirurgie
6. Interpersoonlijk: het vermogen om de gevoelens en bedoelingen van anderen op te vangen en te
begrijpen
7. Intrapersoonlijk: het vermogen om te reflecteren en eigen gevoelens en motieven te begrijpen
8. Natuurgerichtheid: het vermogen om objecten in de natuurlijke wereld te herkennen en te
categoriseren
9. Existentieel: het vermogen om je eigen positie in het menselijk bestaan te bepalen, zoals je
houding ten opzichte van leven en dood
De bovenstaande intelligenties opereren gelijktijdig en vullen elkaar aan wanneer iemand vaardigheden
ontwikkelt of problemen oplost.
De triarchische intelligentietheorie van Robert Sternberg bevat drie aan elkaar gerelateerde sub
theorieën die elk iets zeggen over een vorm van intelligentie:
1. De analytische deeltheorie: analytische intelligentie omvat abstracte probleemoplossing (puzzels)
en de denkstrategieën die iemand daarbij gebruikt, zoals het controleren en coderen van
informatie. Het verwijst ook naar de processen die je gebruikt voor het verzamelen en opslaan
van nieuwe kennis: ons lerend vermogen. Deze vaardigheid wordt door de meeste
intelligentietests gemeten.
2. De creatieve deeltheorie: creatieve intelligentie (experimentele intelligentie) omvat het
vermogen om creatief te denken en om jezelf aan nieuwe situaties aan te passen.
3. De praktische deeltheorie: praktische intelligentie is het vermogen om alledaagse taken te
begrijpen en uit te voeren.
De drielagentheorie van cognitieve vermogens (John Carroll) is gebaseerd op een heranalyse van meer
dan 450 datasets van testresultaten van cognitieve vermogens. Stratum III lijkt het meest op ‘g’. Stratum
II verdeelt het in brede vermogens zoals vloeiende intelligentie. Stratum I specificeert die vermogens nog
verder in specifieke vermogens zoals beeldherkenning en taalbeheersing.
Emotionele intelligentie
,Goleman definieerde emotionele intelligentie als: ‘het vermogen om jezelf te motiveren en vol te houden
in het geval van tegenslag; om impulsen te beheersen en niet direct toe te geven aan bevrediging; om je
stemmingen te beheersen en te voorkomen dat je vermogen tot denken door hevige emoties wordt
verstoord; om je in te leven in anderen en hoopvol te blijven’.
De kern van Golemans model is gebaseerd op competentieanalyses in verschillende organisaties en heeft
direct betrekking op de werkvloer. Goleman noemt vier domeinen waarin de competenties waargenomen
kunnen worden:
Joseph en Newman stellen dat er sprake is van emotieperceptie, emotie-inzicht en emotieregulatie
enerzijds en arbeidsprestaties anderzijds. Het is uiteindelijk de emotieregulatie (het beïnvloeden welke
emoties iemand heeft, wanneer deze emoties voorkomen en hoe deze emoties worden ervaren en geuit)
die van invloed is op de arbeidsprestaties. In theorie is dit gerelateerd via het genereren van een
affectieve toestand (stemming) die gunstig is voor de arbeidsprestaties (zoals plezier of enthousiasme).
Samenvatting: het bestaan van emotionele intelligentie als nieuw construct afzonderlijk van andere
vastgestelde constructen is een onderwerp van felle discussie geweest. Hoewel wordt geaccepteerd dat EI
veel facetten heeft, is er nog controverse over wat deze facetten zijn. Vooralsnog is EI geen valide
concept. Daarom kan het eigenlijk niet wetenschappelijk (als persoonskenmerk of selectie instrument)
worden gebruikt. Emotionele intelligentie wordt door velen gezien als een spannend concept, omdat het,
meer dan andere intelligentiemodellen, betrekking heeft op gedachtes emoties en sociaal bewustzijn. Dat
EI voorspellingen lijkt te kunnen de over de mate van toekomstig succes in het werk staat zeer ter
discussie.
2.4 Persoonlijkheidsleer
Persoonlijkheidskenmerken vertegenwoordigen neigingen of voorkeuren om je in een specifieke situatie
op een bepaalde manier te gedragen. Het Big Five-model bestaat uit:
1. Extraversie (versus introversie): warm, sociaal, assertief, actief (energiek), gericht op uitdagingen
en het ervaren van positieve emoties.
2. Neuroticisme of stressbestendigheid (versus emotionele stabiliteit): gespannen, depressief,
gericht op zichzelf, impulsief en kwetsbaar.
3. Consciëntieusheid of zorgvuldigheid (versus laksheid): competent (zich bekwaam voelen),
voorkeur voor orde, plichtsgetrouw, prestatiegericht, gedisciplineerd, bedachtzaam.
4. Altruïsme of vriendelijkheid (versus vijandigheid): vriendelijk, vertrouwend, rechtdoorzee,
meegaand, bescheiden, rustig, inschikkelijk.
5. Openheid voor nieuwe ervaringen of autonoom (versus conventionaliteit of geslotenheid):
fantasierijk, esthetisch ingesteld, openstaan voor gevoelens, actief, veel ideeën hebben.
Het Big-Five model is een algemeen geaccepteerd model voor het in kaart brengen van de structuur van
een persoonlijkheid. Er is aangevoerd dat er mogelijk een zesde dimensie bestaat: eerlijkheid-nederigheid
(oprechtheid, rechtvaardigheid, aversie tegen hebzucht en bescheidenheid).
De identificatie van de Big Five-factoren is een opmerkelijke ontwikkeling in de analytische benadering
van persoonlijkheid. De karaktertrekken van lagere orde en de facetten van de Big Five hebben relaties
met arbeidsprestaties die mogelijk worden verhuld wanneer we ons alleen zouden concentreren op de
relaties tussen de brede trekken van de Big Five en prestatie.
, Person-environment fit: de mate waarin iemands waarden, interesses en gedrag passen bij de cultuur
van een organisatie als geheel in plaats van bij een specifieke functie of taak.
Creativiteit: heeft te maken met het genereren van nieuwe en geheel originele ideeën.
Innovatie: is een breder begrip dan creativiteit, omdat het ook de toepassing en implementatie behelst
van bestaande ideeën met als doel iets nieuws en nuttigs te produceren.
Intrinsieke motivatie: de motivatie om een taak uit te voeren tegen een beloning die deel uitmaakt van
de taak zelf (bijv. interesse, uitdaging).
Extrinsieke motivatie: De motivatie om een taak uit te voeren die voorkomt uit beloningen die geen deel
uitmaken van de taak zelf (bijv. geld, status).
Samenvatting: kennis, intrinsieke motivatie, een hoge vloeibare intelligentie en een hoge score op
openheid bevorderen iemands creativiteit. Consciëntieusheid belemmert dit eerder.
2.4 Sociaal-cognitieve benaderingen van individuele verschillen
Er is een wederzijdse beïnvloeding van situaties en persoonlijkheid/gedrag. Er zijn diverse
persoonlijkheidskenmerken ontwikkeld en onderzocht op basis van cognitie (vermogen om te leren),
waaronder:
• Pro-activiteit
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur astridmeewisse. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.