- Gelaagde rechtsorde
o Internationale rechtsorde
Rechtsbronnen grondrechten: elk internationaal mensenverdrag, bv IVESC, EVRM
(door Raad v Europa, gehandhaafd door EHRM)
o EU rechtsorde
Rechtsbronnen grondrechten: Handvest van de grondrechten van de EU
o Nationale rechtsorde
Grondwet bv
- Vraag: welke uitspraken zijn juist?
o De Raad van Europa behoort tot de internationale rechtsorde; de Europese Unie behoort tot
de EU rechtsorde.
o Alle landen die lid zijn van de Europese Unie, zijn lid van de Raad van Europa.
o Niet alle landen die lid zijn van de Raad van Europa, zijn lid van de Europese Unie.
- Nederland
o Moet grondrechten beschermen van de nationale rechtsorde, EU-rechtsorde en
internationale rechtsorde.
o Wat is de verhouding tussen de bescherming van het EVRM aan de ene kant en de
nationale grondrechten aan de andere kant?
Art 53 EVRM
Als een hoger verdragsluitende partij (aka een staat die partij is bij het
EVRM) op het nationale niveau bescherming biedt van grondrechten (obv
grondwet of andere nationale mensenrechtenverdragen waaraan zo’n staat
zich heeft gebonden) dan doet het EVRM geen afbreuk aan die bescherming.
Dus als er een bepaald niveau aan grondrechtenbescherming wordt
geboden op nationaal niveau, dat hoger is dan het EVRM, dan doet het
EVRM daar geen afbreuk aan
Voorbeeld: als een staat obv een nationale grondwet een hogere mate van
bescherming biedt aan de vrijheid van meningsuiting dan de bescherming
waartoe het EVRM verplicht, dan is dat prima.
Een staat mag dus op nationaal niveau meer grondrechtenbescherming
bieden dan dat het EVRM verlangt
- Vraag: Het EVRM biedt ten opzichte van de nationale grondrechtenbescherming
o Een minimumniveau van bescherming.
o Een maximumniveau van bescherming.
- Art 53 van het handvest van de grondrechten van de EU bevat een bepaling die het
beschermingsniveau van het handvest tov nationale grondrechtenbescherming vastlegt.
o Lijkt op art 53 EVRM
o Bepalen allebei de verhouding van het EVRM / Handvest t.o.v. het systeem van de
nationale grondrechtenbescherming
o Dus ook art 53 biedt een minimumniveau van bescherming. Lidstaten mogen ook verder
gaan aan bescherming obv art 53: handvest zal aan een hogere grondrechtenbescherming
op nationaal niveau geen afbreuk doen
, o HvJ heeft in de zaak Melloni uitzondering gedaan
Melloni was in italie bij verstek veroordeeld tot gevangenisstraf. Hij verbleef in
Spanje en de italiaanse autoriteiten verzochten dus Spanje hem uit te leveren zodat
hij die kon uitzitten. Verzoek werd gedaan adhv Europees aanhoudingsbevel
(instrument van Unierecht, die de samenwerking tussen lidstaten in strafzaken
vergemakkelen) Spanje weigerde, omdat Melloni bij verstek was veroordeeld in
Italië: bij verstek was bij Spaans recht in strijd met het recht op een eerlijk proces
zoals verankerd was in de Spaanse grondwet. De Spaanse hoogste rechter vroeg
aan HvJ van de EU of ze de overlevering mochten weigeren. HVJ zei nee: hoewel
het handvest geen afbreuk doet aan hogere niveau van bescherming, mag die
hogere bescherming niet de effectieve en uniforme werking van het Unierecht
aantasten. Dat deden ze dus wel dus uitzondering op art 53 Handvest
- Hoe verhoudt nu de grondrechtenbescherming van het EVRM tot de bescherming van het handvest
o Handvest doet geen afbreuk aan de bescherming die het EVRM biedt. Lidstaten mogen op
grond van het EVRM een verdergaande bescherming bieden dan die het handvest biedt
biedt weer een minimumbescherming.
o Art 52 lid 2
Het handvest doet iig geen afbreuk aan de bescherming van het EVRM. Maar het
handvest kan ook meer bescherming bieden aan grondrechten dan het EVRM,
maar hoe dan ook niet minder bescherming dan het EVRM
- Vraag: Is het Handvest een bindend instrument van EU-recht?
o Ja, het Handvest is bindend sinds 2009 (verdrag inzake de werking).
o Nee, het Handvest is een internationaal verdrag.
o Nee, het Handvest is een soft law instrument.
o Ja, het Handvest is bindend sinds 2000.
- Vraag: Welke bepaling van het Handvest regelt de toepasselijkheid van het Handvest?
o Art 53 Handvest
o Art 54 Handvest
o Art 52 Handvest
o Art 51 Handvest
- Vraag: Op wie of wat is het Handvest van toepassing? Er zijn meerdere goede antwoorden.
o De instellingen, organen en instanties van de Europese Unie
o De burgers van de Europese Unie
o De landen van de Raad van Europa
o De lidstaten
- Vraag: Vraag 2A stelt dat het Handvest een beperking bevat ten aanzien van de toepasselijkheid van
het Handvest op de lidstaten van de Europese Unie. Uit welke zinsnede van artikel 51 blijkt dat?
o Lid 1: uitsluitend wanneer zij het recht van de Unie ten uitvoer brengen, waar waarbij zij
slaat op de lidstaten. Het handvest is alleen van toepassing op de lidstaten wanneer zij het
recht vd Unie uitvoeren
o Wanneer doen zij dit? Het Hof van Justitie heeft in een arrest verduidelijkt wat er
verstaan moet worden onder het ten uitvoer leggen van Unierecht. In welke zaak was dat?
, HvJEU Åkerberg Fransson
Het begrip ten uitvoer brengen moet niet te eng worden geïnterpreteerd, maar juist
ruim al het optreden van een lidstaat binnen het toepassingsgebied van het
recht van de Unie. Het is voldoende dat er een zekere relatie bestaat tusseneen
nationaal optreden en het Unierecht: van zo’n relatie is iig sprake in alle gevallen
van implementatie of uitvoering van unierecht, maar ook daarbuiten kan die er zijn,
zoals in het geval van HvJEU Åkerberg Fransson
Hier ging het over een bedrijf een boete had gekregen omdat geen
inlichtingen had verleend t.b.v. het heffen van BTW (= belastingfraude).
Bedrijf had boete gekregen maar Zweedse overheid stelde vervolgens ook
een strafvordering in; bedrijf dacht dat ze niet tweemaal voor hetzelfde feit
mochten worden bestraft.
Bedrijf beriep zich op art. 50 Handvest (ne bis in idem-beginsel). Zweedse
overheid zei dat handvest niet van toepassing was omdat het hier ging om
nationaal recht en niet het ten uitvoer brengen van Unierecht, en ging
evengoed strafvordering opstellen. Nationale regeling die Zweden uitvoerde
was in het leven geroepen met het oog op het heffen van BTW met het
bestraffen van bedrijven die fraudeerden, is de Zweedse overheid Unierecht
aan het ten uitvoer brengen. De BTW-regeling kent oorsprong in het
Unierecht. Bedrijf mocht zich dus wel beroepen op Handvest want het was
van toepassing op de Zweedse overheid.
o Kortom; art. 51 lid 1 Handvest bepaalt dat het Handvest alleen van toepassing is op lidstaten
wanneer lidstaten Unierecht ten uitvoer brengen.
Het ten uitvoer brengen van Unierecht moet echter ruim worden opgevat volgens het HvJEU in
Åkerberg Fransson voldoende is dat er een zekere relatie bestaat tussen het nationale optreden
van de lidstaat en het Unierecht.
- Vraag 2b: Wat is voor het HvJEU de belangrijkste reden geweest om negatief te adviseren over
toetreding van de Europese Unie tot het EVRM?
o Het Handvest kreeg in 2009 bindende kracht; in 2009 werd ook bepaald dat de EU zou
toetreden tot het EVRM. Maar die toetreding heeft tot vandaag niet plaats gevonden. Wat
zou er veranderen als de EU zou toetreden tot het EVRM?
voor de lidstaten van de EU niks (die lidstaten van de EU zijn allemaal al partij bij
het EVRM); zij zijn al gebonden aan het EVRM (EVRM is op al het handelen van de
verdragspartijen van toepassing; dus ook als de lidstaten Unierecht ten uitvoer
brengen). Ook de instellingen van de EU moeten de grondrechten in het EVRM
respecteren omdat zij (de grondrechten uit EVRM) als algemene beginselen deel uit
maken van het recht van de Unie (staat in art. 6 lid 3 VEU). Zolang de EU niet is
toegetreden tot het EVRM, vallen de instellingen van de EU buiten de jurisdictie van
het EHRM. Pas wanneer de EU toetreedt tot het EVRM kan het EHRM de
handelingen van de EU-instellingen toetsen aan het EVRM. Dan kan het EHRM ook
concluderen dat de EU-instellingen het EVRM hebben geschonden.
- Vraag: noem de vijf instellingen van de EU
o Europese Commissie, Europees Parlement, Europese Raad, Raad van Ministers en het Hof
van Justitie van de Europese Unie.
o Bij toetreding van de EU tot het EVRM, zouden ook de rechterlijke uitspraken van het HvJEU
onder de jurisdictie van het EHRM komen te vallen. Uitspraken van het HvJEU zouden dan
door het EHRM kunnen worden aangemerkt als een schending van het EVRM. Om die
, reden heeft het HvJEU negatief geadviseerd voor de toetreding van de EU tot het EVRM.
Toetreding tot het EVRM zou betekenen dat het EHRM het laatste woord zou krijgen in
zaken die gaan over grondrechten; dat zou een ontoelaatbare aantasting op de autonomie
van het Unierecht betekenen. Het is dus in feite een machtsstrijd. Het EHRM bekommert
zich niet om de effectiviteit van het Unierecht; het is een mensenrechten-hof en zal zich
daarom puur en alleen richten op de grondrechtenkwestie. Dat zou de effectiviteit van het
Unierecht in gevaar kunnen brengen.
- Vraag: Het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen betreft
o Een instrument van Europees Unierecht
o Een nationale Grondwet
o Een internationaal mensenrechtenverdrag
- Vraag: Artikel 11, tweede lid, onder b van dit verdrag richt zich tot:
o In order to prevent discrimination against women on the grounds of marriage or maternity
and to ensure their effective right to work, States Parties shall take appropriate measures:
o To introduce maternity leave with pay or with comparable social benefits without loss of
former employment, seniority or social allowances;
Eenieder
Vrouwen
Staten
- Vraag: Artikel 11, tweede lid, onder b is:
o Geen een ieder verbindende verdragsbepaling
o Een een ieder verbindende verdragsbepaling
- Vraag: Wat betekent het dat deze verdragsbepaling niet een ieder verbindend is, en als gevolg
daarvan niet geschikt is voor rechtstreekse toepassing door de rechter?
o Dat deze verdragsbepaling geen verplichtingen in het leven roept voor de overheid.
o Dat de burger zich niet rechtstreeks op de verdragsbepaling voor de rechter kan beroepen.
o Dat de burger geen rechten ontleent aan deze verdragsbepaling.
o Dat de verdragsbepaling geen rechtstreekse werking heeft.
- In een uitspraak van 1 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP3044) overwoog de Hoge Raad als volgt in een
zaak die de uitkering bij zwangerschap voor vrouwelijke zelfstandigen betrof:
o “Het hof heeft terecht overwogen dat in art. 11 lid 2, onder b, [van het Verdrag inzake de
uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen] niet is voorgeschreven welke
modaliteiten een verlof wegens bevalling moet hebben, aangezien omtrent de duur en de
vorm van het verlof en omtrent de hoogte van de uitkering in de bepaling niets is geregeld.
Het oordeel van het hof dat het resultaat van de te nemen maatregelen in art. 11 lid 2,
onder b, onvoldoende nauwkeurig omschreven is en dat deze bepaling derhalve ongeschikt
is voor rechtstreekse toepassing door de nationale rechter, is dan ook juist.”
- Vraag: Dat deze bepaling ongeschikt is voor rechtstreekse toepassing door de nationale rechter
betekent niet dat deze bepaling geen verplichtingen met zich meebrengt voor de Nederlandse
overheid. Leg deze bewering uit.
o Het Verdrag inzake uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen betreft een
internationaal mensenrechtenverdrag. Art. 11 lid 2 onder B richt zich tot Staten. Art. 11 lid
2 onder B is GEEN een ieder verbindende bepaling.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur christinapeters. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.