Hoofdstuk 14 valt onder het vak Genetica, samen met vele andere hoofdstukken. Het is een erg groot vak en ik raad het dan ook aan om op tijd te beginnen met leren.
§1
In dit hoofdstuk bespreken we de basisprincipes van erfelijkheid die zijn ontdekt door Gregor
Mendel in de 19e eeuw. Hij experimenteerde met erwten om erachter te komen hoe erfelijkheid
werkt.
Erwten waren hier zo geschikt voor, omdat er veel variëteiten van zijn. Ze kunnen paarse
bloemen hebben, maar ook witte. Een erfelijke eigenschap die van persoon tot persoon varieert
(zoals de bloemkleur), wordt een karakter genoemd.
Elk variant voor een karakter, zoals de paarse of witte kleur, wordt een eigenschap genoemd.
Mendel controleerde de bestuiving tussen de planten strikt, door de meeldraden van plant af te
knippen die gebruikt wordt voor de stamper. Zo kan de plant zichzelf niet bestuiven en zorgde hij
ervoor dat de plant door een andere plant werd bestoven met een andere eigenschap (dus in dit
geval witte bloemen i.p.v. paars).
Wanneer de plant bestoven is en zaden heeft gevormd plantte hij ze en kwamen er nakomelingen.
In dit geval waren alle nakomelingen paars, terwijl de planten ook één wit kleurige ouder hadden.
Planten die gedurende veel generaties van zelfbestuiving planten met alleen dezelfde eigenschap hebben voortgebracht als
de ouderplant, zijn rasecht/ true-breeding.
Bij dit experiment van Mendel, had hij te maken met een paarse plant die rasecht was en een witte plant die rasecht was.
Een kruising van twee rasechte variëteiten wordt hybridisatie genoemd.
De ouderlijke generatie wordt bij experimenten de P-generatie (parental) genoemd. Hun hybride nakomelingen zijn de F1-
generatie.
Wanneer deze met zelfbestuiving nakomelingen produceert, worden deze de F2-generatie genoemd. Door naar de F2-
generaties te kijken, heeft Mendel de fundamentele principes van erfelijkheid kunnen afleiden. De kruising was namelijk
nog niet te zien bij de F1-generatie, omdat hier de dominante eigenschap alleen naar voren kwam.
, Het idee van Darwin, was dat de eigenschappen van de ouders werden gemengd, de “blending-hypothesis”
genoemd. Dus de kleur blauw en geel zou groen gemaakt hebben.
Door het experiment van Mendel werd deze theorie aangevuld en verbeterd.
De resultaten in de F2-generatie waren namelijk: 705 paarse bloemen en 224 witte bloemen, dus ongeveer 3:1.
Hieruit kon Mendel halen dat het gen (erfelijke factor) die codeerde voor witte bloemen bij de paarse bloemen
van F1-generatie niet verdwenen was, maar alleen niet tot uiting kwam.
Dit leiden tot de termen: Dominant en recessief
Mendel had 4 concepten die zijn theorie onderbouwde:
Het eerste concept:
De varianten van een bepaald gen, worden allelen
genoemd. Elk gen is een sequentie van nucleotiden op
een specifieke locus (plaats) langs een bepaald
chromosoom. Wanneer deze net iets anders is in
nucleotidesequentie, kan dit variëren in de functie van
een eiwit waardoor een eigenschap anders is in het
organisme.
Het tweede concept:
Een organisme erft voor elk karakter, twee versies (twee
allelen) van een gen. 1 van elk ouder individu. Mendel kwam hierachter, zonder dat hij wist van het bestaan van
chromosomen. Nu weten we dat een nakomeling een set chromosomen van beide ouders krijgt. Deze chromosomen
bevatten dus die allelen voor een bepaalde eigenschap. Deze kunnen van beide ouder individuen hetzelfde zijn, of
verschillen.
Het derde concept:
Als twee allelen verschillen, dan bepaalt één het uiterlijk van het organisme. Dit is het dominante allel. Het recessieve allel,
heeft geen merkbaar effect op het uiterlijk van het organisme.
Het vierde concept: De wet van segregatie.
De twee allelen voor een erfelijk karakter segregeren (scheiden) tijdens gametenvorming en komen in verschillende
gameten terecht. Een eicel of spermacel krijgt dus maar 1 van de twee allelen die aanwezig zijn in de diploïde cellen van het
ouderorganisme.
Wanneer je deze concepten toepast in een onderzoek, kun je dat schematisch weergeven en kun je de resultaten
uiteindelijk uitwerken in een punnett-square. Dit is een diagram waarmee je de allelsamenstellingen van de nakomelingen
van een kruising tussen individuen met een bekende genetische samenstelling kunt voorspellen. Hiernaast weergegeven.
Wanneer een individu identieke allelen heeft voor een gen dat voor een karakter codeert, wordt dit homozygoot genoemd.
Wanneer een organisme twee verschillende allelen voor een gen heeft, wordt dat heterozygoot genoemd.
Vanwege de verschillende effecten van dominante en recessieve allelen, onthullen de eigenschappen van een organisme
niet altijd de genetische samenstelling ervan. Daarom maken we onderscheid tussen fenotype, het uiterlijk. En genotype,
de genetische samenstelling.
Het fokken van een organisme met een onbekend genotype met een recessieve homozygoot wordt een testkruising
genoemd. Hiermee wordt het genotype van dat organisme onthult. Doordat het andere organisme homozygoot recessief is,
komen de eigenschappen van het andere organisme sowieso naar voren als het een dominant allel heeft.
De nakomelingen (F1) van de erwtenplanten in het experiment van Mendel, waren paars. Ze waren nakomelingen van een
witte (recessieve) vader plant en een paarse (dominante) moederplant. Beide ouderplanten waren raszuiver en dus
homozygoot waardoor de nakomelingen allemaal 1 recessief allel en 1 dominant allel
hebben gekregen.
Deze nakomelingen worden monohybriden genoemd, ze zijn heterozygoot voor het
specifieke karakter dat in de kruising werd gevolgd. Wanneer heterozygoten worden
gekruist, praat je over een monohybride kruising.
Stel je voor je kruist de erwten en kijkt naar 2 eigenschappen i.p.v. 1 en de planten die je
gebruikt als ouderplanten zijn weer raszuiver voor de eigenschappen, krijg je
nakomelingen die heterozygoot zijn voor beide eigenschappen. Dit wordt dihybriden
genoemd. De afbeelding hiernaast geeft weer hoe je dat in een punnett-square moet
zetten.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur semvanwieringen. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,89. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.