Meetinstrumenten diagnostisch onderzoek bij psychische klachten
Om betrouwbaar vast te stellen wat er met deze persoon aan de hand is, wordt er gebruik
gemaakt van een mix van meetinstrumenten, triangulatie. Vaststellen van een stoornis
wordt gedaan met behulp van DSM 5: psychische stoornis, verloop, lichamelijke conditie,
ernst, niveau van functioneren.
1. Klinisch interview, vaststellen welke problemen de cliënt ervaart. De interviewer
vraagt vragen over zaken als relaties, sociale contacten, zelfperceptie, activiteiten,
werk, interesses, kijk op andere, stress, boosheid en sociale conformiteit. Verdiepende
vragen mogelijk om re bepalen hoelang de eigenschap aanwezig is.
2. Afnemen van vragenlijsten of testen, algemene psychiatrische symptomen ( bedoeld
voor bewustwording en niet om dingen vast te stellen): 23 vragen over 13
psychiatrische gebieden: boosheid, depressiviteit, manie, angst, lichamelijke
klachten, suïcidale gedachten, psychose, slaapproblemen, geheugen, persoonlijk
functioneren en gebruik van middelen. Comorbiditeit: meerder stoornissen
tegelijkertijd aanwezig.
3. Observeren, systematische observatie van gedrag.
4. Medisch-somatisch onderzoek, om te bepalen of je lichamelijke klachten of
fysiologisch functioneren van invloed kunnen zijn bij het optreden van psychische
stoornis. Hersenscan is onderdeel van het onderzoek.
5. Dossieronderzoek, ziektegeschiedenis en welke behandeling een cliënt heeft gehad.
Thalamus
Schakelstation waarin signalen van sensorische neuronen worden opgevangen,
gesorteerd, gecombineerd en doorgevoerd naar bepaalde delen van de hersenen.
De thalamus integreert informatie uit die delen en zendt deze dan door naar de
kleine hersenen.
Zonder dit schakelstation is het niet mogelijk om tegelijkertijd auto te rijden en een
gesprek te voeren.
Schade:
- Schade in een deel van de thalamus kan leiden tot gevoelsstoornissen in de
tegenovergestelde lichaamshelft. Beschadigingen hier kunnen ook leiden tot
bewegingsstoornissen en bewegingsarmoede (motorische stoornissen kenmerken:
gezichtsuitval, verminderde smaak, verminderde pijngevoel, verminderd gevoel in
een kant van het lichaam en woordvinding problemen.)
Hypothalamus
Bewaakt en regelt de toestand van het lichaam zoals tempratuur, energieniveau
(honger en dorst) en het genot. De hypothalamus vervult deze functie in
samenwerking met het endocriene systeem, waarbij gebruik gemaakt wordt van
hormonen als regulerende functie.
Schade:
, - Een persoon wordt bij dorst niet aangezet tot drinken of bij honger tot eten.
Hippocampus
Van invloed op het onthouden van ingekomen informatie.
Speelt een rol in de overdracht van informatie uit het werkgeheugen naar het lange
termijn geheugen, waar informatie wordt opgeslagen.
Schade:
- Geheugen zal verminderen of verdwijnen, de herinneringen van wat er de afgelopen
tijd gebeurd is zal verminderen of verdwijnen.
Kleine hersenen
Zorgt voor de coördinatie van bewegingen.
Schade:
- Schokkerige bewegingen.
Sensorische neuronen: waarnemingen van de buitenwereld, wat we zien, horen en voelen.
Motorische neuronen: deze ontvangen signalen uit de hersenen en het ruggenmerg, ze
activeren de spieren, organen en klieren in het lichaam.
Interneuronen: deze zitten tussen de hersenen, sensorische en motorische neuronen in.
Klassieke conditionering:
- Gedrag wordt aangeleerd doordat er een koppeling plaatsvindt tussen een
gevoelsreactie en een situatie.
Casus van een meisje die bij het horen van het deuntje van attractie van de efteling heel erg
zin krijgt in iets zoets. Want nadat ze in de attractie was geweest, kreeg ze altijd een
suikerspin.
OS: ongeconditioneerde stimulus:
- Suikerspin na een attractie bij de Efteling (voedsel)
OR: ongeconditioneerde respons:
- Zin in iets zoets (kwijlen)
CS: geconditioneerde stimulus:
- Deuntje van de Efteling (bel)
CR: geconditioneerde respons:
- Zin in iets zoets (kwijlen)
Theory of planned behavior
, 1. Attitude, houding / eigen opvatting.
2. Subjective normen,
- Ervaren norm (perceived norm): opvatting van anderen.
- Subjectieve normen (subjective norm): wat denken anderen dat ik zou moeten doen
, wat hoor ik te doen.
- Descriptieve norm (descriptive norm): wat denk ik dat nadere denken.
3. Waargenomen gedragscontrole, inschatting van eigen mogelijkheden om het gedrag
uit te voeren, waarbij ook de eigen effectiviteitsverwachting is geïncorporeerd.
4. Intentie tot gedrag, wordt bepaald door attitude, subjectieve normen en
waargenomen gedragscontrole. Dat is de voorspeller van het werkelijke gedrag.
5. Gedrag, gedrag dat nu wordt uitgevoerd en de uitkomsten van het gedrag.
Voorbeeld:
Erik vindt zichzelf te dik en wilt afvallen – attitude. Uit zijn omgeving maakt Erik ook op dat
hij te dik wordt gevonden door als laatste gekozen te worden met gym en grappen die op
school worden gemaakt – subjectieve normen. Zijn ouders steunen hem en willen ook een
coach voor hem organiseren. Uit ervaring weet Erik dat hij diëten niet volhoudt –
waargenomen gedragscontrole. Erik heeft weinig vertrouwen in een nieuwe poging om af te
vallen – intentie tot gedrag. Erik blijft te zwaar en wordt misschien nog zwaarder – gedrag –
doordat hij zijn gedrag niet aanpast.
Vormen van doelgericht leren
1. Psychomotorisch leren
Goede beheersing van motoriek (leren zitten, springen, grijpen, gooien, balanceren etc.).
Leren door oefenen (trial-and-error), observeren en leren door instructie.
In een gerichte leersituatie wordt geleerd door instructies en oefenen. Door instructie kan je
iemand leren bijvoorbeeld goed te springen door te vertellen dat je met twee voeten moet
afzetten je kan het dan ook voor doen, dan doe je beroep op leren door observatie alleen is
het nu gericht leren. Ook wordt trial-and-error toegepast door het te proberen en oefenen,
om te kijken wat werkt en wat niet.
Voorbeeld:
Afwegen van rijst, pasta (hoeveelheid inschatten en achteraf zien of het genoeg is) of
roeren in de pan (te hard dan gaat het ernaast) – trial and error.
2. Sociaal-affectief leren
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur NTIstudent88. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,59. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.