Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Levensfasen, ISBN: 9789024403660 Levenslooppsychologie €5,99   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Levensfasen, ISBN: 9789024403660 Levenslooppsychologie

 4 vues  0 fois vendu
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Dit is een zeer uitgebreide samenvatting van Levenslooppsychologie voor studenten in leerjaar 1, periode 3.

Aperçu 3 sur 30  pages

  • Non
  • Hoofdstuk 2 t/m 9
  • 31 mars 2022
  • 30
  • 2020/2021
  • Resume
avatar-seller
Samenvatting levenslooppsychologie
Periode 3

Hoofdstuk 2: van 0 tot 6 maanden
Levenslooppsychologie:
1. Cognitieve ontwikkeling Piaget
2. Sociaal-emotionele ontwikkeling Erikson
3. Morele ontwikkeling Kohlberg

Deze 3 zijn erg van belang, ze hebben in hun theorieën aangegeven hoe de mens zich ontwikkeld.
1. Erikson heeft aangegeven dat de mens van pasgeborene tot hoogbejaarde samen moet
leven met andere mensen. Iedere levensfase leidt dit tot nieuwe uitdagingen. Van
schoolkinderen die moeten leren dat leeftijdsgenootjes soms hogere en soms lagere cijfers
halen i.v.m. hunzelf tot volwassene die hun levenservaring terug willen geven aan kleine
kinderen en zo een sterke kinderwens kunnen ontwikkelen
2. Piaget en Kohlberg geven aan dat met het volgroeien van onze hersenen we ook in staat zijn
om steeds complexere vraagstukken op te lossen. Op school (Piaget) en in weten wat mag en
niet mag (Kohlberg). Hiermee geven ze ook aan dat we tussen 16-20 jaar ‘af’ zijn. Vanaf die
leeftijd zouden we de meest complexe opdrachten aan kunnen tijdens bijvoorbeeld studie of
werk en in het beoordelen wat goed is en slecht.

Voor de pasgeboren mens, ofwel neonaat genoemd, betekent de geboorte een enorme
omschakeling; hij moet zich in korte tijd organisch en gedragsmatig aanpassen. Het groeitempo is in
de eerste zes maanden het grootst. Het proces van zich kunnen binden aan enkele belangrijke
volwassenen en de eerste leerervaringen buiten de uterus zijn van belang voor het leren aangaan
van sociale contacten. Het kind is in de eerste periode na de geboorte extra gevoelig voor het
hechtingsproces. Een goede hechting is voor het kind belangrijk, omdat hij zich daardoor in veiligheid
kan ontwikkelen tot een zelfstandige persoon.

De zwangerschap
De zwangerschap duurt ongeveer 38 weken. Meer dan 3 weken te vroeg normen we een premature
geboorte. Het gemiddelde geboortegewicht is 3500 gram en 50 centimeter lang. Hoe lager het
geboortegewicht is, des te hoger het risico op ontwikkelingsstoornissen is.
Een te laag geboortegewicht noemen we dysmaturiteit.

Drie belangrijke levensfuncties na geboorte: slapen, eten en huilen.
Voor de pasgeboren mens betekent de geboorte een enorme omschakeling; hij/zij moet zich in korte
tijd organisch en gedragsmatig aanpassen. De geboorte neemt gemiddeld tussen acht en veertien
uren in beslag.

Complicaties tijdens de geboorte kunnen onder andere leiden tot een te grote beweeglijkheid en een
concentratiestoornis, bekend als ADHD, leerstoornissen en coördinatieproblemen, zoals de
problemen met de oog-hand-coördinatie, sensorische perceptiestoornissen en leerstoornissen
(dyslexie) en spraak- en articulatiestoornissen.
Apgarscore is een beoordeling van vijf vitale kenmerken die een indicatie geven van de fysieke
conditie van de baby, namelijk de hartslag, ademhaling, spiertonus, prikkelreactie en huidkleur.

Bijna iedereen vindt baby’s ‘schattig’. Dit heeft een biologische functie. De verzorgers vergen de baby
namelijk gemakkelijker als ze zich aangetrokken voelen tot het kind.


1

,Reflexen
Het verdwijnen van primaire reflexen betekent dat het centrale zenuwstelsel zich verder ontwikkelt.
De volgende reflexen verdwijnen relatief snel na de geboorte:
 De snuffel- of zoekreflex: verschijnsel waarbij de baby ritmisch heen en weer zoekende
bewegingen maakt als hij honger heeft.
 De loopreflex: de voeten worden voor elkaar gezet als iemand de baby onder zijn oksels
vasthoudt en hij zacht een vloer raakt.
 De zwemreflex: het kind maakt in het water zwembewegingen. Gedurende lange tijd wilden
mensen met pasgeboren baby’s daarom gaan zwemmen. Het kind kan echter niet het hoofd
oven water houden.
 De bijtreflex: een ritmische beweging van de onderkaak om melk uit de tepel of de speen
kunnen drukken. Dit is dus een overlevingsreflex.
 De wurg- of kokhalsreflex: een beschermingsreactie tegen het mogelijke verslikken als er
melk in de luchtpijp komt. Dit reflex is dus ook een overlevingsreflex.
 De Mororeflex: als een baby schrikt, opent hij zijn vingers en de armen en spreidt hij zijn
benen. Vervolgens brengt hij de armen voor de borst alsof hij iemand wilt omhelzen.
 De zuigreflex: deze treedt op als de baby op de wang of mond wordt aangeraakt. Het hoofd
draait dan in de richting van de aanraking. Dit is ook een overlevingsreflex, want hierdoor kan
de baby zich voeden.
 De Babinskyreflex: deze reflex, waarbij de tenen worden gespreid en de grote teen
omhooggaat bij het wrijven over de voetzool, verdwijnt iets later. Het moet in elk geval
worden vervangen door de voetzoolreflex als het kind gaat leren lopen.

De drie fasen van de grove motoriek:
 Eerste maand: kind kan nogal gebogen/in elkaar liggen. Heet de embryonale houding.
 Tweede maand: kind kan zijn hoofd in balans houden met een beetje steun. Kind begint met
benen te trappelen en te grijpen met z’n handen. Als het iets vast heeft laat het niet meer
los.
 Derde tot zesde maand: kind houdt hoofd steeds meer in balans. Zitten met steun gaat
beter. Als hij op zijn buik ligt, probeert hij met zijn handen te steunen.

Fijne motoriek: de belangrijkste ontwikkeling is die van de oog-handcoördinatie. Kind is veel beter in
staat doelgericht dingen te pakken en te richten, omdat de samenwerking tussen de ogen en de
handen beter is en beide handen gebruikt worden.
Bij de ontwikkeling van de groei en motoriek kun je twee groeirichtingen onderscheiden:
 De cefalocaudale groeirichting: de groeispurt start bij het hoofd (de cefalus) en loopt door
tot de staart (de cauda). Het hoofd groeit eerder dan de rest van het lichaam en de armen
groeien eerder uit dan de benen. Dit groeiproces start bij 2 maanden en gaat door tot
ongeveer 6 jaar.
 Proximodistale groei: van dicht bij het centrum van het lichaam (proximaal) tot verder naar
de buitenkant (distaal). Dit betekent dat de romp eerder groeit dan de ledematen en de
armen groeien eerder dan de handen en vingers. Dit groeipatroon is zichtbaar vanaf 6 jaar.

Grove motoriek:
 0 tot 6 maanden: het kind ligt voornamelijk in de embryonale houding, dus nogal gebogen.
Het kind is motorisch nog niet in staat om zijn houding te veranderen.
 Vanaf de 2e maand: het kind is in staat om zijn hoofd in balans te houden met een beetje
steun. Het trappelt stevig en is meer in staat om zijn armen meer te gebruiken en om te
grijpen.
 3 tot 6 maanden: het kind houdt zijn hoofd steeds meer in balans en gaat het zitten met
steun beter. Als hij op de buik ligt, probeert hij met zijn handen te steunen.


2

, Leren is een blijvende verandering in wat iemand kan of weet op grond van ervaring. Leren gaat het
hele leven door en is iedere toegevoegde ervaring.
Bij het leren ontstaat er een verbinding tussen nieuwe en bestaande informatie in het zenuwstelsel,
eerst korte stroompjes, later permanente verbindingsknopen.
Kortetermijngeheugen: Daar wordt de informatie even vastgehouden.
 Voorbeeld: onthouden hoe je een zin bent begonnen.
Langetermijngeheugen: Daar wordt de informatie opgeslagen
 Voorbeeld: het leren van woorden en begrippen.

Zintuigen bij baby’s
Horen: De pasgeborene reageert gedurende de eerste 6 maanden vooral met zijn gehoor op prikkels.
Na de geboorte kan deze de stem van de moeder al herkennen en onderscheiden van anderen.
Zien: Voorkeur om naar gezicht te kijken (belangrijk in combinatie met voeding!). Kind ziet eerst
zwart-wit. Na zes maanden is zien belangrijker dan horen.
Reuk is belangrijk bij voeding. Herkennen van geuren geeft veiligheid, denk aan borstvoeding.
Voelen en proeven: de tastzin is voor de baby heel belangrijk en is gevoelig voor aanrakingen. Baby’s
kunnen zoet en zou van elkaar onderscheiden en hebben een voorkeur voor zoet.

Als slechtziende kinderen niet worden geprikkeld via de tastzin lopen zij het risico passief te worden.
Zij missen de onderzoekingsdrang (exploratiedrang) die nodig is om de nodige kennis uit hun wereld
te vergaren voor hun ontwikkeling. Er is kans op vertraagde ontwikkeling of leerstoornissen.

De sensomotorische ervaringen verlopen via een vast patroon dat bestaat uit deze regels:
 De oriëntatieregel: Ontstaat in de eerste maand, verdwijnt en is in vierde maand weer terug.
Het kind richt zijn aandacht op een opvallende gebeurtenis en draait zijn hoofd in richting
van het geluid in plaats van zich te verstoppen.
 De onderzoeksregel: Als de baby iets ziet of voelt, gaat hij het exploreren met zijn ogen of
handen. Hij let dus op de vormen en veranderingen van het beeld.
 De regel van het scannen: Na de vierde maand kan een baby een voorwerp volgen. Als deze
verandert gaat hij met zijn ogen zoeken waar dit voorwerp is gebleven of waar het opnieuw
zal verschijnen.
 De preferentieregel: als de baby keuze heeft tussen verschillende voorwerpen, bekijkt,
betast of beluistert hij bij voorkeur het interessantste voorwerp.
 De habituatieregel: als de baby een voorwerp heeft gezien, besteedt hij er daarna minder
aandacht aan. Als hij iets nieuws ziet, raakt hij geïnteresseerd.
 De omkeringsregel: kenmerken van voorwerpen die hij kan voelen, kan hij ook zien en
andersom.
 De circulaire reactie: als een handeling iets leuks heeft opgeleverd in het verleden, voert de
baby die handeling weer opnieuw uit als de omstandigheden hem daartoe de kans geven.

Taalontwikkeling
Passieve: het begrijpen van de gesproken taal.
Actieve: het produceren van taaluitingen.
Als het kind net geboren is noem je de taalverwerving de voortalige periode, omdat van echte
woorden en zinnen nog geen sprake is. In de eerste zes maanden ontwikkelt de passieve zich door de
intonatie en volumewisseling van de volwassene. In de eerste paar weken na de geboorte is het
universeel dat kinderen experimenteren met klanken of vocalisaties. Vanaf twee tot drie maanden
begint de baby te oefenen met alle medeklinkers die een mens kan maken (tateren) en oefent zo de
articulatie. Na drie maanden neemt dit meestal af en ontstaat brabbelen (alleen maar klanken die in
de moedertaal voorkomen).



3

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur 415811. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

83750 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€5,99
  • (0)
  Ajouter