Maatschappij en gezondheid
Hoofdstuk 2: Professioneel omgaan met diversiteit
Inleiding en doelstellingen (p42)
Culturele diversiteit stijgt. Daarom is het aanleren van cultureel bewustzijn zeer belangrijk.
Culturele competenties kan je niet aanleren door ‘quick fix’ van hoe om te gaan met
verschillende culturen = NIET GOED -> dit leidt tot verhoging van risico op stereotypering en
negeren van individuele verschillen tussen pt met gelijke culturele achtergrond.
Culturele competenties
Papadopoulus, Tilki en Taylor ontwikkelden model voor bereiken van culturele competenties
bij vpk. Ze onderscheiden 4 stadia: culturele bewustwording, culturele kennis, culturele
gevoeligheid en culturele competentie. Het doorlopen van deze stadia: cyclisch proces dat
nooit af is.
Culturele bewustwording
= onderzoek van eigen waarden en overtuigingen -> inzicht hebben in eigen culturele
identiteit/ eigen referentiekader en daarop gebaseerde overtuigingen en handelingen.
= beter omgaan met verschillen begint bij bewustwording:
- Wat zijn kenmerken van mensen in je vriendenkring: huidskleur, religie,..
- Wat geloof je zelf?
- Hoe is het leven als Nederlands niet je moedertaal is?
Eigen referentiekader leidt tot stereotypering
1. Niet alle verschillen zijn zichtbaar:
= sommige kenmerken van diversiteit zijn niet of minder zichtbaar; terwijl ze voor
persoon in kwestie wel belangrijk zijn.
Bv: homoseksualiteit, opleidingsniveau, gezondheidsvaardigheden,…
2. Iedereen heeft een meervoudige identiteit:
= iemands (sociale) identiteit bestaat uit verschillende onderdelen.
Helma Lutz: 14 dimensies of assen die sociale leven van iemand bepalen.
Geslacht, seksuele oriëntatie, huidskleur, etniciteit, nationaliteit, klasse, cultuur,
religie, gezondheidssituatie, leeftijd, verblijfsstatuut, bezit, Noord/Zuid/oost/west en
maatschappelijke ontwikkeling.
= obv eerste indruk doen we aan ‘hokjes-denken’: bv: moslima maar ook
grootmoeder of lesbisch of werkgever,…
Vb: vader in ziekenhuis: is papa, weduwenaar maar vpk ziet alleen Turkse herkomst
of moslim.
, Onze wetgeving: 19 persoonlijke kenmerken. Discriminatie op grond van elk van die
kenmerken is verboden. Kruispuntdenken toont aan dat verschillende
disciminatiegronden kunnen samenlopen. Het helpt ons oog te hebben voor het
volledig plaatje.
Culturele kennis
Naast bewustzijn is het ook nodig hierover kennis op te doen. Culturele kennis:
- Bereidheid tot leren
- Opzoeken van informatie
- Maak echt contact met mensen die andere culturele achtergrond hebben: hierdoor
meer zicht op hun opvattingen en gedragingen rond gzh en ziekte + meer begrip.
Mag niet leiden tot stereotypering en hokjesdenken.
Stereotypering in de zorg: mannen met griep, personen met burn-out, ouderen,
druggebruikers.
Culturele gevoeligheid
= omgaan met elkaar
Belangrijk: hoe professionals de zorgvragers bekijken -> tenzij ze als echte partner worden
beschouwd, kan geen cultureel gevoelige zorg worden verkregen.
Gelijke partnerschappen = vertrouwen, acceptatie en respect, facilitering en onderhandeling
Stel bij kennismaking of intake zoveel mogelijk open en neutrale vragen. GEEN neutrale
vraag: leeftijd? Wat is de naam van uw man? …
Culturele competentie
= synthese en toepassing van eerdere opgedane bewustwording, kennis en gevoeligheid.
Hier alles geïntegreerd in praktische vaardigheden.
= herkennen en bestrijden van vooroordelen, racisme en andere vormen van discriminatie is
belangrijk.
- Stel dit bespreekbaar in het team
- Grijp indien nodig in ( zo vroeg mogelijk om erger te voorkomen)
= iemand die zich gediscrimineerd voelt of het ziet gebeuren kan terecht bij: UNIA, centrum
voor gelijkheid v mannen en vrouwen,…
Hoofdstuk 3: Etnisch-culturele diversiteit
Doelstellingen p49
Omschrijving en definities
Superdiversiteit
= de huidige diversiteit in de samenleving is veel complexer geworden omdat die verder reikt
dan de aanwezigheid van verschillende nationaliteiten in onze samenleving. Het gaat ook
om: etniciteit, geloof, legaal statuut, gender, taalkennis,…
3 transities belangrijk om te spreken van superdiversiteit:
1. Een kwantitatieve transitie
= sterke toename van de entisch-culturele diverstiteit.
Oorzaken: gastarbeiders in jaren ’50,’60, dekolonisatie, val van de muur, uitbreiding
van Europese Unie en Globalisering.
, Voornamelijk in grote steden waar meerderheid van bevolking migratieachtergrond
heeft = majority-minority cities -> demografisch effect: oudsten = autochtoon,
jongeren = allochtoon.
2. Een kwalitatieve transitie
= toenemende diversiteit binnen diversiteit. Verschillen binnen gemeenschappen
worden vaak groter dan die tussen gemeenschappen.
Oorzaken: verschil tussen eerste tweede derde en vierde generatie, tussen rijk en
arm, tussen werkenden en werklozen, tussen ouderen en jongeren,…
3. Een normalisering van diversiteit
Diversiteit wordt normaal: niet langer minderheden die uitzondering zijn in blanke
samenleving.
Demografisch effect: ouderen zagen samenleving nog veranderen, jongeren hebben
nooit iets anders gekend.
Oorzaken van superdiversiteit
Immigratie in het Vlaamse Gewest
- Stijgende migratie, met een positief saldo
= toename van zowel internationale immigratie als emigratie: versterkte
internationale mobiliteit. Meer mensen komen hier wonen ipv vertrekken
- Meeste internationale immigranten zijn EU-burgers
= vooral werkgebonden
- Roemenen, Nederlanders en Bulgaren voorop onder buitenlandse migranten
- Immigraties zijn vooral werkgebonden
= voornamelijk jonge en mannelijke immigranten
Vluchtelingen, asielzoekers en mensen zonder papieren
Omschrijvingen en definities:
= mensen verlaten wereldwijd noodgedwongen hun huis: op de vlucht voor vervolging,
geweld of oorlog. Sommige vinden bescherming in een ander land = vluchtelingen. Andere
migranten: hongerlijden, arm zijn, slachtoffer van natuurramp,..
= migranten, economische vooral, trekken weg om hun toekomst en die van hun familie te
verbeteren.
= vluchtelingen verlaten land omdat hun leven of vrijheid er in gevaar is. Ze worden niet
bescherm in eigen land.
Geen bescherming vinden in ander land: risico op gedood te worden of zonder
rechten te moeten overleven.
Als vluchtelingen aankomen in belgië kunnen ze asiel aanvragen. Tijdens asielproces worden
zij benoemd als asielzoekers. Wordt het positief aanvaar: zijn beschermd.
De asielprocedure (stappen in correcte volgorde opsommen + in eigen woorden toelichten)
= mensen op vlucht worden pas erkend als vluchteling nadat het land waarnaar ze gevlucht zijn
onderzocht heeft of ze wel echt een reden hebben op status van vluchteling.
= tijdens asielprocedure en zolang er nog geen definitieve beslissing is genomen: asielzoekers of
verzoekers om internationale bescherming.
= asielzoekers hebben tijdens procedure in België recht op opvang en begeleiding door Fedasil
(Federale dient die opvang asielzoekers regelt): eerst in open collectief opvangcentrum, daarna in
meer kleinschalige opvang. Asielzoekers op luchthaven: gesloten centrum.
Vb examen: ‘als vluchtelingen toekomen worden ze in gesloten instelling geplaatst.’ J of F? p53