Mens & samenleving
LES 1 (01/10)
Het is een visie op de maatschappij die constant in beweging is, maar de dynamiek is
verschillend. Sociologie gaat vaak over ongelijkheid in de maatschappij, het gaat over conflict
en distinctie (=verschillende klassen).
Problemen in de maatschappij zijn vaak volhardend, we zien dat er problemen zijn maar
vaak vinden we geen oplossing voor deze problemen.
Sociologie gaat ook over het aankijken van oplossingen.
Definitie Sociologie = leer en studie van de menselijke samenleving en haar verschijnselen,
samenlevingskunde. (van dale woordenboek). (mode, make-up,… hoe gegroeit hoe is het
veranderd in de tijd.)
bij armoede hoe komt dat? Waarom bestaat dat? (dit kan een socioloog doen
antwoorden op deze vragen)
Definitie Sociologie = de wetenschap die het sociaal handelen bestudeert en de daaruit
voortgekomen patronen en structuren in hun ontstaan, voortbestaan, veranderen
(socioloog Vrancken)
Niveaus in de sociale werkelijkheid
MICRO omgaan met collega’s, mensen of gezinnen
MACRO alles wat op hoogste niveau boven ons afspeelt (cultuur (leren we via de
opvoeding), wetten,…)
MESO (middenveld) staat tussen micro en macro (schoolgemeenschappen, vakbonden,…)
Examenvraag geef verschillen van niveaus en een voorbeeld van elk. (dia 4&5)
,Niveaus in de sociale werkelijkheid en de sociaal werk
MICRO = individueel eigen waarde (respect volle omgang) en normen, eigen kwaliteit
(mensen goed kunnen aanvoelen, geduld),…
(luisteren, betrouwbaarheid allemaal waardes dat cliënt ziet in je als je respect hebt)
MESO = institutioneel met ideeën komen. Bv. We hebben een doelgroep maar we weten
niet hoe we ze kunnen helpen. DUS, wat kunnen we doen?
Bv. VDAB werkloos mensen helpen aan beroep. hoe? Vragenlijst maken, jobaanbiedingen,
coaching
MACRO = maatschappelijk een kritisch blik hebben op maatschappij. Bv. Wetten en regels
verkeersregels, beleid (jongeren of jongere mensen) moeilijk voor eigen woning. DUS, ze
hebben de registratierechten(verminderd van 6% naar 3%)
Bv. Mensenrechten ook macroniveau
zie cursus p4-6 (uitgebreide info)
Mannen- en vrouwenberoepen
zie cursus
Samenleving: mogelijkheden en beperkingen? Rechten en plichten?
, LES 2 (01/10)
THEMA ARMOEDE
Armoede= invloed: te weinig inkomen, gezondheid, huisvesting, mentaal welzijn (stress,
depressie, ...)
Definitie (kans) armoede = sociale uitsluitingen
Individuele bestaan - uitsluiting (ze mogen niet meedoen, niet mee mogen doen, …)
Collectieve bestaan (moeilijk toegang tot gezondheidszorg of moeilijk de medicijnen kunnen
betalen, dokter bezoek uitstellen want je weet dat je geen geld hebt) OF niet gaan sporten
omdat je geen geld hebt.
Huisvesting
Hierdoor ontstaan een kloof met de rest van de samenleving : Er is een breuk ze worden
aan de kant geschoven door samenleving
(MEER INFO IN CURSUS !!!)
Extra’s NIET EXAMEN
De 5 kloven EXAMEN
Gevoelskloof: minderwaardigheid (uitsluiting ik mag niet meedoen (lang werkloos)) Dure
auto’s kopen want dan hoor ik er wel bij maar wordt afgekeurd want Bv. woont in sociale
woning maar kan wel dure wagen betalen.
Kenniskloof: te weinig vertrouwd met formele omgang wijzen (formeel taalgebruik, hoe
moet ik omgaan met bepaalde instanties) opvoedingsvaardigheden kind & gezin ouders
gaan dit niet lezen aangezien de middenklassen niet deze gewoonte heeft.
Vaardigheidskloof: ongezonde levensstijl roken, drugs, alcohol, schulden maken OF zaken
ontzeggen (geen verwarming want ik kan dat niet betalen).
Structurele kloof: huisvesting: weinig toegang tot huurmarkt je moet waarborg van
3maanden hebben anders lukt het niet. Uitsluiting van gezondheidszorg ( Geen medicatie
kopen of niet naar dokter gaan omdat je het ‘niet kan betalen’
Positieve-krachtenkloof: eerlijkheid andere zien dat als onbeschoft soms
Humor lucht soms op maar de buiten wereld neemt dit anders op of zien dit niet en dit
negatief gaan bekijken.