Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting boek en alle colleges Juridische aspecten van bedrijfskunde RUG €5,99   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting boek en alle colleges Juridische aspecten van bedrijfskunde RUG

2 revues
 88 vues  10 achats
  • Cours
  • Établissement

Een samenvatting van alle hoofdstukken uit het boek 'Recht in factoren' en alle hoorcolleges van Juridische aspecten van bedrijfskunde . Te gebruiken voor het vak Juridische aspecten van bedrijfskunde in jaar 2 blok 3 (blok 2.1) van de studie Bedrijfskunde op de RUG.

Aperçu 4 sur 49  pages

  • 25 mars 2022
  • 49
  • 2021/2022
  • Resume

2  revues

review-writer-avatar

Par: dylanboome • 1 année de cela

review-writer-avatar

Par: ispijkers14 • 1 année de cela

avatar-seller
Samenvatting boek recht in factoren 2022

Hoofdstuk 1, Introductie in het recht

De basis van recht is dat het het mogelijk maakt dat mensen met elkaar rekening houden en op gebeurtenissen
kunnen anticiperen. Het doel is om een ordening in de maatschappij aan te brengen.
Recht is een besturingssysteem voor menselijk handelen dat operationeel moet zijn zodra er sprake is van een
samenleving van twee of meer personen.
Element van wederkerigheid: Mensen zijn afhankelijk van anderen en andersom.
Het geheel aan regels wordt het positief recht genoemd.

Normen & daaruit voortvloeiende regels:
- Morele normen: Een kader van innerlijke gezindheid en daaruit voortkomende gedragingen, vanuit
het oogpunt van goed en kwaad. Verbinding tussen individu & de samenleving.
- Godsdienstige normen: Normen afkomstig van een goddelijke macht.
- Fatsoensnormen: Hebben betrekking op wat in de uiterlijke omgangsvormen als passend wordt
ervaren. Algemeen aanvaarde gedragsvoorschriften.
- Rechtsregels: Zijn het product van menselijk handelen, met een geordende samenleving als doel. De
spelregels van het maatschappelijk verkeer in al zijn onderdelen.

Objectief recht: Samenstel van verschillende regels.
Subjectief recht: Bepaalde bevoegdheden.
Dwingend recht: Regels waarvan betrokkenen niet mogen afwijken.
Aanvullend recht: Er wordt een bepaalde procedure/regeling voorgeschreven, maar hiervan mag afgweken
worden.
Privaatrecht (civiel recht): Speelt tussen burgers en organisaties, (elke mogelijke combi).
- Familierechtelijke relatie & Vermogensrechtelijke relatie & Erfrecht
Publiekrecht: Hierbij speelt de overheid een rol. Hierin moet de overheid duidelijk als overheid optreden. De
overheid treedt op als vertegenwoordiger van het algemeen belang.
- Staatsrecht & Bestuursrecht & Strafrecht

Personen- en familierecht (privaatrecht)
Rechtsverhouding binnen en buiten het gezin. Dit is niet overdraagbaar.
Vermogensrecht (privaatrecht)
Heeft betrekking op geld waardeerbare rechten en plichten.
 Goederenrecht heeft betrekking op de rechtsverhouding van een persoon tot een goed.
o Bezitter: Hij/zij die de macht over een goed uitoefent.
o Eigenaar is niet hetzelfde als bezitter.
o Je kunt geen rechten overdragen die je niet hebt.
 Als een bezitter (niet eigenaar) een horloge verkoopt, wordt dat nieuwe persoon niet
de eigenaar.
o Opzichtclausule: Wanneer de eigenaar bewust een product uit handen geeft, en het dan
kapot gaat. Dan valt het (vaak) niet onder de verzekering.
 Erfrecht (privaatrecht)
 Verbintenissenrecht regelt de rechts-verhoudingen tussen twee of meer personen.
 Handelsrecht gaat over handel en verkeer.
Gaat over de overgang van vermogen van een overledene op een of meer andere personen.
o Benificiair aanvaarden: Alleen als er baten zijn, dus niet bij schulden.

Staatsrecht (publiekrecht)
Regels die betrekking hebben op de ordening van het gehele overheidsapparaat en zijn organen en de
bevoegdheden van deze organen. Ook over de invloed die burgers op de overheid kunnen hebben. En het geeft
burgerlijke rechten en vrijheden weer.
Bestuursrecht (publiekrecht) = administratief recht
De rechtsregels die betrekking hebben op de bestuurstaak van de overheid.
Strafrecht (publiekrecht)
Gedragsregels die verwerpelijk en ongewenst zijn. Hierbij horen passende straffen.

,Soorten rechtsbronnen:
- Gewoonterecht: Dit bestaat aan de hand van 2 elementen:
1. Er moet sprake zijn van een objectief of materieel element
2. Een gebruik moet in rechte als verplichtend worden beschouwd.
- Wetten: Elke algemene regeling, uitgevaardigd door een daartoe bevoegd overheidsorgaan.
o Wetten in formele zin: Een wet afkomstig van het hoogste wetgevende orgaan, de regering &
de staten-generaal.
o Wetten in materiële zin: Orgaan met wetgevende bevoegdheid neemt een besluit dat voor
alle burgers, bindende regels bevat. Het geld dan voor een onbeperkt aantal gevallen. Of van
bijvoorbeeld een gehele groep (zoals alle advocaten).
Wetten kunnen beide zijn.
- Algemene rechtsbeginselen: Het zijn juridische beginselen. Het bestaat zolang omstandigheden gelijk
blijven. Daarnaast is er sprake van hoor & wederhoor.
- Jurisprudentie / rechtspraak: Rechters kunnen door middel van een uitspraak een recht vormen. Door
gebondenheid aan voorgaande uitspraken (door andere rechters).
- Verdragen: Een internationale overeenkomst die gesloten wordt tussen twee of meer staten en
waarin de wederzijdse rechten en plichten schriftelijk zijn vastgesteld.
o 2 landen = bilateraal , >2 landen = multilateraal.
- Besluiten van internationale organisaties: Maar weinig organisaties hebben deze bevoegdheid.

Het geheel aan rechtsregels wordt verdeeld in nationaal & internationaal recht.
Nationaal: Regels die binnen een bepaald gebied bepalen. Soevereiniteit.
Internationaal:
Volkenrecht: Gebaseerd op verdragen tussen meerdere volkoren/landen.
Verdragen: Kunnen bilateraal (2 landen) en multilateraal (meerdere landen) zijn. Verdragen kunnen
ingrijpen in de soevereiniteit, als een rechtstreekse gelding, stijgt boven de wet uit.
Verdragen van internationale organisaties.
- Supranationale organisatie (Europese Unie)  kan soevereiniteit van aparte landen
afnemen.
- Intergouvernementele organisatie (Verenigde Naties)  overdracht van soevereiniteit is
minder het geval.

Elke wet is een (1) geschreven regel en (2) is afkomstig van een nationaal overheidsorgaan.

De bevoegdheid van een overheidsorgaan om wetten te maken komt voort uit de grondwet.
1. Formele wetgever = Tot stand door de regering & Staten generaal  Dit zijn de wetten in formele zin
2. Lagere wetgevers, op centraal en decentraal niveau.
Centraal niveau  Regering zonder staten generaal (= AMVB) of één of meer ministers (=
ministeriële regering)
Decentraal niveau  Provincies, gemeentes, bedrijfschappen & waterschappen, openbare
lichamen (dit worden verordeningen genoemd).
Dit mag beide niet in strijd zijn met een hogere regel in de wet (met een wet in formele zin).
Regering = 1e & 2e kamer
AMVB = Algemene Maatregel Van Bestuur

Rangorde in regelgeving: Iets mag niet in strijd zijn met iets wat boven die regelgeving staat.

,Hoofdstuk 2, De factor internationale overheid

Intergouvenementele organisaties stimuleren een samenwerking tussen afzonderlijke lidstaten. Hierbij is er
geen overdracht van soevereiniteit, er is geen gebondenheid.
Bij supranationale organisaties kunnen lidstaten gebonden worden aan de besluiten, dus er is een zekere mate
van overdracht van soevereiniteit.

De voornaamste organen van de EU zijn: Europese raad / Raad van Ministers / Europese Commissie / Europees
parlement / Hof van Justitie.
Europese raad: Hiertoe behoren de staats- en regeringsleiders van de lidstaten. Hier worden de grote
beleidslijnen van de EU uitgestippeld.
Raad van ministers: Een minister uit elke lidstaat. Zij nemen de besluiten.
Europese commissie: Hoogste uitvoerende instantie. Ze opereren onafhankelijk van hun lidstaat. Deze houdt
toezicht op de naleving van het gemeenschapsrecht, lidstaten moeten de EU-richtlijnen uitvoeren. De
commissie kan zelfstandig initiatieven nemen. Ze kunnen adviezen en aanbevelingen publiceren. Ze kunnen
ook oordelen en beperkt beslissen.
Europees parlement: Meerdere afgevaardigden per lidstaat. Gekozen door de burgers van een lidstaat. Het is
de volksvertegenwoordiging. Zij keuren voorstellen goed, en ze kunnen voorstellen aandragen.
Hof van justitie: Handhaving. 1 rechter van elke lidstaat.

Raad van ministers en de Europese commissie kunnen 3 acties ondernemen:
- Verordeningen vaststellen
- Richtlijnen vaststellen
- Beschikkingen afgeven

Een verordening is een algemeen verbindend voorschrift, rechtstreeks toepasselijk in de afzonderlijke
lidstaten.
Een richtlijn is van toepassing of een, meerdere of alle lidstaten, het geeft geen algemeen verbindende
voorschriften. Het kan er bijv. voor zorgen dat nationale wetgeving aangepast moet worden, om harmonisatie
te creëren.
Een beschikking is een beslissing die zich uitdrukkelijk tot een geadresseerde richt en geschreven is voor een
specifiek geval.

, Hoofdstuk 3, De factor nationale overheid
Beginselen, waardoor de macht van de overheid beperkt wordt:
- Grondrechten (vrijheidsrechten): Onvervreembare rechten die de mens van nature toekomen.
- Legatliteitsbeginsel: Elke bevoegdheid waarbij de vrijheid van de burger wordt beperkt, moet
berusten op een wet, en deze beperkingen moeten voor iedereen gelijk zijn.
- Beginsel van de democratie: Burgers hebben het recht om te bepalen door wie ze worden geregeerd.
- Machtenscheiding: Verdeling in 3 overheidsorganen, trias politica.
i. Wetgevende macht  Formuleren van algemene regels  Parlement
ii. Uitvoerende macht  Toepassen van algemene regels  Bestuursorgaan
iii. Rechtsprekende macht  Rechtspreken  Onafhankelijke rechters

De wetgevende macht ligt in NL in handen van de Staten-Generaal met de regering.
Staten-Generaal bestaat uit de Eerste & Tweede kamer.
De uitvoerende macht (bestuurlijke macht) ligt bij de regering. De regering zijn de koning en de ministers.
De ministerraad bestaat uit de regering zonder de koning, en de voorzitter daarvan is de minister-president.
Maar Nederland kent ook lagere overheden, decentralisatie.

Wetgevende macht bij de centrale overheid:
- Staten-Generaal
Het centrum van alle staatsmacht ligt bij de Staten-Generaal, ook wel het parlement. Bestaande uit de Eerste
kamer en de Tweede kamer. Er zijn geen beperkingen aan personen die zich verkiesbaar willen stellen.
Actief kiesrecht: De mogelijkheid om op anderen te mogen stemmen. Een Nederlander, vanaf 18 jaar, niet
veroordeeld tot een vrijheidsstraf van >1 jaar, en de persoon moet handelingsbekwaam zijn.
Passief kiesrecht: De mogelijkheid om zelf gekozen te worden. Deze persoon moet een Nederlander zijn, ouder
dan 18 jaar en niet uitgesloten zijn van kiesrecht.

- Eerste kamer
Bestaat uit 75 leden, dit zijn senatoren. Deze worden stapsgewijs, vanaf de provinciale staten, gekozen.

- Tweede kamer
Bestaat uit 150 leden, ook wel afgevaardigden of parlementariërs genoemd. Zij worden rechtstreeks gekozen.
Een zeten wordt behaald wanneer er meer stemmen zijn dan de kiesdeler.
Kiesdeler = totaal uitgebrachte stemmen / aantal te verdelen zetels.

- Regering
Wordt gevormd door de koning en de ministers. Nederland is een constitutionale monarchie, hierbij heeft het
staatshoofd vooral een symbolische functie.
Het kabinet bestaat uit de ministers en de staatssecretarissen, onder leiding van de minister-president.
De minsterraad zijn de ministers zonder de koning en staatssecretarissen. Deze beslist over veel kwesties die
het algemeen regeringsbeleid treffen.
De koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk.

- Ministers
Vaak staat een minister aan het hoofd van een bepaald departement of ministerie. De minister-president staat
aan het hoofd van het departement ‘Algemene Zaken’. De hoogste ambtenaren op een departement heten
secretatis-generaal.

- Staatssecretaris
Deze is verantwoordelijk voor een bepaald aantal onderwerpen van een ministerie/departement. Geen
ambtsdrager, maar wel een politicus. De staatssecretaris is ondergeschikt aan de minister, maar staat boven de
secretaris-generaal.
Als de minister wordt ontslagen, moet de staatssecretaris ook weg. Andersom is dat niet zo.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Willemijn3. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

73314 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€5,99  10x  vendu
  • (2)
  Ajouter