Bouwkunde 101, stappenplan van begin tot eind, van fundering tot stoffering.
Bouwkunde 2 samenvattingen met bijbehorende afbeeldingen
Samenvatting constructie blok 1 jaar 1
Tout pour ce livre (53)
École, étude et sujet
Elementaire bouwkunde a
Tous les documents sur ce sujet (2)
3
revues
Par: cihans_58 • 8 mois de cela
Par: dkibifi • 1 année de cela
Par: shannonschooneveld • 2 année de cela
Traduit par Google
Lots of misspellings and typos. And it refers to images that are not in it.
Par: sabine_iep • 2 année de cela
Traduit par Google
Hi Shannon, 

Thank you for your feedback.
Vendeur
S'abonner
sabine_iep
Avis reçus
Aperçu du contenu
Bouwkunde
Algemeen
Hoofdstuk 1: Algemene oriëntatie I
Hofjeswoningen: 1e sociale woningbouw, bestaat uit een rechthoekige tuin waaromheen kleine
eengezinswoningen zijn gebouwd met een centraal gebouw als hoofdmonument.
Woningbouwverenigingen: zijn ontstaan om arbeiders een redelijke woning voor een betaalbare huur
te kunnen bieden. De huuropbrengsten moesten kostendekkend zijn.
Woonvormen:
Eengezinswoningen
Meergezinswoningen
Laagbouw; 2 tot 3 woonlagen
Etagebouw; 3 tot 4 woonlagen
Hoogbouw; 4 of meer woonlagen
- Galerijwoningen; alle verrekken van een woning op dezelfde verdieping.
- Maisonnettes; woon en slaapverdieping op verschillende etages.
- Corridorwoningen; hoogbouwwoningen die aan een gang zijn gelegen, zoals in
Friends.
- Portiekwoningen; heel veel in Den Haag, portiek met trap waaraan meerdere
woningen zijn gelegen.
- Torenflats; woningen gegroepeerd rond een centraal trappenhuis.
Woningtypen:
Duplexwoning; kan door 2 gezinnen bewoond worden, ontstaan na de oorlog.
Suitetype; met een voor en achterkamer.
Doorzontype; vergelijkbaar met suitetype maar zonder onderverdeling in voor en achterkamer.
Z-type; met een Z vormige woonkamer
Drive in type; eengezinswoning in drie lagen, wonen op de 1e verdieping.
Lift:
1930, een woongebouw met een verblijfsgebied waarvan de vloer hoger ligt dan 12,5 meter boven het
aansluitende terrein moet ter plaatse van de ingang zijn vv een lift.
Woningbouw na 1945:
Door grondschaarste en woningbehoefte meer woningen per oppervlakte eenheid.. Toename van
hoogbouw. Bouwmethoden veranderden onder druk van de omstandigheden. 4 andere methodes:
Stapelbouw; stapelen, metselen en schakelen van bouwonderdelen.
Montagebouw; monteren van in de fabriek gefabriceerde onderdelen.
Gietbouw; ter plaatse storten van beton in standaardbekistingen.
Houtskeletbouw; constructie gemaakt van hout met standaardafmetingen.
Lintbebouwing: Diverse typen woningen naast elkaar, 2/1 kap, vrijstaand, geschakeld, naast wegen
of kanalen.
Gesloten bebouwing: Bouwterrein verkaveld in recht en veelhoeken. Deze werden langs alle zijden
volgebouwd om zoveel mogelijk woningen te plaatsen. Op de hoeken vaak winkels door gebrek aan
tuin.
Half open bouwblokken: meer licht doordat de noordzijde hoogbouw en zuidzijde laagbouw.
Binnenterrein een grote tuin.
Open bebouwing: Noord en zuidzijde laagbouw.
Strokenbebouwing: alleen bebouwing aan oost en westzijde.
,Woningwet:
Tot stand gekomen in 1901. Gemeentebesturen moesten toezicht houden op de minimumeisen voor
de nieuw te bouwen woningen en andere bouwwerken. Door het rijk kon financiële steun verleend
worden voor de bouw van goedkope woningen. In 1956 zijn de bouwvoorschriften geünificeerd en in
1992 zijn de geheel herziene bouw en inrichtingtechnische eisen vastgelegd in het Bouwbesluit.
Bouwverordening:
Wordt door elke gemeente afzonderlijk vastgesteld. In de woningwet staat over welke onderwerpen de
verordening voorschriften moet bevatten en waaromtrent regels mogen worden vastgesteld. Deze
kunnen dus per gemeente verschillen. Er is een modelverordening opgesteld wat gemeenten als basis
nemen. NMBV.
Bouwbesluit:
Algemene maatregel van bestuur waarvan in de woningwet is aangegeven waarover bepalingen
moeten worden vastgelegd. Geldt voor het hele land voor nieuwe en bestaande gebouwen. Er zijn 5
groepen bouw en inrichtingseisen voor nieuwe woningen en bouwwerken:
Veiligheid
Gezondheid
Bruikbaarheid Energiebesparing
Milieu
Utiliteitsbouw: naast de woningbouw, de utiliteitsbouw. Veelal gebruik gemaakt van skeletbouw.
Bouwen in metselwerk is niet economisch door het gewicht, het is arbeidsintensief en duur. Beter zijn
staal en beton, groot weerstandvermogen, goed toepasbaar voor draagconstructies. Voor
constructiedelen met verschillende doeleinden worden verschillende materialen gebruikt.
Staalskeletbouw: Toegepast bij lichte constructies met een grote stijfheid en wanneer veel
glas wordt . Eenvoudig uit te breiden en te veranderen. Bezwijkt snel bij brand doordat staal
bij verhitting zijn sterkte verliest daardoor bekleed met brandwerend materiaal.
Betonskeletbouw: Onderdelen of in het werk gestort of geprefabriceerd. Beton bezwijkt niet
snel bij brand maar heeft wel een groot eigen gewicht en kan niet eenvoudig worden
uitgebreid of gewijzigd.
Bouwstijlen:
Romaans (950-1250)
Gotiek (1230-1560)
Renaissance (1530-1690)
Barok (1680-1850)
Neoclassicisme (1800-1870)
Eclecticisme (1850-1900) waaronder de volgende neostijlen; Neoromaans, Neogothiek,
Neorenaissance, Neobarok, Chaletstijl, Art Nouveau, Jugendstill, nieuwe kunst.
Amsterdamse School (1910-1930)
Delftse school (1925-1956)
Functionalisme, de nieuwe zakelijkheid, het nieuwe bouwen (1920-1960)
,Hoofdstuk 2: Algemene oriëntatie II
Ruimtelijke ordening door de overheid:
Rijksniveau
Provinciaal niveau, streekplannen
Gemeentelijk niveau, structuur en streekplannen
Streekplan geeft aan welke ontwikkeling voor de desbetreffende streek gewenst is. Welke gemeenten
kunnen uitbreiden, waar kunnen recreatieve ontwikkelingen plaatsvinden etc.
Structuurplan: gewenste toekomstige ontwikkelingen binnen de gemeentegrenzen.
Bestemmingsplan: bestemming van de grond, enige plan dat rechtstreeks binend voor de burger is.
Onroerende goederen: alle vaste zaken zoals landerijen, erven, stenen gebouwen etc.
Personen en instellingen betrokken bij het bouwproces
Opdrachtgever: overheid, semi-overheid of een particuliere projectontwikkelaar. Ondeskundig op het
gebied van bouwen, laat zich adviseren door deskundigen.
Taken:
Opstellen van programma van eisen
Beslissingen nemen over plannen en constructies
Financiering van het werk
Architect:
Taken:
Maken van een ontwerp en overige tekeningen
Maken van het bestek
Opstellen definitieve kostenbegroting
Aanbesteding houden
Toezicht houden op de uitvoering
Architect neemt meestal een opzichter in dienst om de uitvoering in de gaten te houden, de
administratie te doen en te overleggen met personen en instanties.
Adviseur: specialisten op het gebied van draagconstructies, funderingen en technische installaties
bijvoorbeeld.
Aannemer: Laat zich op de bouwplaats vertegenwoordigen door de uitvoerder, deze is in dienst van
de aannemer. Bepaalde onderdelen zoals bijv het heien van palen zal de aannemer uitbesteden aan
een onderaannemer. Echter de hoofdaannemer blijft verantwoordelijk voor het gehele werk.
Voorbereiding van een bouwplan
1. programma van eisen; type bouwwerk, opgave van de ruimten, kwaliteit van afwerking,
technische installaties en maximale bouw of stichtingskosten.
2. voorlopig ontwerp; architect werkt het uit en toetst het aan de hand van het programma van
eisen. Toetst de financiële haalbaarheid.
3. definitief ontwerp; worden beslissingen genomen over plattegronden, tegels, wanddikte etc.
Overleg met de welstandscommissie, brandweer en nutsbedrijven.
4. bestektekening; definitief ontwerp verder uitgewerkt in de juiste maatvoering.
5. bestek; beschrijving van het te maken werk en de voorwaarden waaronder dit moet
gebeuren. Bestek en bestektekeningen geven een zodanig beeld dat een betrouwbare
begroting gemaakt kan worden en tot aanbesteding overgegaan kan worden. Het bestek is als
regel maatgevend. Voorwaarden voor het bestek staan omschreven in het boekje UAV. Tot
het bestek horen:
- beschrijving van het werk
- de daarbij horende tekeningen
- voor het werk geldende voorwaarden
- nota van inlichtingen; antwoord op vragen van aannemers die samenwerken
gedurende de bouw.
, - Proces verbaal van aanwijzing; verslag van een bijeenkomst waar aannemers vragen
kunnen stellen aan de directie.
6. bouwvergunning; als de bestektekeningen gereed zijn kan goedkeuring worden
aangevraagd en de bouwvergunning worden verkregen.
Projectietekening: 3 dimensionaal overbrengen van het project op een tekening. Een tekening
waarbij het lijkt alsof men recht voor de betreffende zijde van het gebouw staat heet een rechte
projectie.
Horizontale doorsneden, op 1,5 m boven een vloer, heten plattegronden. Doorsneden worden
gearceerd, aanzichten nooit. Zichtbare onderdelen van een doorsnede worden met een lijn
aangegeven, onzichtbare delen worden gearceerd.
Soorten tekeningen:
1. Schetsontwerp; globaal ontwerp
2. Definitief ontwerp;
3. Bestektekeningen;
4. Werktekeningen; grotere schaal waardoor de architect zuiver op maat diverse details.
sprongen in de muren, afmetingen van raam en deurkozijnen etc. kan aangeven. Volgen het
bestek heel nauw, dit is bindend.
5. Detailtekeningen; verschillende constructies tot in detail weergegeven.
6. Installatietekeningen; niet van belang voor bouwaannemer maar voor de verschillende
installatiebedrijven.
7. Sparingstekeningen; aangegeven hoe de leidingen komen te lopen zodat de aannemer weet
waar hij sparingen moet laten. Worden afgeleid uit de installatietekeningen.
8. Revisietekeningen; hierop wordt de uiteindelijke toestand weergegeven, de wijzigingen van
onderdelen, leidingen etc.
Pagina 2.16 tot 2.19 belangrijk. Geeft een overzicht van hoe materialen worden aangegeven op
tekeningen.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur sabine_iep. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,42. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.