Inleidende begrippen omtrent gezondheid en ziekte
1. Definitie van gezondheid en ziekte
Volgens WHO:
“Gezonheid is een toestand van volkomen, lichamelijk, geestelijk en sociaal
welzijn.
Ziekte is dan een afwijking van een normale functie of structuur van het
lichaam.”
2. Pathofysiologie
Ziektemechanis Verklaring
me
Genetisch defect = erfelijk
Bv: trisomie 21, mucovisidose,… 1 gen is ‘schuldig’
diabetes, alzheimer,… genetische voorbeschiktheid
Ischemie = tekort aan 02 in weefsels
Bv: trombose, hartinfarct, herseninfarct,…
Infectie = micro – organisme dat pathogeen (ziekmakend) is
Bv: covid – 19, giepvirus,…
Auto – immuun = eigen IS vormt anti – lichamen tegen eigen
lichaamscellen
Bv: ziekte van Crohn tegen darmcellen
reuma tegen gewrichscellen
diabetes type 1 tegen beta cellen
Toxische factoren = “gif”
Bv: medicijnen, alcohol,… intentioneel of accidentioneel
Traumata = verwondingen
Bv: been breken, zich snijden aan iets,…
Kanker = maligne tumoren
Bv: leukemie, longkanker,…
Metabool = stofwisseling
Bv: diabetes type 2, erhoogd cholesterol,...
Nutritioneel = voedingswaarden
Bv: obesitas te veel nutritie
anorexia te weinig nutritie
Veroudering = leeftijd
Bv: vermindering zicht/gehoor/mobiliteit,…
pyschogeen = psychologisch
Bv: schizofrenie, alcohol- / drugsmisbruik,…
!! kunnen in combinatie van elkaar voorkomen
3. Karakteristieken van een ziektebeeld
Karakteristiek Verdere uitleg
Etiologie = oorzaak of geheel van factoren die de ziekte veroorzaken
Mogelijkheden oorzaken:
1. Unifactoreel – multifactoreel
2. Exogeen – endogeen
3. Idopatisch – iatrogeen
idopatisch = (nog) niet bekend
veroorzaakt door medische interventie
Bv: Corona – oorzaak is covid – 19 unifactoreel exogeen
Pathogenese = de wijze waarop de ziekte tot stand komt
Factoren die een rol spelen:
1. Schadelijke invloed buitenaf
2. Vatbaarheid van persoon om ziekte te krijgen
, 3. Reactievermogen (beschermingsmechanismen -
Bv: Corona – vatbaarder voor mensen met onderliggende ziekten
Symptomatologie = uiting van de ziekte
Symptomen kunnen:
1. Subjectief – objectief
klacht (pijn) vs. waarneembaar door anderen (hoest)
2. Aspecifiek – pathognomonisch (ziektespecifiek)
buikpijn vs. huidschilfers bij psoriasis
Bv: Corona – bijna alle symptomen zijn subjectief en aspecifiek
Verloop ziekte Wisselende verlopen:
1. Acuut na acuut: herstel of chronisch
2. Chronisch
Periodes:
1. Incubatieperiode tijd tussen infectie en optreden
sympt.
2. Latente periode tijd tussen begin ziekye en
optreden
3. Remissieperiode tijd van verbetering/verdwijnen
ziekte
Bv: Corona – acuut verloop, hersel
Diagnose 1ste stap: ANAMNESE – vraaggesprek
2de stap: KLINISCH ONDERZOEK
3de stap: VERDER ONDERZOEK of DIAGNOSE+
BEHANDELING
Bv: Corona – anamnese + klinisch onderzoek vaak voldoende voor diagnose
Prognose = verloop en het uiteindelijke resultaat van de ziekte
1. Gunstig: genezing
2. Ongunstig: overlijden, restletsel
3. Chronisch worden van ziekte
4. Behandeling van een ziekte
Indeling volgens DOEL
Causaal Neemt oorzaak weg
Symptomatisch Symptoombestrijding
Proefbehandeling Therapie wordt ingesteld met diagnostisch doel
om na te gaan of de aandoening geneest onder
ingestelde
Behandeling (empirisch)
Experimenteel Het nut van de behandeling is (nog) niet aangetoond in
wetenschappelijke studies
Curatief Patiënt zal genezen van zijn aandoening (bovenstaande
behandelingen)
Palliatief Patiënt zal niet genezen van zijn aandoening maar de
symptomen worden wel bestreden
Indeling volgens METHODE
Heelkundig Chirurgische ingreep waarbij een bepaald lichaamsdeel
hersteld, weggenomen of getransplanteerd wordt
Conservatief Niet heelkundig
1. Medicamenteus
oraal/lokaal of topisch/anaal/parentaal
(intraveneus,..)
2. Fysisch
beweging/elek. stroom/water/radioactieve stralen
3. Psychotherapie
psychologisch behandelingstechnieken voor
psychosomatisch of psychiatrische aandoeningen
,5. Evidence – based medicine (EBM)
Gouden standaard van alle proefopstellingen:
gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde studie (RCT)
⇒ interventieonderzoek met 2 zo goed mogelijk op elkaar lijkende groepen
1. Experimentele groep
2. Placebo – of controlegroep
⇒ dubbbelblind: onderzoeker en deelnemer weten niet tot welke groep hij/zij
behoort
Indien de uitkomst statistisch significant is (p < 0.5), mag er een reëel verschil
r-tussen beude aangenomen worden, dat wil zeggen: een verschil is niet te
wijten aan toeval
6. Sterfte
6.1. Sterfterisico
= de kans dat iemand sterft op een bepaalde leeftijd
6.2. Doodsoorzaken
Belangrijkste doodsoorzaken
Mannen en vrouwen
tot 39j: sterven door suïcide,
verkeers –
ongevallen en aangeboren
afwijkingen
na 69 of 79j: ischemische hart –
Aandoeningen
Vrouwen:
40 – 69j: borstkanker
Mannen:
40 – 49j: suïcide
50 – 79j: longkanker
7. Kanker
7.1. Voorkomen
kanker treft voornamelijk oudere personen
bij mannen komt kanker frequenter voor dan bij vrouwen
Vlaanderen:
België
i. Prostaatkanker
i. Prostaatkanker
ii. Dikkedarmkanker
ii. Dikkedarmkanker
iii. Longkanker
iii. Longkanker
vrouwen
i. Borstkanker
ii. Dikkedarmkanker
iii. Longkanker
7.2. Terminologie
Kanker Maligne aandoening
Tumor Neoplasie
Oorzaak tumor Carcinogeen
Behandeling Curatief of palliatief
, 7.3. Ontstaansmechanisme van kanker
herhaling: p11 – 13
7.4. Oorzaken
Fout in de celdeling die – via herhaalde mutaties – leidt tot een ontspoorde
kankercel kan op 3 manieren ontstaan:
i. Spontane fout in de celdeling
weinig frequent dankzi talloze ingebouwde controlemechanismen
van de
celdeling
ii. Erfelijke afwijkingen
fout in DNA wordt overgeërfd van 1 of beide ouders
Bv: mutaties in het BRCA1 en BRCA2 – gen (tumorsupressoren)
vrouw die drager is van een mutatie van 1 van die genen heeft een verhoogde
kans op
bortskanker
iii. Uitwendige invloeden
kankerverwekkende of carcinoge factoren (grootste groep)
Bv: tabak – long, slokdarm, keel
ultraviolet licht – huid
asbest – long, mesotheel (= long- en buikvlies)
alcohol – slokdarm, keel (vaak in combinatie met roken)
humaan papilloma virus – baarmoederhals
hepatitis B- en C- virus – lever
!! precieze oorzaak van maligniteit is niet bekend, is vaak multifactorieel proces
7.5. Symptomen van kanker
Symptomen zijn afhankelijk van het orgaan waarin de tumor ontstaat
Bv: bloedverlies uit de darm, geelzucht door druk op galwegen, pijn thv een bot,…
In meer gevorderde situaties kunnen er algemene symptomen optreden
Bv: vermoeidheid, vermagering, anorexie, verminderde eetlust
7.6. Stagering
i. Zekerheidsdiagnose
via microscopisch onderzoek betreffende tumor, verkregen via
biopsie
ii. Stadium toekennen
zijn er uitzaaiingen naar lymfeklieren (lymfenodi) of andere
organen (meta)
TNM – classificatie (Tumor Nodus Metastase)
T verwijst naar stadium: T1/T2/T3/T4
N verwijst naar lymfeklieren: N0 = lymfeklieren rondom niet gezwollen, N1
= wel gezwo
M verwijst naar bloedvaten: M0 = geen uitzaaiing, M1 = wel uitzaaiing. (via
bloedvaten)
7.7. Prognose
Prognose wordt uitgedrukt met een 5jaars – of
10jaarsoverleving in de vorm van procenten
na 5 of 10 jaar is er nog x% kans om in leven te zijn
Tumor Geen Metastasen in de Metastasen op
metastasen buurt (klieren) = TxN1M0 afstand = TxN1M1
= TxN0M0
Dikkedar 90% 60% 10%
m
Prostaat 98% 90% 30%
Borst 95% 78% 20%
Long 45% 20% < 5%
!! ondanks behandeling kunnen tumorcellen achtergebleven zijn of zich na enkele jaren opnieuw
manifesteren