Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Complete samenvatting Arbeidssociologie - VUB (20/20 eerste zit!) €4,98   Ajouter au panier

Resume

Complete samenvatting Arbeidssociologie - VUB (20/20 eerste zit!)

 375 vues  3 fois vendu

Deze samenvatting behelst al de te kennen leerstof voor het vak Arbeidssociologie. Samenvatting opgesteld a.d.h.v. college aantekeningen en handboek. Prof Christophe Vanroelen, assistent Karen Van Aerden.

Aperçu 10 sur 166  pages

  • Non
  • Inconnu
  • 18 mai 2022
  • 166
  • 2021/2022
  • Resume
book image

Titre de l’ouvrage:

Auteur(s):

  • Édition:
  • ISBN:
  • Édition:
Tous les documents sur ce sujet (3)
avatar-seller
vincentvansompel
Samenvatting Arbeidssociologie-Vincent Van Sompel
Hoofdstuk 2. De sociologische kijk op arbeid
2.1 inleiding
Arbeid = dominante bezigheid in ons leven, geeft richting, bepaalt identiteit,…

 Werk heeft de menselijke cultuur altijd sterk beïnvloed: spreuken, gezegden, kunst tonen aan
hoe de mens over arbeid denkt doorheen de geschiedenis

Echter: wat is arbeid nu precies?

Dit hoofdstuk: sociologische omschrijving van deze sociale activiteiten (werk en arbeid)



Deze factoren/kenmerken bepalen de manier waarop we tegen werk aankijken

1. Persoonlijke sociale kenmerken (vb. man/vrouw, oud/jong, moeder/vader/..)

2. De directe omgeving waarin we werken: thuis, groot bedrijf, als zelfstandige,..

3. De ruimere context: economie, regio, land

Deze factoren beïnvloeden dus de manier waarop ‘werk’ wordt ingevuld, wie dat werk kan/mag
uitvoeren, of het al dan niet om betaald werk gaat, hoeveel sociale status eraan gekoppeld is.

Sociologen gaan zich hierbij de vraag stellen: waarom wordt er op een bepaalde manier gewerkt?
Kan het anders (= beter)? vb. waarom is er nu minder bandwerk dan vroeger? Waarom worden
formele regels soms overboord gegooid? (= typisch sociologische vragen)

2.2 Wat is werk?
Arbeid = moeilijk af te bakenen: contingent begrip er zijn vele definities. We onderscheiden hierbij
enerzijds hele brede definities, anderzijds hele enge definities:




1

,Elke van bovenstaande definities ziet er op het eerste gezicht oké uit, maar als we verder gaan
nadenken vinden we bv voorbeelden van werk die we hier niet onder kunnen plaatsen.

Andre Gorz: “Werk (arbeid) is een betaalde activiteit die wordt verricht voor rekening van een derde”
 Er bestaat werk die niet hieronder niet vallen. bv een zelfstandige loodgieter

Laatste definitie is een zeer brede waar allerlei dingen onder vallen die we doorgaans liever niet als
werk beschouwen. Bv een Chiro fuif organiseren is dat werken? Grint wijst er met zijn brede definitie
op dat werk zich niet moet beperken tot betaalde activiteiten, maar ook bv huishoudelijke
activiteiten. Ook heel wat niet betaalde activiteiten die ‘de natuur transformeren’ worden doorgaans
als ‘werk’ beschouwd. Denk maar aan huishoudelijke karweien.

Wat omschreven wordt als werk, is erg afhankelijk van de specifieke maatschappelijke context. De
context heeft te maken met zowel de persoonlijke sociale kenmerken van de betrokken actoren, de
onmiddellijke sociale omgeving, als de ruimere context van een land of zelfs het economische
wereldsysteem. Opvattingen over werk zijn ten slotte ook sterk verbonden met de historische en
socioculturele context.

De inhoud en organisatie van werk is sterk veranderd in de loop van de geschiedenis, hoe zouden we
bv de taken van een marketeer uitleggen aan een landbouwer uit 1600.

Ondanks het contingente karacter van werk gaat de OH vaak trachten een rechtlijnig antwoord te
geven op wat werk/geen werk is. Die officiële definitie overlapt min of meer met de notie van
betaalde arbeid  ECHTER: wat met huishoudelijk werk enz?

Elke definitie is een afspiegeling van de cultuur waarin ze ingebed zijn en een spiegel van de
heersende machtsrelatie in een samenleving. Zonder contextgevoeligheid is er een risico om
transformerende activiteiten die nuttig zijn om onze levensonderhoud te voorzien, als niet-werk
worden beschouwd.

2.3 Werk en niet-werk
Werk is dus een vorm van sociaal handelen die de natuur transformeert en een zekere economische
waarde of nut heeft. Het gaat om activiteiten die bijdragen vervullen van behoeften in een wereld
waar de middelen schaars zijn. Het gaat om alle activiteiten die als maatschappelijk waardevol
worden beschouwd.

Werk is bijgevolg sterk verbonden met de manier waarop mensen hun leven en identiteit vormgeven
in een samenleving (Watson). Anderzijds bepalen ons werk en de omstandigheden waaronder we
werken ook in belangrijke mate onze sociale status binnen de samenleving en de manier waarop we
erin participeren. Het is dus sterk verbonden met de manier waarop mensen hun leven en hun
identiteit vormgeven in een samenleving

We onderscheiden minimale voorwaarden om werk te onderscheiden van niet-werk

1. Vorm van sociaal handelen

2. Je doet het met het oog om iets te transformeren

3. Als waardevol of nuttig ervaren door de uitvoerder, naaste omgeving of samenleving (productief).

4. Te maken met het voorzien in “levensonderhoud” van een individu of collectiviteit, gegeven de
schaarse middelen



2

, In de moderne samenleving: méér dan fysiek overleven. Vroeger gwn eten zoeken voor de dag om
te overleven, nu is het anders. Vandaag produceren we meer dan we op een bepaald moment in de
tijd nodig hebben, we zorgen voor een surplus.

Anderzijds bepaalt werk ook de manier waarop we participeren en onze status aan die samenleving

2.3.1 De waarde van werk
Werk is waardevol in verschillende betekenissen. We maken een onderscheid tussen de intrinsieke
gebruikswaarde van werk en de economische ruilwaarde op de arbeidsmarkt.

Intrinsieke gebruikswaarde=

= Het nut van de activiteit voor

Diegene die ze verricht
Voor de omgeving
Voor de samenleving als geheel (vb. geschoolde arbeider in bouwsector)

Dit nut/deze waarde is:

1. Materieel
2. Psychologisch (bron van zelfverwezenlijking)
3. Sociaal (bron van sociale cohesie, of antwoord op een maatschappelijke behoefte vb.
verzorgen van zieken)

Meeste beroepen: hebben zowel een maatschappelijk als persoonlijk nut (vb. urgentieartsen,
politieagenten, maar ook vb. mantelzorgers). In sommige gevallen is dat dubbele nu niet aanwezig:

vb. Winkeldief/bankroof: enkel nuttig voor het individu (persoonlijk nut)
vb. Slavenarbeid: alleen nuttig voor de samenleving(vb. uitbouwen spoorwegen)
vb. Sysifusarbeid: noch maatschappelijk noch persoonlijk nut (Syfisus was gedoemd om tot
het einde ter tijden een rotsblok tegen een berg op te duwen, totaal nutteloos)

Betaalde arbeid is werk dat een intrinsieke gebruikswaarde heeft & een economische ruilwaarde

Economische ruilwaarde =

= De prijs/waarde van werk/arbeidskracht als we die zouden verkopen op een denkbeeldige markt
(de arbeidsmarkt)  één uur werken is zoveel waard

Hier ligt dan ook het verschil tussen werk en arbeid:

(Onbetaald) werk = alle werk met een gebruikswaarde (vb. mantelzorg,..)
Betaalde) arbeid = werk dat niet alleen een gebruikswaarde maar ook een ruilwaarde heeft
(doorheen de geschiedenis anders gekwalificeerd)



Werk Betaalde
arbeid




Wanneer het over waarde van werk gaat, dan gaat het vaak over uitsluitend over de ruilwaarde van
werk, namelijk de prijs in gel van een ‘eenheid betaald arbeid’ (Mok). In die enge economische visie
lijkt alle werk dat geen betaalde arbeid is, waardeloos te zijn.

3

, De hedendaagse enge economische manier van denken van werk, waarbij de ruilwaarde centraal
staat als waardemeter, is geen vanzelfsprekende manier van denken. Vroeger werd arbeid als
inferieur beschouwd. Een deel van de samenleving hield zich bezig met arbeid en de opzichters met
praxis

Praxis = werk dat geen arbeid is. het werd gedaan door intrinsieke waarde van de activiteit,
vaak samen met familie, in of rondom het huis. Het was gericht op reproductie.
Reproductie = verzorgen van anderen en zichzelf
Schole = studie + vrije tijd
Spel = activiteiten zonder vormende kenmerken

Alle waarde van menselijke activiteiten uitdrukken in termen van betaalde arbeid/monetaire waarde
is niet mogelijk. Het gevolg is dat soortgelijke menselijke activiteiten als werk, arbeid of vrije tijd
worden beschouwd, eerder o.b.v. de context en rol van de uitvoerder, dan eerder de aard van de
activiteit zelf.

Die gewrongen zienswijze leidt er eveneens toe dat aan steeds meer menselijke activiteiten die we
eerder als schole of praxis zouden beschouwen, bijna krampachtig een ruilwaarde wordt
toegewezen. BV de manier waarop een monetaire waarde op onderwijs wordt geplakt.

(Smith) beschouwde arbeid als de voornaamste bron van waarde in economische leven (waarde =
gebruikswaarde). Volgens Smith heeft arbeid pas in de tweede plaats een ruilwaarde.

Een productiearbeider krijgt een uurloon (economische ruilwaarde) bv 14 euro per uur. Hier staat ook
een intrinsieke gebruikswaarde tegenover die miss wel hoger is. Miss slaagt hij er wel in een meubel
te produceren binnen het uur dat drie keer meer waard is dat de economische ruilwaarde.

In de 20ste eeuw zijn we vooral gaan kijken naar de marktwaarde, we praten nog weinig over de
intrinsieke waarde.

Opmerking

! Deze enge visie was niet altijd een vanzelfsprekende manier van denken!

Oude Grieken: beschouwden arbeid als inferieur (iets voor slaven, mensen zonder rechten,..)
Daarnaast stond praxis (reproductie, het verzorgen van anderen en zichtzelf) en Schole (spel
en vije tijd).
Toont aan dat het vreemd is om alle waarde van menselijke activiteiten in termen van
betaalde arbeid te willen meten
Voorbeeld 2: Adam Smith, grondlegger van de klassieke economie, ziet arbeid als
voornaamste bron van waarde in het economische leven. Hiermee bedoelt hij echter in
eerste plaats de gebruikswaarde, pas daarna de ruilwaarde.




4

,2.3.2 Betaalde arbeid, werk en reproductief werk
Betaalde arbeid = engere categorie binnen sociale activiteiten die we als werk classificeren. Maar:
wat is nu precies het onderscheid tussen betaalde arbeid en andere sociale activiteiten?

Eerst: onderscheid tussen arbeid en arbeidskracht

Marx: mogelijkheid om arbeid te verrichten is niet gelijk aan arbeid zelf

Arbeid = het transformeren van de natuur, kan je zien gebeuren (vb. bouwvakkers). Het gaat
om de eigenlijke inspanning/activiteit die wordt gedaan voor het produceren van goederen
en diensten
Arbeidskracht = het vermogen om te werken, het potentieel om arbeid te verrichten via
fysieke en cognitieve mogelijkheden.

 Een werkgever koopt/huurt arbeidskracht van werknemers, huren potentieel van de
werknemers, kopen een belofte, geen werkelijke prestatie (belofte op arbeid)
 Werkgevers die arbeidskracht kopen op de arbeidsmarkt, betalen een bepaalde prijs voor de
arbeid (vb. bouwvakker krijgt 45euro per uur  echter: geen garantie dat deze effectief 1uur
zal renderen). Het is aan die koper om de arbeidskracht daadwerkelijk te laten renderen.

De vraag die alle managers bezighoudt: hoe kan ik ervoor zorgen dat de arbeidskracht die ik inhuur
zo sterk mogelijk rendeert? In meerwaarde wordt omgezet. Dit is de hoofdvraag van de
arbeidsorganisatie.

Het reproduceren van arbeid

We onderscheiden productief en reproductief werk. Omdat er tijdens de arbeid een deel van het
potentieel om arbeid te verrichten verloren gaat (door vermoeidheid, eten…), ontstaat er een
behoefte aan reproductie van de arbeidskracht. Ook het krijgen en opvoeden van kinderen vanuit
een maatschappelijk perspectief kan als reproductie gezien worden. De activiteiten die hier gepaard
mee gaan (eten kopen, werkkleren wassen, kinderen opvoeden…) worden gezien als reproductieve
arbeid. Wanneer deze activiteiten worden uitgeleend aan een arbeidskracht (opvoedster,
wassalon…) transformeert dezelfde activiteit naar productieve arbeid.




5

,Vrije tijd

Bij vrije tijd is het onderscheid met reproductief werk (werk zonder ruilwaarde) niet altijd evident
(Oude Grieken)

vb. een boek lezen = vrije tijd, echter ook een aanzet tot reproductief werk)

Dit diffuse onderscheid tussen beide: gevolg van kapitalistische samenleving waarbij allerhande
activiteiten vermarkt worden: activiteiten worden op de markt verhandeld, die dit vroeger niet
waren

 Criterium van ‘nuttigheid’ moet in dit verband omzichtig worden behandeld.
 Beter criterium: activiteiten met een duidelijk productief/reproductief karakter t.o.v.
activiteiten waar dit minder het geval is  vrijetijdsactiviteiten hebben hoogstens een
‘persoonlijk nut’ en hebben zeker niet tot doel de reproductie van arbeidskracht van
verwanten te verzorgen.

Samengevat: onderscheid:

1. (Betaalde) arbeid
2. (Onbetaald) werk
3. Reproductief werk
4. Vrije tijd

2.3.3 Voorbeelden van betaalde arbeid, werk, reproductie en vrije tijd


Indeling van activiteiten in deze 4 categorieën: geen exacte wetenschap, maar wel interessant vanuit
sociologisch standpunt (tonen contingent karakter aan)

Betaalde arbeid (productieve activiteit): vb. werk dat een metselaar uitvoert bij een klant

Duidelijk nut voor de klant
Beroep op arbeidskracht van een geschoolde metselaar, tegen een bepaalde prijs (op basis
van reputatie), op de arbeidsmarkt

Productief werk dat we niet als arbeid kunnen kwalificeren

Kleinzoon die mantelzorg verleent aan de oma -> productief werk: de kleinzoon doet
inkopen, onderhoud van het huis etc. Het is geen werk met oog op de reproductie van haar
arbeidskracht. De oma zal waarschijnlijk haar kleinzoon eens wat geld toestoppen, maar dit is
niet bedoeld als vergoeding van de geïnvesteerde arbeid.
Thuiszorg die verleend wordt aan de oma -> productieve betaalde arbeid: het werk dat de
kleinzoon hiervoor deed, wordt nu uitbesteed aan een arbeidskracht tegen een bepaalde
prijs
Vrijwilligerswerk -> productief werk: het is geen arbeid omdat er slechts een kleine of geen
vergoeding verbonden is aan dat werk.

Reproductief werk

Vader die gezinsmaaltijd maakt -> reproductief werk: er is een duidelijke gebruikswaarde
voor de leden van het gezin, het stelt hen in staat om erna weer te kunnen werken. Die
activiteiten heeft, in tegenstelling tot het lezen van een ontspannend boek, een duidelijk


6

, gespecifieerd nut en heeft betrekking op een ander gezinslid. Het is geen betaalde arbeid,
want de gezinsleden zullen niet vergoeden voor de geleverde arbeid
Het opvoeden van kinderen, ze zijn de arbeidskrachten van 20 jaar later aan het
reproduceren

Vrijetijdsactiviteit

Een boek lezen
Vrijetijdsactiviteiten dragen natuurlijk eveneens bij aan de reproductie van onze
arbeidskracht, maar op een veel minder doelgerichte en directe manier.




Opmerking!!

In de praktijk weten we dat huishoudelijk werk nog steeds ongelijk verdeeld is in de gezinnen.

Het omvormen van reproductief werk dat in gezinnen gebeurt naar betaalde arbeid (productieve
arbeid) dit noemen we commodificatie. (door de dienstencheques werd een poetsvrouw ook
betaalbaar voor de mindere klassen, hierdoor gaan ze reproductief werk omzetten naar betaalde
arbeid die ze inhuren).

Men spreekt wel eens over het kostwinnersmodel: een model waarin erbij gezinnen een heel
duidelijke taakverdeling bestond. Deze verdeling was meestal als volgt: het mannelijke lid van een
gezin gaat werk tegen betaling op een markt uitvoeren (betaalde arbeid uitvoeren  gezinsinkomen
veiligstellen), vrouwelijke lid voert reproductieve taken uit.

Vandaag zijn we geëvolueerd naar een combinatiemodel waarbij er een evenredige verdeling van
productieve en reproductieve taken is.

Bij het dienstenmodel worden de reproductieve taken uitbesteed als betaalde arbeid. (bv
dienstencheques voor huishoudelijk hulp, de overheid subsidieert dat voor een stuk)

2.3.4 De brede waarde van werk
Adam Smith: gebruikswaarde van werk = niet noodzakelijk in economische of monetaire termen.
Werk had ook een psychologische en sociale waarde = de bredere waarde van werk

De bredere waarde voor het werkende individu

Tot nu toe hadden we het enkel over het materiële aspect = manifeste functie van werk (inkomen).
Deze functie mag niet onderschat worden: activiteit die zorgt voor levenskansen: gezonde woning,
voeding, mobiliteit,..  gezondheid en levensverwachting is hiervan sterk afhankelijk. vb.
economische ramp  economie stort ineen  vandaar: sociale zekerheid oprichten: mensen
opvangen waarbij mogelijkheid te werken wegvalt.

Echter daarnaast: latente functies = niet-materiële functies, bredere waarde van werk

Maria Jahoda (1930): deed als eerste onderzoek naar de gevolgen van werkloosheid Vaststelling:
naast het materiële aspect verliezen mensen ook:

De mogelijkheid om vaardigheden verder te ontwikkelen

7

, Sociale status en identiteit
Integratie in sociale gemeenschap
Collectieve doeleinden
Sociale contacten
Structuur van dagdagelijks bestaan

Bij verlies: sociale uitsluiting + gevolgen psychische gezondheid (hoe langer werkloos, hoe moeilijker
terug uit de put te kruipen, ze stelt het gelijk aan het rouwproces)

Wat we doen voor de kost, heeft een grote invloed op onze identiteit en op wie we zijn in de ogen van
anderen. Het heeft een invloed met wie we omgaan, op onze partnerkeuze, op ons zelfbeeld en op
ons fysieke en mentale welbevinding




Er zijn 3 soorten opbrengsten voor het individu:

Materiële opbrengsten: beloningen en andere materiële opbrengsten die via arbeid worden
verkregen. De bredere levenskansen van individuen is afhankelijk van de economische opbrengst van
arbeid. Iemands plaats op de arbeidsmarkt is bepalend voor de sociale status. Levenskansen
verbonden met de positie op de arbeidsmarkt hebben tal van gevolgen op uiteenlopende
levensdomeinen zoals bv. Schoolloopbaan van de kinderen, huisvesting, gezondheid, …

Psychologische opbrengsten: de geestelijke en emotionele bevrediging die werk kan schenken. Onze
baan en positie beïnvloedt de persoonlijkheid en de manier waarop wij de wereld percipiëren.

Een psychische opbrengst is ervoor diegene voor wie het werk wordt verricht bv klant van
zorgverlening. Er is een indirecte opbrengst voor de werknemer: het gevoel ‘iets’ waardevols te doen
voor andere is een belangrijke bron van arbeidsvoldoening. Bij onbetaalde werk bv vrijwilligerswerk
is dat vaak de enige bron van voldoening.

Aan de andere kant betaal je een ‘psychische kostprijs’: een erg stresserende baan kan de oorzaak
zijn van ernstige mentale gezondheidsproblemen zoals depressie en burn-out.

Sociale opbrengsten = positie op de arbeidsmarkt bepaalt onze sociale status, de manier waarop de
sociale omgeving ons percipieert + onze plaats binnen een sociaal netwerk.

Ook voor de samenleving heeft werk een bredere waarde: (maatschappelijke waarde)

Werk, zeker betaalde arbeid, heeft dus niet alleen materiële gevolgen, maar ook gevolgen voor het
welzijn en sociaal functioneren van zij die het uitvoeren.

8

,In het Engels wordt er gesproken over de primacy of production thesis: werk (arbeid) speelt voor de
meeste mensen in de hedendaagse samenleving een centrale rol bij het bepalen van hun algemene
sociale positie, status en sociale functioneren. Werk is kenschetsend voor de mensheid als soort en
bepalend voor de manier waarop mensen samenleven.

Mensen transformeren door te werken niet enkel de natuur, maar ook de soort mens as such  de
mensheid zelf, die zich onderscheid van alle andere levende organismen. Werk heeft dus een
vormende invloed op onszelf- op ons mens zijn

Dus we zeggen eigenlijk dat werk niet alleen een invloed heeft op ‘het werkende individu’ maar ook
op het uitzicht van de menselijke samenleving.

Transformerende maatschappelijke invloed: De zingeving die wij aan werken hebben gegeven heeft
vormgegeven aan wat wij nadien kapitalisme zijn gaan noemen. Je kan ook zeggen dat het
kapitalisme vorm heeft gegeven aan onze samenlevingsverbanden: steden gecreëerd,
klassenstructuur aan de samenleving gegeven…

De auto-industrie trok weg uit Detroit hierdoor was er een leegloop in de stad. Dus de manier
waarop arbeid wordt georganiseerd heeft een grote invloed op hoe onze samenlevingen eruitzien.
Dit noemen we de bredere maatschappelijke waarde van werk.

Werken om te leven of leven om te werken?

Er is discussie over de intrinsieke waardering van werk, het arbeid is overgewaardeerd. Volgens
sommigen is arbeid overgewaardeerd: arbeid wordt te vaak als belangrijker beschouwd dan andere
vormen van werk. We moeten werk zien als een gebruiksgoed dat nodig is om een inkomen te
genereren (Standing).

Volgens anderen is arbeid ondergewaardeerd: gegeven de centrale plaats die het inneemt bij het
verlenen van een identiteit aan mensen. De waarheid ligt in het midden.

Er is een humane karakter aan arbeid. Spreekt over decent work:

Waardig werk: werk dat rekening houdt met wensen en verwachtingen van mensen, fysieke
en psychische mogelijkheden, persoonlijke ontwikkeling, voor veiligheid zorgt in de
werkplaats etc.

Ziekmakende arbeid: gevaarlijk, toxisch, te intens, (!) onzeker (vooral hier meer bewijs over
onzekerheid over verlies werk ernstige mentale en fysieke problemen)

De arbeidsmarkt is aan het polariseren: een groeiende kloof ontstaat tussen leidinggevende en
professionele aan de bovenkant van de arbeidsmarkt en precaire werknemers aan de onderkant van
de arbeidsmarkt.

De werktijden groeien voor de topgroep een schemerzone tussen arbeid en vrije. De topgroep
werken met flexibele werkrooster, werken van thuis uit, handelen privézaken tijdens hun werk.
Arbeidsleven en privéleven lopen sterk in elkaar over. In de hogere segmenten van de arbeidsmarkt
is er een groeiende werkintensiteit te merken: lange werktijden en werkdruk tijdens die werkuren.




9

, In de lagere segmenten (precaire arbeidsmarktpositie) is die flexibilisering anders. Laag geschoolde
WN belanden in flexibele, kleine en tijdelijke banen; de tijd besteed aan ‘werk voor arbeid’ neemt
voor hen toe. Ze zijn vaak verplicht om diverse jobs tegelijkertijd te hebben en constant op zoek te
gaan naar nieuwe opportuniteiten als een strategie van risicospreiding en overleving op de
arbeidsmarkt.

Werkende armen: aanhoudend zoeken naar nieuwe baantje, pendelen, formulieren invullen
opleidingen volgen, is een tijdsintensieve en stresserende bezigheid voor de precariaat
(Clarke)

2.4 Werk als betaalde arbeid
Nu gaan we enkele belangrijke aspecten van betaalde arbeid verder specificeren. Eerst hebben we
het over loonarbeid: we bespreken de klassenrelatie en op basis daarvan omschrijven we wat we
precies bedoelen met een arbeidsverhouding. Vervolgens bespreken we andere vormen van
betaalde arbeid.

2.4.1 Arbeid binnen een klassenrelatie
= debat rond arbeidsverhoudingen

Relatie werkgever – werknemer = complexe verhouding vandaag de dag: Niet zoals in het simpele
voorbeeld: metselaar wiens arbeidskracht ingehuurd wordt (klant gaat op zoek naar arbeidskracht)
WEL:

Consumenten kopen goederen en diensten aan op het eind van een complexe
productieketen.
Steeds minder werknemers hebben een duidelijk zicht op de wijze waarop hun arbeid een
bijdrage levert tot de producten en diensten op het eind van de productieketen + de prijs
waartegen ze hun arbeidskracht verkochten (in proportie met wat ze leverden?) =
vervreemding

Wanneer gaat een werkgever ertoe overgaan arbeidskracht in te huren?

Vanaf het moment dat de werkgever verwacht dat de gebruikswaarde groter zal zijn dan de
ruilwaarde (hetgeen hij moet betalen aan de arbeider)

Deze gebruikswaarde = optelsom van de ruilwaarde en de meerwaarde uit de arbeidskracht geput
(vb. meerwaarde gemetste muur) = materialistische visie op arbeidsverhouding

 Meerwaarde = opbrengst productie – prijs arbeidskracht – prijs productiemiddelen

Arbeidskracht = het potentieel van een persoon om arbeid te verrichten
Productiemiddelen = de middelen die, los van arbeidskracht nodig zijn om productieve arbeid
te verwezenlijken (werktuigen + grondstoffen

De ruilwaarde van arbeidskracht is lager dan de meerwaarde die ze opbrengt wanneer ze op een
efficiënte manier worden ingezet in het productieproces. Waarom zouden WN hun arbeidskracht
verkopen tegen een prijs die lager ligt dan hun potentiële gebruikswaarde van hun arbeidskracht?
Het is het ‘enige’ middel om zijn levensonderhoud te voorzien, aangezien ze niet beschikken over
productiemiddelen.

Kapitalisten: bezitters van productiemiddelen
Proletariërs: verkopen hun arbeidskracht aan kapitalisten



10

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur vincentvansompel. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,98. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

71498 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€4,98  3x  vendu
  • (0)
  Ajouter