Economisch recht
Titel I. Algemeen
Hoofdstuk 1. Situering van het handels-, economisch en
ondernemingsrecht
§ 1. Begrippen handelsrecht, economisch recht en ondernemingsrecht
Begrip handelsrecht & handelaar afgeschaft door wetgever. Daarom geen ‘handels’ & economisch
recht. Eco recht omvat ‘oude’ handelsrecht.
- Economisch recht omvat het “oude” handelsrecht
- Handelsrecht is met ingang van 1 november 2018 opgeheven
(Wet houdende hervorming van het ondernemingsrecht)
• Opheffing van het begrip “handelaar”
• Invoering van een nieuw algemeen “ondernemingsbegrip”
• Maar
• Transacties tot en met 31 oktober 2018 vallen nog onder het “oude” recht
• Heel wat regelen uit het “oude” handelsrecht werden behouden, maar
worden nu vastgeknoopt aan het begrip “onderneming”
• Kennis handelaarsbegrip noodzakelijk om modernisering via
ondernemingsbegrip te begrijpen
Vandaag nog altijd confrontatie met oude regels die ° is voor november 2018. Nog altijd situaties
waarbij je oud recht toepast (zien we niet in detail).
A. Begrippen
Het economisch recht (vroegere handelsrecht) bevat enerzijds regelen van privaatrecht die van
toepassing zijn op verrichtingen van ondernemingen en zijn erop gericht transacties tussen
ondernemingen soepel en efficiënt te laten verlopen
Het economisch recht omvat anderzijds de regelen van publiek en privaat recht die er specifiek toe
strekken de economische activiteit te organiseren met het oog op de verwezenlijking van een
economische ordening en een economisch sturingsbeleid
Economisch recht omvat :
,- Regelen van privaatrecht gericht op efficiënt en soepel verkeer
• Vb. van soepelheid -> Bewijs en hoofdelijkheid
➢ Bewijs:
▪ Vroeger bedrag hoger 375 -> dan onderhandse akte nodig (= gereglementeerd
bewijsstelsel) ➔ versoepeld, want nu bedrag 3000 euro, dus regel vindt voor
minder transacties toepassing. Dus boven 3k gereglementeerd bewijsstelsel.
Enkel bewijs leveren a.d.h.v. onderhandse akte.
▪ Bewijs tussen ondernemingen is vrij. Ongeacht bedrag, handeling. Kan steeds
worden geleverd door alle middelen van recht (vb. getuigen, vermoedens…)
(=bewijsvrijheid)
❖ Opm: onderhandse akte nog altijd beste bewijsmiddel
• Hoofdelijkheid:
➢ 3 personen verbinden zich samen. Ze zijn hoofdelijk gehouden voor volledig bedrag
van die VB. stel X, Y, Z sluiten CTT met A. alle 3 gehouden tot betaling 10k euro.
▪ Indien X, Y, Z particulieren zijn, dan geldt schuldsplitsing (= A kan van elk
afzonderlijk 1/3 vorderen) => burgerlijk recht
o Stel ondernemingen, dan speelt hoofdelijkheid. (= A kan kiezen welke
partij hij aanspreekt om volledige bedrag te bekomen) => economisch
recht
❖ Waarom maakt hoofdelijkheid handelsverkeer soepeler? A moet
niet nagaan of alle 3 voldoende solvabel zijn
❖ Als A X aanspreekt voor 10k. X betaalt 10k, dan kan X zich richten tot
andere 2 partijen om deel te recupereren.
❖ Stel Z gaat failliet. A zou miserie hebben. Bij hoofdelijkheid geen
miserie, want A kan andere aanspreken.
- Regelen van publiek recht, veelal gericht op sturing
• nastreven van economische doeleinden van conjuncturele aard of van structurele aard (vb.
prijzenwetgeving, mededingingsrecht)
➢ structurele aard:
▪ Betreft structuur van markt. Wat zijn basisprincipes binnen ecoverkeer die we
willen hanteren? Basisprincipe -> vrije/eerlijke concurrentie, vb.
mededingingsrecht (= O mogen geen afspraken maken mbt verdeling van
producten)
❖ Vb. Colruyt en Aldi mogen geen afspraak maken mbt prijs waartegen
zij prod verkopen aan klanten (= verboden kartelafspraken)
➢ Conjuncturele aard
❖ Vb. prijsbeperkingen opleggen via prijsreglementering
- Regelen van privaatrecht gericht op ordening
• algemeen belang + nastreven evenwicht rechtmatig geachte belangen (vb.
consumentenbescherming)
• = Bepaalt de verhouding tussen partijen die deelnemen aan eco verkeer
➢ Je hebt altijd partij die zich bevindt in ondergeschikte positie. Vaak toepassing van
‘take it, or leave it’ dus in hoofde zwakke partij, weinig mogelijkheden om inhoud
CTT te bepalen.
, ▪ O.b.v contractvrijheid/wilsautonomie, dan absurde/onrechtmatige situaties°
=> dus eco recht verbiedt bepaalde types clausules opnemen in CTT’n
B. Situering t.a.v. andere rechtstakken
Vennootschapsrecht (3e bachelor)
Financieel recht (1e master)
§ 2. Bronnen van het handels- en economisch recht
A. Handelsrecht
…
B. Economisch recht
1. Internationale bronnen (5 categorieën)
(Bij grensoverschrijdend contracteren)
a) Verdragen die een regeling inhouden voor het internationale economisch ruilverkeer
• Deelnemende staten verbinden zich die na te leven
• Vb. WTO -> gekenmerkt door 4 belangrijke pijlers
➢ GATT (= internationale handel in goederen)
▪ Meestbegunstiging
o = wnr LS overgaat tot voordeel aan andere LS, dan moet die LS dat
voordeel ook toekennen aan andere leden van WTO
❖ Vb. Japan beslist douanerechten voor import uit Amerika te
reduceren met 10 % => dan moeten ook alle andere leden WTO
voordeel genieten (= genieten voordeel van ‘most favoured nation’)
❖ Uitzondering !!!!! vb. douane-unie
▪ Non-discriminatie eens goederen geïmporteerd zijn
o Binnen WTO worden douaneheffing niet verboden. MAAR het is wel
bedoeling om blijvend te onderhandelen en douaneheffing zoveel
mogelijk te reduceren (zo laag mogelijk brengen).
❖ Hoe hoger douanerechten, hoe hogere prijs er moet betaald worden
o Wat zegt non-discriminatie nu? => Vanaf goederen geïmporteerd en
douanerechten gegeven zijn, dan geen onderscheid meer maken tussen
lokaal geproduceerde goederen en geïmporteerde goederen
❖ Vb. je kan niet in BE zeggen: we gaan voor goederen geproduceerd
in EU btw-tarief toepassen van 15%. Terwijl voor geïmporteerde
goederen van China 30% btw-tarief => Lokale en geïmporteerde
goederen moeten dus op zelfde manier worden behandeld.
, MAAR dat belet niet dat op moment import er douanerechten
worden gegeven
Binnen EU gemeenschappelijk buitentarief afgesproken. Betekent
dat douanerechten steeds dezelfde zijn van Be, Fr, Dui…
▪ Verbod van kwantitatieve beperkingen (= quota’s)
o Vb. in EU mogen max zoveel wagens vanuit Japan worden ingevoerd
o Opm: Altijd uitzonderingen
❖ Vb. ontwikkelingslanden die geconfronteerd wordt met lokale
schaarste aangaande voedingsmiddelen, mogen beperking opleggen
van export van bepaald voedingsmiddel -> zo hongersnood
vermijden
❖ Maar principe is: geen quota’s.
▪ Reductie van (geen verbod op) douanerechten (streven naar)
▪ Eerlijke concurrentie
o Dumping
= praktijk die uitgaat van O die in andere staat is gevestigd
❖ Onder WTO is dumping maar een probleem, als aan 2 voorwaarden
wordt voldaan:
Vw’e 1 -> Goederen worden beneden normale waarde op de
markt gebracht in land van import
Basistechniek: We gaan P waartegen goed in land van import
wordt verkocht, vergelijken met P van goed waar het wordt
verkocht in land van export
Vb. dumping China in EU. Kijken welke P goederen in
EU op markt wordt gebracht & aan welke P op markt
in China wordt verkocht. Is P lager in EU dan P op
markt in China => dan Dumping
Vw’e 2 -> Ernstige schade kan worden toegebracht aan
bedrijfstak in het land van import
M.a.w. Dumping uitgaande van Chinese onderneming doet
aanzienlijke schade° aan gehele bedrijfstak in EU => dan
dumping problematisch…
Vb. in EU één O in problemen door dumping, volstaat
niet. Moet echt bedrijfstak zijn die met probleem te
maken heeft
❖ Mogelijke actie: anti-dumping rechten
, Dumping gaat uit van O die als dusdanig zelf niet gebonden zijn door
WTO-verdrag. Wat kan je daartegen doen? => Staten die getroffen
worden, mogen antidumpingrechten opleggen.
Vb. Dumpingmarge is 10%, dus P waartegen goed in EU op
markt wordt gebracht, 10% lager ligt dan P markt in China
(land van export). Dan ant-dumpingrechten ten belope van
10%, wat betekent dat je douanerechten verhoogt in die
mate dat dumping wordt geneutraliseerd.
o Subsidies
= praktijken die uitgaat van staten, waarbij ovh een O die in
hun staat gevestigd zijn trachten te bevoordelen door een
subsidie te gaan toekennen
❖ 2 soorten per se verboden:
Export subsidies:
Subsidie is een ruime term. LS proberen verbod te
omzeilen. Vb, belastingvermindering (= specifiek
toegekend aan exporterende O -> voordeel & voordeel is
subsidie)
Vb. Als O A (maleisie) subsidie ontvangt, die O B
(Australie) niet krijgt, dan heeft A concurrentieel
voordeel tov B => verstoring int. handelen & dat wil men
vermijden
“local content” subsidies :
= O voordelen toekennen wanneer ze gebruik maken
van lokaal geproduceerde producten.
❖ andere subsidies: “actionable”
=> die kan je aanvechten, als zij aanzienlijke schade
toebrengen aan bedrijfstak.
Dus export en local content ALTIJD in strijd. Andere subsidies
aantonen van ernstige schade aan bestaande bedrijfstak in Ls
❖ “countervailing measures”
Stel EU stelt vast dat VS exportsubsidies toekent aan Am O. 2
mogelijkheden:
1) beroep op geschillenregeling
2) Countervailing measures = verhogen van
douanerechten om op die manier gunstige effect van
subsidies voor buitenlandse O teniet te doen
, Let op: door deze maatregelen kunnen
geschillen°… => drm geschillenregeling
Examen: vraag over wanneer dumping verboden is & wat kan worden gedaan
als men dumping vaststelt
➢ GATS (= int handel in diensten aka grensoverschrijdende dienstverlening)
➢ TRIPS ( trade related aspects of intellectual property rights aka intelectuele
eigendomsrechten,
➢ DSU (= eigen geschillenregeling tussen LS. Als er conflict °, dan conflict voorleggen
aan WTO geschillenorgaan aka WTO-panel)
▪ Enkel toegankelijk voor LS onderling. Niet particulieren.
b) Verdragen specifiek gericht op economische integratie (= willen interne markt creëren)
• Vrijhandelszone (V)
➢ VB. Europese-economische ruimte, Mercosur
➢ <> elk land kan zelfstandig bepalen douanerechten voor import uit 3e land
• Douane-unie (D)
➢ Vb. EU
➔ Gelijkenissen tussen V & D:
▪ men wil binnen bepaald gebied beogen dat goederen vrij kunnen worden
aangeboden
▪ afschaffing quota’s + geen douanerechten meer heffen wanneer goederen
grens overschrijden binnen V of D
o Vb. aanzienlijk verschil tussen goederen aankopen in EU (geen
douanerechten) & in Am webshop (wel douanerecht)
Opmerking: V & D vormt uitzondering op principe van meestbegunstiging
binnen WTO.
Binnen V en D mag je elkaar wel voordelen verstrekken, die je niet aan
andere landen gaat toekennen
➔ Verschillen tussen V & D?
▪ D => gemeenschappelijke buitenlandse handelspolitiek
o = EU die bepaalt zelf welk tarief verschuldigd is, wat de douanerechten
zijn
❖ <> binnen Vrijhandelszone zou alle deelnemende landen zelf kunnen
bepalen welke douanerechten verschuldigd zijn bij import uit 3e land
• Europese Unie: is een douane-unie met vrij verkeer van goederen, diensten, personen &
kapitaal
,• !!!EU: verdere integratie via Verordeningen en Richtlijnen !!! => HARMONISATIE (d.m.v. 2
instrumenten: verordening en richtlijnen)
Vb. consumentenrecht is geharmoniseerd. Meeste regelingen hebben Europese basis
(gevorm door richtlijn). Waarom gaat harmonisatie bijdragen tot interne markt?
Waarom gaan vb. O makkelijker overgaan tot aanbieden van goederen en diensten?
Wrm consu meer bereid om goed en diensten te verwerven in andere LS’n wnr er
harmonisatie is? …….
Waarom voor O interessant dat consumentenrecht geharmoniseerd is?
▪ Uitgangspunt harmonisatie => Niet vrezen dat O met bepaalde additionele
bescherming worden geconfronteerd & kosten besparend.
o Vb. Als recht in Dui, Be, Ned hetzelfde is, dan moet O niet vrezen dat zij
geconfronteerd wordt met extra juridische regels
Opm: met korrel zout nemen (infra)
Waarom positief voor consumenten?
▪ Confident consumer argument -> consument mag erop vertrouwen dat ze
enkele essentiele rechten heeft. Dus: vertrouwen bij consu!!!
o Vb. als je via internet koopt dan zekerheid dat je herroepingsrecht hebt.
Buiten EU is dat misschien ander verhaal…
➢ Verordeningen: rechtstreeks toepasselijk -> moet niet worden geïncorporeerd in
recht van LS
▪ Vb. wnr vluchten geannuleerd worden, dan heeft reiziger recht op
compensatie (onder vw’n)
➢ Richtlijnen: moeten in het nationaal recht worden omgezet (harmonisatie meestal via
richtlijnen, die moeten worden omgezet in nationaal recht)
-> Harmonisatie van wetgeving
o Minimale harmonisatie = Europese wetgever creëert minimum aan
bescherming, dat moet worden geïncorporeerd in nationale wetgeving,
maar EU wetgever laat toe dat LS bijkomende bescherming voorziet (=
gold plating)
❖ Vb. minimale bescherming, maar als je dat als LS wenst, mag je
consu nog beter beschermen
Opm: Biedt voordeel qua realisatie interne markt, maar niet absoluut
voordeel, want de additionele bescherming mogelijk…
o Maximale harmonisatie
❖ = Eu wetgever zegt: deze rechten moet je aan consu toekennen. Niet
meer en niet minder.
, Opm: draagt meer bij aan harmonisatie van interne markt dan
minimale
Opm: ook nadelen aan verbonden, want stel LS die zelf extra regels
had ivm consu bescherming -> dan moet die LS extra bescherming
afbouwen, want regel biedt grotere bescherming dan dat EU regel
toelaat…
Daarom meest gekozen voor => Maximale harmonisatie met opties
om op aantal punten bijkomende bescherming te voorzien voor
consu
Vb. minimale harmonisatie -> richtlijn oneerlijke bedingen (1993):
▪ Richtlijn wil vermijden dat tss O (sterke partij) & Consu (zwakke partij)
bedingen worden voorzien die kennelijk onevenwicht doen ° tss rechten en
plichten van beide partijen.
▪ Bevat een algemene toetsingsnorm (= die kennelijk onevenwicht doet°)(dus
grote beoordelingsvrijheid) + een indicatieve lijst (maar rechter niet gebonden
door lijst)
o In BE: kopieert algemene toetsingsnorm. Maar wij vullen dat aan met lijst
die onder alle omstandigheden verboden zijn. => dus bescherming in BE
ligt hoger dan richtlijn, want lijst (art. 83 boek VI WER)
Vb. maximale harmonisatie -> richtlijn oneerlijke handelspraktijk
=>Bepaalt wanneer reclame oneerlijk is, vb. misleidend, te agressief…
▪ = Dus LS mogen geen bijkomende bescherming bieden aan consumenten.
M.a.w. LS mogen die zwarte lijsten vb. niet uitbreiden
▪ Richtlijn werkt met:
o Zwarte lijst => perse verboden
o Algemeen verbod op misleidende & agressieve handelspraktijken
Vb. Maar BE had een aantal verboden die niet voorkwamen op zwarte
lijst van richtlijn. HvJ moest oordelen of die verboden wel verenigbaar
waren met richtlijn?
❖ HvJ: neen, want richtlijn maximaal geharmoniseerd. + in zwarte lijst
staat dat verbod niet. Dus -> BE kent additionele bescherming toe
aan consument en dat mag niet. Gevolg: BE heeft dat verbod
moeten schrappen ➔ bestaande bescherming moet geschrapt
worden in LS omwille van richtlijn EU. Dat is effect van maximale
harmonisatie.
Vb. maximale harmonisatie met opties -> richtlijn 2019 die door BE wetgever nog
moet worden omgezet. Richtlijn is actualisering inzake consumentenkoop 1999 (obv
minimale geharmoniseerde richtlijn. Deze voorzag in wettelijke garantie bij non-
, conformiteit (vb. 2 jaar garantie voor gebreken die bij levering aanwezig waren).
Richtlijn 2019 is maximaal geharmoniseerd.
▪ Maar op aantal punten was bescherming voor aantal LS onvoldoende
wanneer bescherming maximaal geharmoniseerd zouden worden =>
daardoor opties aan LS gegeven aan om in bijkomende bescherming te
voorzien, want anders gingen LS die richtlijn niet stemmen.
o Wie moet wat bewijzen? Consu gebrek aantonen? Of O die moet
aantonen dat gebrek niet aanwezig was?
❖ Richtlijn ‘99 => gebruikt een vermoeden (= anterioriteitsvermoeden)
→ gebrek binnen 6m dan ervan uitgaan dat gebrek aanwezig was bij
levering. (minimale)
Fr verlengt van 6m naar 2 jaar.
❖ Richtlijn ’19 => maximale harmonisatie. Men stelt vast dat
anterioriteitsvermoeden van 6m te kort is, dus verdubbelt naar 1j.
Fr zegt: voor Franse consument is dat reductie van
bescherming, want maximale harmonisatie laat geen
additionele bescherming toe. Dus Fr tegen.
➔ Opl: Richtlijn maximaal geharmoniseerd, maar op aantal
punten (hier op vlak van anterioriteitsvermoeden) mogen LS
in hogere bescherming voorzien
-> Techniek van het Europees paspoort
c) Verdragen die uniforme regelen bevatten voor grensoverschrijdende transacties (internationale
verrichtingen)
• vb. CISG (convention on international seal of goods) = Weens koopverdrag: internationale
handelskoop van lichamelijke roerende goederen
➢ 1) Automatische toepassing (zonder dat partijen in ovk moeten incorporeren), behoudens
uitsluiting, zodra (art. 1 CISG) :
▪ Koper en verkoper gevestigd zijn in verschillende verdragsluitende staat
o Stel verkoper VS & koper Australië -> beide gevestigd in verdragsluitende
staat en dus CISG van toep, tenzij uitgesloten door partijen…
▪ OF “lex contractus” verwijst naar het recht van een verdragsluitende staat
o Stel verkoper BE (lid) & koper India (geen lid) -> CISG is van toepassing
wanneer CTT volgens IPR onder de toepassing valt van recht van
verdragssluitende staat.
❖ Dat betekent dat je voor zo’n CTT de vraag moet stellen welk
rechtstelsel CTT beheerst ? Dus lex contractus bepalen (= wet die
CTT beheerst) —> Is dat het recht van verdragsluitende staat, dan is
CISG van toepassing
, Stel in CTT staat: ‘BE is van toepassing’ => dat moet je lezen
als: ‘BE recht, m.i.v. CISG is van toepassing’ (tenzij partijen
anders overeengekomen)
Opmerking: Mogelijk dat niets is bepaald over toepasselijk
recht en CISG => dan obv van de Rome 1 verordening (infra)
nagaan welk recht objectief genomen van toepassing is ➔
Dan geldt recht van land van verkoper. Dus land van verkoper
is lid, dan is CISG van toepassing. Anders niet…
Stel CTT tussen Spaanse koper (lid) & Zuid-Afr koper (geen
lid) => Wnr CISG van toep? Wanneer CTT beheerst wordt
door Spaanse recht.
Geen rechtskeuzeclausule? Dan kijken of verkoper is
gevestigd in verdragsluitende staat of niet? Ja, dan
toepassen. Nee? Kan je dat niet toepassen
!!ESSENTIE!!: => CISG van toepassing:
▪ 1) Wanneer koper en verkoper in =/= verdragsluitende staten gevestigd zijn
▪ 2) Niet beide staten verdragsluitend? Dan nagaan welk recht van toepassing is
o Ofwel gekozen recht (in CTT aangeduid)
o Ofwel niet recht gekozen? => kijken naar recht van land van verkoper
❖ Verkoper gevestigd in verdragsluitende staat => CISG van toepassing
❖ Verkoper niet gevestigd in verdragsluitende staat => CISG niet van
toepassing
(Mogelijks examen vraag)
➢ 2) Enkel bij handelskoop
▪ Dus enkel tussen professionele koper en verkoper
o Dus niet van toep als u als consu koopt van O in ander land
➢ 3) Totstandkoming overeenkomst, rechten en verplichtingen van koper en verkoper,
rechtsmiddelen
➢ 4) geldt voor zover partijen niets anders hebben bepaald (lees: hebben uitgesloten)
▪ Zeggen ze niets? Dan CISG van toepassing
d) Verdragen die verplichting bevatten eenvormige wet op te nemen in nationaal recht
• toepassing niet beperkt tot internationale verrichtingen
• vb. regelen wisselbrief, cheque (boek VII WER -> copy-paste van int bepalingen)
e) Internationale bepalingen die bevoegde rechter en toepasselijk recht vaststellen
bv. Belgische onderneming contract met Griekse onderneming: indien er een geschil is, welke
rechtbank is bevoegd en welke regels zijn van toepassing