Samenvatting: Inleiding tot jeugdhulp
Inleiding
De welvaartsstaat en sociale zekerheid in België
Historiek
Onze samenleving heeft een evolutie ondergaan:
19e eeuw nachtwakersstaat. overheid moest zich niet moeien met het maatschappelijke
leven van de burgers.
Taak overheid: veiligheid en orde (justitie en politie) in de samenleving garanderen
Overheid stond niet in voor jeugdhulp, armenzorg en gezondheidszorg wel private
initiatieven
Vb: religieuze gemeenschappen Daens
Na 1945 (WO2) moderne welvaartstaat: sterk ingrijpen van de overheid in de economie
en het maatschappelijk leven en de welvaart van de burgers beschermen.
Hoe? uitbouw sociale zekerheid (vb pensioenwet, wet op bestaansminimum,
gezinsbijslag) en ook bescherming tegen belangrijke risico’s, (vb werkloosheid of het hebben
van kinderen)
Definitie welvaartstaat: “de samenlevingsvorm waarbij een aantal grondrechten van de
burger, met het oog op zijn materiële welvaart en de bevordering van zijn kansen tot
ontplooiing, binnen een wettelijk raamkader, effectief gewaarborgd worden. Dit alles binnen
het raam van de parlementaire democratie en met behoud van de markteconomische
productiewijze. (Deleeck, H. (2008), De architectuur van de welvaartstaat opnieuw bekeken.
Leuven: Acco, p.21)”
Enkele realisaties van de welvaartstaat:
Stijging van lonen
Democratisering onderwijs: hogere participatie aan onderwijs van bevolkingsgroepen
die lager op de maatschappelijke ladder staan
Grotere sociale bescherming
Daling van arbeidsduur
Ontwikkeling van welzijnssector
Vb democratisering oderwijs (zie grafieken)
Vanaf jaren 70:
Economische crisis: de overheid had andere prioriteiten dan welzijn, vooral door
geldtekort
Gevolg: lange wachtlijsten in welzijn (vb gehandicaptenzorg, werkzekerheid,…)
Sommige uitkeringen worden afgeschaft (vb maand kinderbijslag) en andere werden
verminderd (vb wachtuitkering voor schoolverlaters).
1
, Vanaf jaren 90: actieve welvaartstaat: nadruk op de rechten en plichten van de burgers
Idee: het individu moet actief streven naar participatie en sociale integratie. Hij/zij moet dus
zijn verantwoordelijkheid opnemen (plichten) en de overheid moet daartoe de kansen
bieden (rechten). De nadruk ligt op de participatie via de arbeid.
De overheid zegt dus dat je rechten hebt, maar ze vragen iets in de plaats. Je moet vb tonen
dat je voldoende opzoek gaat naar werk om een leefloon te krijgen.
Vb: je hebt recht op een studiebeurs maar moet wel voldoende naar de les gaan.
Er moet dus een evenwicht zijn tussen rechten en plichten
40% van het Belgische BNP gaat naar de sociale uitkeringen en sociale diensten (vb:
onderwijs, sociale zekerheid)
Is de welvaartstaat nu voorbij? We zien een evolutie dat de welvaartstaat aan het afkaveren
is in België, hij neemt steeds meer over van Nederland deze zegt dat ze meer een
participatie overheid aan het worden zijn. Ze trekken zich meer terug en zeggen dat het aan
de burgers is om in te staan voor elkaars welzijn.
Vb; ouders die een regeling maken met elkaar over wie wanneer voor de kinderen zorgt en
wie wanneer gaat werken
Nadruk ligt dus op eigen verantwoordelijkheid, kracht en religie over eigen leven.
Sociale zekerheid
Wat houdt de sociale zekerheid in?
= de basis van onze welvaartstaat
Bestaat uit het geheel van voorzieningen die als doel hebben de financiële bestaanszekerheid van de
burgers te garanderen door bepaalde sociale risico’s te dekken
Vb sociale risico’s: oud worden met als gevolg werk verliezen, kinderen krijgen, ziek worden,…
Dus: financieel tegenmoetkomen wanneer er bepaalde risico’s voordoen
44% van de mensen in België zouden in armoede leven als de sociale zekerheid niet zou bestaan.
De Belgische sociale zekerheid heeft 2 functies:
1. Vervangingsinkomsten bieden bij verlies van het arbeidsinkomen
Vb: werkloosheid, pensionering, ziekte-uitkering bij arbeidsongeschiktheid
De vervangingsinkomsten zijn meestal een percentage van het vroegere inkomen. Zo
waarborgen ze de verworven levensstandaard.
2. Aanvulling op het inkomen bieden bij bepaalde sociale lasten
Vb: kindergeld, gezinsbijslag, vakantiegeld,…
Het zijn meestal bijkomende kosten zoals ziektekosten. Deze inkomstaanvullende uitkeringen
vergoeden een bepaalde last of moeilijk te dragen uitgaven.
2
,3 stelsels van de sociale zekerheid
De sociale zekerheid is van toepassing op de hele Belgische bevolking. Er wordt wel een onderscheid
gemaakt naargelang van de beroepsgroep.
1. Een werknemersstelsel: een werknemer is met zijn werkgever verbonden door een
arbeidsovereenkomst. Ze zijn verzekerd voor alle risico’s die ze sociale zekerheid kent
Vb: kinderbijslagen, pensioenen, geneeskundige verzorging, uitkering in geval van
werkloosheid en ziekte/ invaliditeit/beroepsziekte/ arbeidsongeval
2. Een zelfstandigenstelsel: zelfstandigen oefenen een beroep uit zonder een arbeidscontract of
statuut te hebben. Ze hebben enkel recht op pensioen, ziekte- en invalideitsuitkering en het
groeipakket
3. Een ambtenarenstelsel: is onderworpen aan het statuut van de openbare dienst. Omdat ze
werkzekerheid hebben, zijn ze niet verzekerd tegen werkloosheid
Sociale zekerheid bekeken vanuit het werknemersstelsel
Gele blokjes (bovenste): alle sociale risico’s waartegen je verzekerd bent als werknemer
Rode blokjes (2de bovenste): wie de bijdragen betaald
Blauwe blok (3de bovenste): het geld wordt verdeeld door de rijksdiensten voor sociale zekerheid en
wordt verdeeld over 6 delen van organisaties zij verdelen het geld van die sociale zekerheid onder
de mensen die een sociaal risico ervaren
Vb: het sociale pensioendienst verdeelt het geld over de gepensioneerden, weduwen (groene
blokjes)
Vb: RVA verdeelt het geld over de vakbonden, die gaan het verdelen onder de werklozen,…
Te weten over deze kader: sociale zekerheid bestaat uit 6 pakketten die als doelstelling hebben om
de sociale risico’s tegenmoet te komen.
3
, Financiering sociale zekerheid
Hoe wordt de sociale zekerheid gefinancierd?
Sociale bijdrage werknemer (13,07%) en werkgever:
Sociale bijdrage wordt berekend op het inkomen uit arbeid die in Belgie geleverd wordt.
Deze worden betaald door én de werkgever én de werknemer én de zelfstandige én de
ambtenaar.
Vb: een loonbrief: je hebt een bruto loon (wat de werkgever betaald). Hierbij gaan nog
bepaalde sommen geld af vb sociale bijdrage van de werknemers (bedraagt 0,7%) stel
iemand verdient 1000 euro/ maand, dan gaat die 130,7 euro afstaan aan de sociale
zekerheid. Stel iemand verdient 10 000 euro/ maand, dan gaat die 13,07% maw 1300 euro
afstaan aan de sociale zekerheid.
Ook werkgevers gaan sociale zekerheid betalen hangt af van de sector waarin de
werkgever zich bevind. Vb= private sector 25% betalen op de brutoloon. Sociale sector
30-32% bruto inkomen.
Overheidsubsidie: de overheid gaat geld steken in de sociale zekerheid
Alternatieve financiering: opbrengsten op BTW die naar de sociale zekerheid gaan
Diagram: sociale bijdragen zorgen voor de meeste inkomsten. 3/4de van de sociale zekerheid wordt
gevormd door bijdragen van de werkgevers en werknemers.
Waar gaat het geld naartoe? in deze taart zijn het vooral de pensioenen en geneeskundige
verzorging die de grootste hap nemen uit de sociale zekerheids taart.
Vb geneeskundige verzorging: huisarts: je betaald eerste de dokter maar krijgt dit terug van de
mutualiteiten. Dat geld wordt door de sociale zekerheid betaald.
Naast de sociale zekerheid: systeem van bijstandsuitkeringen (vb: leefloon, inkomstgarantie ouderen,
…). enkel bedoeld voor mensen die geen inkomsten hebben uit de arbeid en ook geen
vervangingsinkomsten hebben (vb: een pensioen via de sociale zekerheid, ziekte uitkering via SZ,…)
4