Verlenen van zorg op maat: geneeskunde/heelkunde: pathologie 2:
locomotorische aandoeningen: PowerPoint 1
ALGEMEEN ONDERZOEK VAN DE ORTHOPEDISCHE PATIËNT
Sommige patiënten kunnen heel specifiek aangeven waar het probleem zit, hoe het is
begonnen en wat hun verwachtingen zijn maar vaak is het minder duidelijk.
Pijn kan uitstralen of op een andere plaats worden gevoeld dan waar deze ontstaat dit
noemen we gerefereerde pijn.
o Klinisch onderzoek
Observatie
Begint wanneer de patiënt binnenkomt geeft al veel informatie over de
patiënt en de manier waarop de patiënt omgaat met het probleem.
Sommige patiënten hebben een mankende gang bij het binnenwandelen of
hebben moeite met het uitdoen van hun jas.
Anamnese
Klinisch onderzoek begint met een anamnese deze bestaat uit algemene
vragen, maar er worden ook gedetailleerde vragen gesteld specifiek voor de
aandoening waarvan wordt vermoed dat de patiënt mogelijks last heeft.
Huidige ziektegeschiedenis
Wat is het probleem?
Hoe lang is het al bezig?
Hoe is het begonnen? onder welke omstandigheden?, was er een
trauma?
Zijn er voorgaande behandelingen geweest en wat was hun effect?
Welke dingen verergeren of verbeteren het probleem?
Algemene vragen
Geslacht
Leeftijd
Beroep
Roken, alcohol of andere substanties
Allergieën
Woon- en leefomstandigheden
Medische voorgeschiedenis
Zijn er systeemaandoeningen aanwezig zoals diabetes of reuma?
Reeds eerdere operaties gehad?
Neemt de patiënt medicatie bijvoorbeeld bloedverdunners
Familiale voorgeschiedenis
Sommige aandoeningen zijn erfelijk familiale voorgeschiedenis bevragen
indien nodig.
Inspectie
Patiënt moet het te onderzoeken lichaamsdeel voldoende ontkleden.
De ruimte waarin het onderzoek wordt gedaan moet warm genoeg zijn en de
privacy van de patiënt mag niet in gedrang komen.
Bilateraal de inspectie mag zich NIET alleen beperken tot de aangedane
zijde. Een kromming van de pink kan bijvoorbeeld na een fractuur, maar in
sommige gevallen is dit aangeboren en zal de kromming te zien zijn aan beide
handen.
, De inspectie vindt zowel in rust als tijdens de beweging plaats.
Kijk specifiek naar:
Kleur roodheid kan wijzen op een infectie
Zwelling na een trauma of spontaan opgekomen?
Atrofie (= het verschrompelen van een orgaan of weefsel doordat de
cellen afsterven) kan wijzen op een zenuwletsel.
Vochtigheidsgraad:
Zweten = CRPS (Complex Regionaal Pijn Syndroom) treedt
op na schade aan een lichaamsdeel ten gevolge van een
operatie, letsel (bijvoorbeeld een breuk) of een beroerte
Droog = zenuwletsel
Haargroei en nagels lepelnagels kunnen wijzen op een
hartaandoening.
Wonden of littekens kunnen wijzen op trauma of eerdere
operaties.
Afwijkende standen van beenderen, gewrichten of wervelkolom
kunnen wijzen op scheefgegroeide beenderen, stijfheid, een luxatie
of een fractuur.
Bewegingsonderzoek
De normale bewegingsmogelijkheden kunnen verschillen van persoon tot
persoon daarom is het aangewezen om zowel de aangedane als gezonde
zijde te onderzoeken en deze te vergelijken.
Leeftijd van de patiënt speelt ook een rol oudere patiënten zullen typisch
een verminderde bewegelijkheid hebben in vergelijking met jongere
patiënten.
De bewegelijkheid kan worden gemeten met een goniometer.
Verschillende soorten bewegingen:
Flexie
= buigen
Komt vooral voor in het heupgewricht, knieën, tenen,
armen, schoudergewricht, ellebooggewricht en de vingers.
De hoek in het gewricht wordt kleiner 90° of minder
Extensie
= strekken
Komt vooral voor in het heupgewricht, knieën, tenen,
armen, schoudergewricht, ellebooggewricht en de vingers.
De hoek in het gewricht wordt groter 180°
Dorsaalflexie
= de beweging van de hand, vingers, voet en tenen in
opwaartse richting.
Bijvoorbeeld met de bovenzijde van de voet richting het
scheenbeen of met de bovenzijde van de hand richting de
voorarm.
Plaintairflexie
= de beweging van de hand, vingers, voet en tenen in
neerwaartse richting.
Bijvoorbeeld de voet in de richting van de voetzool
bewegen of de hand in de richting van de handpalm buigen.
, Abductie
= de bewegingen van de middellijn af.
Vindt plaats bij de armen en benen.
Adductie
= de bewegingen naar het midden van het lichaam toe.
Ezelsbruggetje to add = je voegt iets naar het lichaam toe.
Vindt plaats bij de armen en benen.
Exorotatie
= een buitenwaartse draaiing.
Bij exorotatie wordt er vanuit een neutrale uitgangspositie
een beweging gemaakt waarbij een ledemaat (arm of been)
om de longitudinale as (=verticale as) naar buiten beweegt.
Deze beweging vindt plaats in het schoudergewricht,
heupgewricht en het kniegewricht.
Endorotatie
= een binnenwaartse draaiing.
Bij endorotatie wordt er vanuit een neutrale uitgangspositie
een beweging gemaakt waarbij een ledemaat (arm of been)
om de longitudinale as (= verticale as) naar binnen beweegt.
Deze beweging vindt plaats in het schoudergewricht,
heupgewricht en het kniegewricht.
Pronatie
Bij pronatie van de hand wijst de handpalm in eerste
instantie naar beneden en door de hand te proneren komt
de handpalm omhoog.
Pronatie van de voet gebeurt door vanuit een neutrale
rechte positie de binnenkant van de voet naar binnen te
bewegen.
Supinatie
Bij supinatie van de hand wijst de handpalm in eerste
instantie naar boven (smeekhouding) en door de draaien
komt de handpalm naar beneden te liggen.
Bij de voet wordt van supinatie gesproken als de binnenrand
van de voet naar boven wordt opgetrokken zodat de
buitenkant van de voet omhoog wijst.
Stabiliteit
De stabiliteit van de gewrichten is afhankelijk van de beenderen, ligamenten
en de spieren.
Na een trauma kan de patiënt zich op de spoedgevallen aanbieden met het
gewricht nog uit de kom dit noemen we een luxatie.
Het is belangrijk om links en rechts te vergelijken sommige patiënten
hebben een algemene hyperlaxiteit, dit wil zeggen dat ze eerder lossen
gewrichten hebben.
Meestal is er geen duidelijk onderliggende oorzaak voor hyperlaxiteit, maar
het kan wel een onderliggende oorzaak hebben zoals een bindweefselziekte
belangrijk om dit te onderzoeken.
Stabiliserende en versterkende oefeningen zijn meestal aangewezen.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur elinewillaert. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.