OMT2
Abstract
Samenvatting van hoorcolleges gedoceerd door prof Tim Vantilborgh; gedeeltelijk aangevuld met handboek
Justine Michiels
[Email address]
0
,Contents
1.1. Psychologie als wijze van denken...............................................................................................3
2. Introductie tot wetenschappelijk denken..........................................................................................6
2.1. Bronnen van informatie..............................................................................................................6
3. Grondbeginselen van alle onderzoek.................................................................................................8
3.1. Drie soorte uitspraken, vier aspecten van validiteit....................................................................8
3.2. Ethische richtlijnen voor psychologisch onderzoek..................................................................12
4. Surveys.............................................................................................................................................16
4.1. Goede metingen.......................................................................................................................16
4.2. Surveys en observaties..............................................................................................................20
5. Sampling..........................................................................................................................................23
5.1. Veralgemenen...........................................................................................................................23
6. Bivariaat correlationeel onderzoek..................................................................................................27
6.1. Definitie bivariaat correlationeel onderzoek............................................................................29
6.2. Validiteit beoordelen................................................................................................................29
7. Multivariaat correlationeel onderzoek............................................................................................32
7.1. Criteria voor causaliteit.............................................................................................................33
7.2. Longitudinale designs...............................................................................................................33
7.3. Meervoudige regressie.............................................................................................................34
7.4. Controleren...............................................................................................................................36
8. Eenvoudig experimenteel onderzoek..............................................................................................36
8.1. Experimentele variabelen.........................................................................................................37
8.2. Experimenten............................................................................................................................37
8.3. Vier aspecten van validiteit beoordelen...................................................................................40
9. Experimenten: Confounding and obscuring variables.....................................................................41
9.1. Bedreiging interne validiteit......................................................................................................41
9.2. Null-effects................................................................................................................................46
9.3. Power........................................................................................................................................48
10. Experimenten met meer dan 1 onafhankelijke variabele..............................................................51
10.1. Factorieel design.....................................................................................................................52
10.2. Hoofdeffecten en interacties..................................................................................................54
10.3. Varianten van factoriële designs.............................................................................................57
11. Quasi-experimenten, small-in designs, en replicatie.....................................................................59
11.1. Quasi-experimenten...............................................................................................................61
11.2. Small-N experiment................................................................................................................63
1
, 11.3. Replicatie................................................................................................................................65
WPO.....................................................................................................................................................69
Wetenschappelijke communicatie...................................................................................................69
Basisconcepten en methoden in onderzoek....................................................................................73
Surveyonderzoek & schalen.............................................................................................................76
Relaties tussen variabelen...............................................................................................................78
Onderzoeksdesign...........................................................................................................................80
Factoriële designs............................................................................................................................83
Quasi-experimentele designs...........................................................................................................86
2
, 1.1. Psychologie als wijze van denken
Oefenvragen (geen examenvragen)
Op welke bronnen is de empirische methode Zintuigelijke waarnemingen &
gebaseerd? meetinstrumenten
Wat zijn de kenmerken van een goede theorie? Ondersteund door data, falsifieerbaar &
parsimonie
Wat zijn de waarden van de wetenschappelijke Universalisme, communiteit,
gemeenschap? ongeïnteresseerdheid en georganiseerd
scepticisme
Beschrijf twee manieren waarop journalisten Door de resultaten van onderzoeken te
de wetenschap die ze proberen te publiceren, overdrijven of door de details verkeerd te
kunnen vervormen. gebruiken.
- Belangrijk wetenschap te kunnen produceren & wetenschap te kunnen consumeren
o Bv. facilitated communication treatment die communicatie mogelijk zou maken,
maar uit onderzoek bleek dat dit eigenlijk niet werkte (therapeut stuurt
communicatiepatiënt) ☹
o Bv. scared straight approach waarbij men delinquente jongeren intimideert om hen
op het rechte pad te krijgen, in de praktijk werkt dit niet & de kans op criminaliteit
wordt zelfs groter ☹
o Bv. mindfulness zou helpen met schoolse prestaties, op het eerste zicht lijken
wetenschappelijke studies te impliceren dat mindfulness echt werkt 😊
- Kritische mindset is essentieel!
- Niet alle gepubliceerd onderzoek is correct/ robuust
- Psychologisch onderzoek zit in een turbulente periode (zie ook 10.3. replicatie)
o In 2011 publiceerde een onderzoeker een artikel waarin hij met 9 verschillende
experimenten aantoonde dat mensen de toekomst kunnen voorspellen
De onderzoeker heeft veel meer experimenten gedaan dan de 9
gepubliceerde experimenten
Men heeft in dit onderzoek de statistieken gemanipuleerd zodat men een
significant resultaat zou uitkomen
- Hoe werken wetenschappers?
o Empirie
Empirische methode is gebaseerd op data van
Directe zintuiglijke waarneming
Meetinstrumenten (bv. vragenlijsten)
Deze data gebruiken we om conclusies te trekken
Empirische wetenschappers trachten systematisch, nauwkeurig, en
repliceerbaar onderzoek te verrichten
Empirie is NIET gebaseerd op eigen ervaringen, intuïtie, of autoriteitsfiguren
o Wetenschappers testen theorieën
Theorie-data-cyclus
Theorie onderzoeksvragen formuleren onderzoeksdesign (bv.
experiment) hypothese toetsen data verzamelen theorie
ondersteunen/ onderzoeksdesign aanpassen/ theorie herzien
Bv. onderzoek Harlow
Cupboard theory vs. contact comfort theory
o Kinderen hechten zich aan ouders omdat deze eten
voorzien, etc.
3
, o Kinderen hechten zich aan ouders omdat deze veiligheid,
warmte, etc. aanbieden
Testen a.d.h.v. aapjes met kunstmama’s
o Harde kunstmama met eten de aapjes spenderen het
meeste tijd met deze kunstmama
o Zachte & warme kunstmama met gezicht
Kenmerken van een goede theorie
Ondersteund door data
Falsifieerbaar
o Een goede theorie moet weerlegd kunnen worden
o Voorbeeld niet-falsifieerbare theorie:
Facilitated communication treatment believers (dat
waarbij de therapeut de communicatie van de
patiënt stuurt)
Men beweerde dat de behandeling niet
werkte, omdat men te weinig vertrouwen
had in de therapeut
Zie boek “De ongelovige Thomas heeft een punt”
Parsimonie (principe van “Occam’s razor”)
o Fenomeen is verklaarbaar door twee theorieën de meest
eenvoudige/ de meest parsimonische theorie kiezen als
verklaring
Theorie wordt geëvalueerd op basis van alle beschikbare bewijs
Een theorie kan nooit “bewezen worden”
o Een theorie is nooit volledig bewezen
o Data kan een theorie ondersteunen; we vinden
ondersteuning voor een theorie
o Hoe meer ondersteuning we vinden, hoe meer we de
theorie kunnen vertrouwen
Replicatie is belangrijk
Wetenschappers vormen een gemeenschap
Waarden van de gemeenschap
o Universalisme
Vertrouwen van studie, is afhankelijk van kwaliteit
van studie zelf
Niet evalueren o.b.v. bekendheid/ …
o Communiteit
Wetenschappers maken hun werk beschikbaar voor
de gemeenschap
Studies delen & men gebruik kan maken van de
inzichten die anderen opdoen
o Ongeïnteresseerdheid
Wetenschappers zijn op zoek naar de waarheid, dit
wordt gedaan uit interesse
Geen onderzoek doen uit geld, macht, politieke
interesse, etc.
o Georganiseerd scepticisme
4
, Alles in vraag stellen
Ook waarheden in vraag kunnen stellen
o Wetenschap kan fundamentele & toegepaste vragen beantwoorden
Bv.
Binnen universiteit voornamelijk fundamenteel onderzoek
Vooral beter begrijpen, inzicht & geen directe toepassing
Op termijn leidt dit vaak tot praktische toepassingen
Bij toegepast onderzoek gaat men na of de toepassing ook echt werkt
o Wetenschap is continue in ontwikkeling
Theorieën worden continu getest, aangepast, en gefalsifieerd
Wetenschappers zetten vervolgonderzoek op: voorbeeld impact van kleur
op approach- en avoidance motivatie in context (Meier et al., 2012)
Onderzoek naar impact van kleur op motivatie
Groep 1 kreeg bundel met oefeningen in rode kaft
Groep 2 kreeg bundel met oefeningen in groene kaft
Groep met rode kaft presteerde slechter dan groep met
groene kaft
o Verklaring: negatieve associatie met rood, vaak associatie
met gevaar & positieve associatie met rood, vaak associatie
met veiligheid
Rood triggert avoidance motivatie & groen triggert
approach motivatie
Nieuw experiment: impact kleur heeft te maken met context
Groep 1 moest gesprek hebben met vrouw in rode t-shirt
o Groep 1A kreeg te horen dat ze een date hadden
o Groep 1B kreeg te horen dat ze intelligentie-interview
hadden
Groep 2 moest gesprek hebben met vrouw in blauwe t-shirt
o Groep 2A kreeg te horen dat ze een date hadden
o Groep 2B kreeg te horen dat ze intelligentie-interview
hadden
Groep 1A die een date had met de vrouw in rode t-shirt
stapte het snelst naar de ruimte
Groep 1B die een intelligentie-interview had met de vrouw
in rode t-shirt stapte het traagst naar de ruimte
2A & 2B waren tussenin
o Verklaring: in een romantische context triggert de rode kleur
approach motivatie, waardoor men sneller stapt & in een
prestatiecontext triggert de rode kleur avoidance motivatie
Wetenschappers zetten vervolgonderzoek op: … maar, er zijn ook
studies die aantonen dat het effect van kleur op approach en
avoidance motivatie niet gerepliceerd kan worden
o Wetenschappers publiceren hun resultaten in vaktijdschriften
5
, Manuscripten worden ingestuurd naar wetenschappelijke tijdschriften (bv.
Nature, Science, Psychological Bulletin)
Dit komt terecht bij editor die peer-review proces start
Peer-review
Peers (Meestal anoniem) beoordelen artikel op vlak van kwaliteit
Reject, revise, of accept
Dit proces neemt heel veel tijd in beslag
Publicaties zijn belangrijk omdat wetenschappers hierop beoordeelt
worden
o Onderzoekers worden niet betaald voor de publicaties,
maar ze zijn wel belangrijk voor de carrière
o Wetenschappers communiceren met het brede publiek via journalisten
In elke vertaalslag kan informatie verloren gaan & kan er miscommunicatie
ontstaan
Bv. Mozart-effect beweert dat kinderen die naar Mozart luisteren
intelligenter zijn
De kinderen scoorden hoger op bepaalde subschalen van
intelligentie
Dit effect was kortstondig
Achteraf bleek dat dit effect zich niet enkel voordeed bij muziek van
Mozart, maar bij muziek over het algemeen
2. Introductie tot wetenschappelijk denken
2.1. Bronnen van informatie
Oefenvragen (geen examenvragen)
Waarom is onderzoek een betere bron van Onderzoekers gebruiken een
informatie dan intuïtie, eigen ervaring of vergelijkingsgroep, controleren op derde
autoriteitsargumenten? variabelen & trachten informatie te evalueren
zonder bias
Wanneer is het redelijk de conclusies van Als autoriteiten hun conclusies op grondig
autoriteitsfiguren te accepteren? Wanneer uitgevoerd onderzoek baseren & niet op
niet? ervaring/ intuïtie, dan kan het redelijk zijn hun
conclusies te accepteren
We schatten onze eigen competenties te hoog Het dunning-Kruger effect
in. Wat is de naam van deze bias?
Wie zette de anti-vaccinatie-beweging in de Andrew Wakefield
Verenigde Staten in gang?
- Onderzoek is betere bron van informatie dan intuïtie, eigen ervaring, autoriteitsargumenten
o Onderzoekers:
Gebruiken een vergelijkingsgroep
Controleren voor derde variabelen (confounders)
Trachten informatie te evalueren zonder bias
o Onderzoek vs. ervaring
Ervaring heeft geen vergelijkingsgroep
Bv. vroeger dacht men dat aderlating een goede behandeling is,
maar er is geen vergelijkingsgroep
Er zijn derde variabelen (confounders) bij ervaring
Het is moeilijk de verschillende variabelen uit elkaar te houden
6
, We controleren onze eigen ervaringen niet voor meerdere,
gelijktijdig optredende factoren die een invloed hebben op onze
gevoelens en gedrag
o Bv. onderzoek waarbij men tekst moest schrijven & heel erg
negatieve feedback kreeg van assistent
Groep 1 moest vervolgens wachten en niks doen
Groep 2 moest vervolgens wachten en op boksbal
kloppen
Groep 3 moest vervolgens wachten en op boksbal
met hoofd van assistent kloppen
Daarna computerspel met assistent, waarbij men
assistent kon straffen door irritant geluid te laten
klinken in koptelefoon (men mat hoe luid & hoe
lang men het geluid liet spelen)
Groep 1 die moest wachten was het minst agressief
& groep 3 die op baksbal met hoofd klopte was het
meest agressief
Woede gaat niet weg door ze te uiten, in
tegenstelling de woede blijft hierdoor
aanwezig
o Onderzoek is wel probabilistisch (kansen)
Onderzoek leidt tot verbanden, maar er zijn nooit
perfecte voorspellingen/ perfecte verklaringen
In gedragsonderzoek verklaren de
resultaten een groot deel van de mogelijke
gevallen, maar er wordt niet verwacht dat
ze altijd alle gevallen verklaren.
Er zijn altijd uitzonderingen
Bottom line: onderzoek is beter dan ervaring
o Onderzoek vs. intuïtie
Biases:
Een goed verhaal
o Being swayed by a good story= de neiging om ideeën te
accepteren die natuurlijk aanvoelen
Beschikbaarheidsheuristiek
o Availability heuristic= de neiging om te denken dat het
eerste dat in je opkomt juist is
Present/present bias (kijken naar één specifieke situatie; geen
vergelijking met andere situaties)
o Present bias= de neiging om te negeren wat er niet is
Confirmation bias (op zoek gaan naar bewijs dat in lijn staat met
onze verwachtingen)
Confirmatory hypothesis testing
Bias blind spot (systematisch eigen biases ontkennen/
onderschatten)
Dunning-Kruger effect (te hoog inschatten van onze eigen
competenties)
7
, o Autoriteiten geloven
Bv. vaccinatie in de VS is ontstaan door Andrew Wakefield (ex-arts die een
artikel heeft geschreven waarin hij schreef dat bepaalde vaccinatie leidde
tot autisme)
Andrew Wakefield bleek geld gekregen te hebben van een
farmaceutisch bedrijf dat de concurrent was van het vaccin
waarover hij schreef
Zijn resultaten bleken niet te kloppen
Uiteindelijk heeft het tijdschrift waarin het artikel gepubliceerd is,
het artikel teruggetrokken & heeft Andrew Wakefield geen titel van
arts meer
o Andrew Wakefield is wel nog actief in anti-vax beweging
Bv. Donald Trump zijn tweets over o.a. de klimaatcrisis
- Wetenschappelijke bronnen
o Verschillende vormen:
Empirische artikels gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften
Review artikels gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften (bv.: meta-
analyse)
Boekhoofdstukken (edited books)
Hier is er niet altijd een peer-review proces
Wetenschappelijke boeken
o Niet wetenschappelijk:
Boeken voor brede publiek
Wikipedia
Populaire media
3. Grondbeginselen van alle onderzoek
3.1. Drie soorte uitspraken, vier aspecten van validiteit
Oefenvragen
Bij welke van de drie soorten uitspraken is Dit zinnetje wordt gebruikt bij uitspraken over
“gaat samen met…” een indicator? verbanden.
Welk type validiteit is prioriteit bij Interne validiteit.
experimenten?
Eén van de voorwaarden voor causaliteit is Dit houdt in dat de oorzaak, in de tijd, voor het
temporal precedence. Wat houdt dit in? gevolg moet komen.
- Variabelen
o Variabelen vs. constante
Variabelen zijn dingen die variëren
Constanten (bv. steekproef die enkel uit mannen bestaat, het variabele
gender is dan constant)
o Onafhankelijke vs. afhankelijke variabelen
Kijken naar effect van onafhankelijke variabele op de afhankelijke variabele
Bv. sms-berichten is onafhankelijke variabelen & risico op
ongevallen (ten gevolge van de berichten) is de afhankelijke
variabele
De onafhankelijke variabele wordt door onderzoeker/ de natuur
gemanipuleerd
8
, o Meten vs. manipuleren van variabelen
Enkel onafhankelijke variabelen worden gemanipuleerd (onderzoekers
bepalen welke waarde de onafhankelijke variabele aanneemt)
Bv. experiment in auto-simulator en groepen indelen die elk een
verschillend aantal berichten moet versturen simulatie is mogelijk
niet veralgemeenbaar naar de realiteit ☹
Voordeel is dat bij experimenten in labo’s derde variabelen meer
gecontroleerd worden 😊
Opgelet: dat er sprake is van groepen, wil niet per sé zeggen dat er
gemanipuleer wordt. Dit hangt af van de operationalisatie
Meten wordt bepaald door de natuur
Bv. in enquête vragen hoeveel mensen berichten sturen in de auto
& hoeveel ongevallen ze al gehad hebben het is moeilijk in te
schatten hoeveel men berichten verstuurt & de kans bestaat dat
mensen zich beter voordoen ☹
o Van conceptuele variabele naar geoperationaliseerde variabelen
Conceptuele variabele is abstract/ theoretisch
Operationalisering betekent dat je abstracte, conceptuele ideeën vertaalt
naar meetbare variabelen
Vaak wordt de term “levels” gebruikt in onderzoek, dit zijn het aantal
antwoordopties (bv. 2 levels: je hebt een auto of je hebt geen auto)
- Drie soorten uitspraken
o Uitspraken over…
Frequenties
Wordt ook beschrijvend onderzoek genoemd
o Men beschrijft hoe vaak iets voorkomt
In studie kunnen meerdere variabelen gemeten worden, maar de
uitspraak gaat altijd over één variabelen
De variabele wordt altijd gemeten (nooit gemanipuleerd)
Bv. 12% van de kiezers heeft een voorkeur voor de partij Groen/ de
meeste studenten verkiezen les op campus
Verbanden
Wordt ook correlationeel onderzoek genoemd
o Het is niet omdat er onderzoek gedaan wordt over
verbanden, dat er altijd onderzoek gedaan is a.d.h.v. de
correlatiecoëfficiënt! De term correlationeel onderzoek is
dus misleidend.
o R² is de verklaarde variantie die ons vertelt hoeveel procent
van de variantie in één van de twee variabelen, verklaart
kan worden als we de andere variabele kennen (bv.
wanneer de data perfect op de regressierechte ligt, is dit
100%)
Verband tussen twee variabelen (in de praktijk bijna nooit perfecte
verbanden)
o Positief of negatief
Positief: stijgende regressierechte (hoge score op X
en hoge score op Y)
9