Geschiedenis samenvatting HC Verlichting
Paragraaf 1
In de 18e eeuw startte de verlichting. Verlichte denkers leverden meer dan ooit kritiek op de samenleving. Die
maatschappij (ancien regime) werd gedomineerd door kroon en kerk. De plek van het individu werd betaald
door zijn/haar stand. In deze standenmaatschappij waren geld en opleiding geen garantie voor inspraak of
maatschappelijk succes.
Koningen en edelen werden aangesteld op basis van een erfelijke bloedlijn. Er was haast geen direct contact
met hun volk. Hierdoor was er een totaal onbegrip voor de wensen van de boeren en de burgerij. Het
opgebrachte belastinggeld werd besteed aan de pracht, praal en oorlogszucht van de vorsten (bijvoorbeeld
Lodewijk XIV, de Zonnekoning).
Onder andere de verlichtingsfilosofen hadden kritiek op dit beleid. Zij vonden dat ieder mens in gelijkheid was
geboren en dat het natuurlijke rechten op vrijheid en inspraak bezat. Het gebruik van je verstand, de rede,
moest de leidraad zijn voor het maatschappelijke leven. De verlichtingsdenkers verspreidden hun ideeën met
geschriften, encyclopedieën en prenten onder de bevolking. Dit werd vaak hard bestraft met bijvoorbeeld
verbanning.
In de Britse koloniën in Noord-Amerika vormden zij een antwoord op de behoefte aan zelfbeschikking van een
groeiende groep kolonisten. In 1776 kwam het tot een breuk met het moederland en brak er een periode van
vooruitstrevende idealen aan. Idealen tussen noord en zuid waren lastig te overbruggen, dus er was veel
geweld.
Toen in 1789 de Franse Revolutie uitbrak, leken de rollen omgedraaid. Tijdens deze revolutie nam de burgerij
de macht over. Nadat het ancien regime omver was geworden gingen de denkers en burgers kijken naar hoe ze
de nieuwe maatschappij op een eerlijke wijze konden indelen. De verlichte filosofische ideeën zorgden voor
een instabiel fundament en sterke radicalisering bij verschillende groeperingen, wat leidde tot een
terreurperiode. Napoleon zorgde weer voor rust. Hij maakte een einde aan de inspraak voor burgers, maar
zorgde voor een verspreiding van de verlichte ideeën.
Na Napoleons nederlaag in 1815 werd de rust en het monarchale gezag hersteld (de Restauratie). Tussen 1815
en 1848 kwamen steeds meer politiek-maatschappelijke stromingen op. Vanaf 1815 werd met burgers steeds
meer de gegoede, rijkere, deel van de bevolking bedoeld. Zo ontstonden er nieuwe maatschappelijke groepen,
de klassen. Je positie werd niet meer bepaald door je geboorte (stand), maar door je sociaal-maatschappelijke
positie (klasse).
De gegoede burgers eisten, als liberalen, dat de individuele vrijheid van de burger bij zou dragen aan het
welzijn van alle mensen en aan het land als geheel. Er groeiden een kloof tussen de arbeiders (proletariaat) en
de rijkere burgers (bourgeoisie). Dit zou tot een eventuele klassenstrijd kunnen leiden waarbij de communisten
en arbeiders geweld zouden gebruiken om de macht te grijpen.
De nationalisten benadrukten juist de identiteit en het gemeenschappelijke van het volk, ongeacht rang of
klasse. Het volk moest een natiestaat worden. Vooral de burgers bepaalden de politieke machtsfactor en de
koers van het nationalisme.
De roep van vrouwen om gelijke rechten werd genegeerd. Vrouwen hoorden voor het belangrijke gezin te
zorgen. In de tweede helft van de 19e eeuw kwam er een groeiende roep vanuit de vrouwelijke bourgeoisie om
meer rechten en inspraak. Deze roep van het feminisme werd opgepikt door het communisme en socialisme.
In 1848 vinden revoluties plaats waarbij de stromingen hun idealen proberen te verwezenlijken.
Paragraaf 2
Denkers uit de 18e eeuw waren van mening dat hun samenleving een ontwikkeling doormaakte waardoor alle
onwetendheid en bijgeloof zou verdwijnen. De naam “verlicht” toont aan dat denkers een negatieve kijk
hadden op de voorgaande tijdperken. De ontwikkeling van de moderne westerse wetenschap begon in het
oude Griekenland. In Griekse stadstaten als Athene ontstond een andere, wetenschappelijker manier van
denken. Aan de hand van een dialoog van vraag- en antwoord, bouwden zij verklaringsmodellen op voor
ethische en politieke vraagstukken. Een tweede methode was het observeren van de wereld en de natuur. De
Griekse denkers probeerden enerzijds een antwoord te geven op maatschappelijke en
natuurwetenschappelijke kwesties, maar zagen het vergaren van kennis ook als doel op zich en oefenden zich
ook in het redeneren zonder direct praktisch nut. Doordat de kennis werd opgeschreven, is deze bewaard
gebleven.
Door de val van et Romeinse Rijk ging een deel van de wijsheid verloren, een ander deel werd ingekapseld in de
christelijke leer. In de westerse middeleeuwse samenleving werd het intellectuele leven vrijwel het exclusieve
domein van de geestelijkheid. Overdracht van kennis was geen prioriteit voor hen, want de ontwikkeling van de
leer van God was belangrijker. De kennis werd dan ook herschreven volgens de christelijke leer. De Griekse en
romeinse filosofische teksten moesten aansluiten op de christelijke leer. Buiten de kerk was er weinig interesse
1
, voor kennis en wetenschap; de kerk gaf al antwoorden.
Dit veranderde toen de handel opbloeiden. Italiaanse steden maakten een politieke, economische en culturele
bloei door, waarin de stedelijke burgerij de vorsten en de hoge geestelijkheid naar de kroon staken. Door
kruistochten en ontdekkingsreizen werd er weer kennis vergaard. Italië werd zo de bakermat voor de
renaissance. Er werd meer verwacht van het individu. De wetenschappers van deze periode noemt men
humanisten en die naam geeft aan dat zij het verstand van de mens zelf centraal stelden. Zij bestudeerden de
klassieke werken in hun oorspronkelijke verschijningsvorm en toetsten de originele teksten met een scherp
rationalisme om de echtheid en juistheid van de bronnen te achterhalen. Dit wordt ook wel bronnenonderzoek
genoemd (Erasmus).
Tijdens de 17e eeuw werd er gesproken van een wetenschappelijke revolutie. De focus hierin werd verlegd van
geschrift (bronnenonderzoek) en de opbouw van redeneringen (verstand) naar het onderzoek over de aarde en
het heelal en de ambachtelijke technieken die bij dit onderzoek horen. Zij probeerden het karakter en de
ontwikkeling van natuurverschijnselen vast te leggen in algemeen geldende regels (natuurwetten). De kerk
toonde zich nog steeds zeer intolerant ten opzichte van afwijkingen van de officiële kerkelijke leer.
Natuurwetenschappers namen geen genoegen meer met alleen observatie en zintuigelijke waarneming. Ze
voerden ook experimenten uit en legden nauwgezet hun onderzoeksmethode vast, deze wetenschappelijke
stroming werd empirisme genoemd. Er werden hulpmiddelen uitgevonden en verbeterd (microscoop).
Er waren grote ontwikkelingen op het gebied van rechtsgeleerdheid (Hugo de Groot zee voor iedereen
toegankelijk (inter)nationaal zeerecht). Descartes werd een van de grondleggers van het rationalisme. Het
rationalisme wilde vooruitgang, verbetering van de samenleving. Dat de ideale samenleving met behulp van
regels geschapen kon worden creëerde utopieën. Het rationalisme mondde uit in de Verlichtingsfilosofie van
de 18e eeuw. In de Verlichting werden alle sociale, culturele, religieuze, economische en politieke aspecten van
de samenleving onder de loep genomen. Met een kritische blik analyseerden de denkers alle facetten van de
maatschappij met het doel deze te verbeteren. Dit geloof in het verstand van de mens en haar vermogen om
de samenleving beter te maken wordt vooruitgangsoptimisme genoemd.
Paragraaf 3
Vanuit hun geloof in de maakbaarheid van de samenleving en de waarde van het vergaren van kennis ontstond
er een sterk gevoel van optimisme over een betere maatschappij, het vooruitgangsoptimisme.
Geloof in God kon op die tijd maar op één manier: via de kerkelijke richtlijnen, anders liep je het risico om door
de Inquisitie als ketter vervolgd te worden. De uitgangspunten van de katholieke geloofsinvulling en de
kerkelijke rituelen strookten niet met een kritisch gebruik van het eigen verstand en de nieuwste bevindingen
van de wetenschap. De macht die de kerk zich toe-eigende werd door Verlichtingsdenkers in twijfel getrokken.
De druk op de kerk om traditionele en onjuiste interpretaties van de wereld op te geven werd groter, maar
stuitte op hevig verzet. De kerk was bang haar invloed en macht te verliezen.
De wetten van Newton waren een breuk met de wetenschap tot dan toe, en hadden zelfs theologische
implicaties. Zo toonde hij aan dat in het heelal dezelfde natuurkundige principes golden als op aarde. Hij zag
zijn studie als “gebed”. Veel wetenschappers zagen het geloof als een individuele belevenis en zich afkeerden
van het kerkelijk instituut. Spinoza stelde dat niet God maar de natuur het lot van mensen bepaalde.
In West-Europa kende men een standenmaatschappij, waarin de geboorte bepaalde tot welke groep mensen
met de daarbij horende rechten en plichten iemand behoorde. De geestelijkheid en de adel hadden
verschillende privileges, zoals het niet hoeven te betalen van belastingen. De burgers en de boeren hadden
geen invloed op het bestuur, maar moesten wel de kosten betalen. De ongelijkheid werd gerechtvaardigd door
de kerk. De vorsten voerden de, in de 15e eeuw ingezette, centralisatie zo door totdat zij totale macht hadden,
het absolutisme. In het bestuur werden de hoge edelen en geestelijken, die een belangrijke adviserende rol
hadden, steeds meer vervangen door ambtenaren. Op militair gebied werd de afhankelijkheid van de adellijke
legertjes en huurlingensoldaten verminderd door de oprichting van een staand leger waarin dienstplichtige
soldaten dienden. De vorsten legitimeerden hun onbeperkte macht door middel van het droit divin, het
goddelijk recht. Als afgevaardigde van god stonden de koningen boven alle wetten. De 17 e- en 18e-eeuwse
standenmaatschappij waarin de vorst als een absoluut monarch heerste, werd later het ancien regime, het
oude bestuur, genoemd.
Verlichte denkers gaven kritiek op de positie van de koning omdat alle mensen biologisch gelijk aan elkaar zijn.
De gelijkheid van de mens was het uitgangspunt van de ideale maatschappij. De adel maakte misbruik van hun
erfelijke rechten. Het volk en haar heersermoeten op gelijke voet staan binnen een samenleving gebaseerd op
rechtvaardige wetten. De staat en de vorst met haar onderdanen hebben een sociaal contract gesloten. John
Locke zette zich af tegen de absolute heersers. Elk mens had volgens hem bepaalde natuurlijke rechten zoals
het recht op vrijheid, leven en bezit. Deze garantie en afspraken werden vastgelegd in een contract, waarmee
Locke stelde dat burgers de macht vrijwillig aan de staat hadden overgedragen. Mocht de staat deze rechten
negeren, dan moesten de burgers in opstand komen.
2
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur maraknottenbelt. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.