Hoofdstuk 4: De babytijd Baby
Pasgeborene
Motorische ontwikkeling
Uitrusting
Ontwikkeling van de groei > Lichamelijke groei
Fysiologisch Ontwikkeling van het gedrag > Groei van
e de hersenen
vroeggeboo Ontwikkeling van motorische vaardigheden > 4
rte
Psychosoci
ale
baarmoede
Cognitieve ontwikkeling
Portman
& waarnemen
n
Motorische Ontwikkelen van het Actief
reacties waarnemen waarnemen
Sensomotorische 6 stadia
6 ontwikkeling
gedragstoestand Reflexen
Beginnende
en Leren en geheugen objectpermanenti
e
Waarneming & Taalontwikkeling 4 stadia
cognitie Polyglot /
Monoglot
Waarnemen: Adualisme
(Piaget) Sociale ontwikkeling
Elementaire leerprocessen Sociale glimlach
En Vertrouwdheid
Sociale gerichtheid & persoonlijkheidsontwikkeli Vreemdenangst
emoties Scheidingsangst
Sociale ontwikkeling Hechtingsrelatie
Huilen s (4)
Asociaal wezen Hechtingsstijlen
Gevoelswereld – Gastric Emotionele (affectieve)
Smile ontwikkeling Intersensoriële
coördinaties
Piaget Erikson Schaerlaekens Bowlby (e.a.)
Adualisme Oraal-
Sensomotorische fase Pre-linguale Hechtingsrelaties
sensorisch
Sensomotorische periode Hechtingsstijlen
Vertrouwen <
evolutie =
> Wantrouwen
Reflexen / reacties /
Geborgenheid
handelen
Objectpermanentie Hoop
1
,I / Pasgeborene
Wat is de theorie van de fysiologische vroeggeboorte?
Bij dieren maken we een onderscheid tussen:
Nestblijvers = Nest met meerdere jongen per dracht. Korte dracht. Baarmoeder te klein om
volledige dracht > komen vrij hulpeloos ter wereld, blind. Duurt een hele tijd dat ze zich
zelfstandig buiten het nest kunnen begeven. (Konijnen, honden, katten …)
Nestvlieders = Meestal maar 1 jong per dracht. Lange dracht. Bij geboorte een goed
ontwikkeld en zelfredzaam exemplaar, kan zich meteen op eigen kracht voortbewegen.
(Paarden, koeien, geiten, …)
De mens: Meeste kenmerken van de nestvlieders. 1 kind, relatief lange dracht, zintuigen goed
ontwikkeld. Maar eerste maanden hulpeloos (zoals nestblijvers). >> hulpeloosheid vooral omdat
hersenen nog onvoldoende ontwikkeld. Gewicht hersenen nemen 1ste jaar enorm toe.
Theorie van de fysiologische vroeggeboorte > Adolf Portmann
De mens wordt in een zekere zin te vroeg geboren. Om in vergelijking met andere zoogdieren
even ver te staan, zou de mens 1 jaar later geboren moeten worden. Na 9 maanden is het
kind zo groot in baarmoeder, vooral door snelle hersenontwikkeling, dat het hoofd anders niet
meer door geboortekanaal zou kunnen. Dus moet het wel geboren worden. Op het einde van
het eerste levensjaar bereikt het kind pas het ontwikkelingsniveau dat vergelijkbaar is met
zoogdieren onmiddellijk na hun geboorte.
De pasgeborene mens is fysiologisch wel rijp voor de wereld, maar nog niet psychologisch. Er
gebeurt een enorme evolutie tussen een pasgeborene en een kind van 1j oud.
- Fysiologisch: ademhaling, spijsvertering, temperatuurbehoud
- Psychologisch: vermogen om de omgeving waar te nemen en er doelgericht op te
reageren
Wijst op de bijzondere betekenis van het 1 ste levensjaar !! Er komen enkele belangrijke
psychologische functies tot ontwikkeling.
Via waarnemen > beeld van omgeving
Via spieren > greep op omgeving en voortbewegen
Sociaal > ontstaan van een hechte band met vertrouwde kring
Fysiologische vroeggeboorte, na 9 maanden in de fysiologische baarmoeder komt het kind
terecht in een psychosociaal baarmoeder, waar het in contact met medemensen ten volle
mens kan worden, en de basis kan leggen voor een aantal typisch menselijke eigenschappen
(rechtop lopen, taal, zelfbewustzijn). Na 1 jaar in dat ‘psychosociaal baarmoeder’ vindt een
soort psychologische geboorte plaats. (Portmann)
Uitrusting
Welke uitrusting heeft een pasgeborene?
De eerste 4 weken na de inspanningen van de bevalling moet de baby eerst tot voldoende
rust komen. Het beschikt over al de fysiologische mechanismen nodig om in leven te blijven.
Psychische mogelijkheden: zijn zintuigen functioneren en vangen bepaalde indrukken op. Het
beschikt over een aantal aanpassingsmechanismen en weet een aantal prikkels te ordenen
en er doeltreffend op te reageren. Het beschikt ook over een aantal motorische reactiewijzen.
Allemaal zeer beperkt, en ontwikkelen zich in de komende weken en maanden. In
tegenstelling tot de nestvlieders moet het kind nog alles leren.
1. Motorische reacties
2. Waarneming en cognitie
3. Sociale gerichtheid en emoties
1/ Motorische reacties
1a. Wat zijn de Motorische reacties / gedragstoestanden?
Motorische reacties stellen bij een pasgeborenen niet zoveel voor:
- Slaapt gemiddeld 2/3de van de tijd
2
, - Alertheid bij wakker is erg beperkt
Heinz Prechtl (ontwikkelingsneuroloog) maakt onderscheid tussen 6 gedragstoestanden voor
een baby Gebaseerd op 4 criteria:
1. Ogen open of gesloten
2. Ademhaling wel of niet regelmatig
3. Mate waarin het kind beweegt
4. Kind huilt wel / niet
Omschrijv Kenmerken
ing
1 Rustige Weinig of geen lichaamsbeweging, de ogen gesloten, rustige en
slaap regelmatige ademhaling
2 Actieve Geen grove bewegingen, wel wat snelle oogbewegingen achter gesloten
slaap oogleden, onregelmatige ademhaling
3 Slaperig De ogen gaan soms open en dan weer dicht, weinig bewegingen, rustige
ademhaling
4 Rustig Ogen open en ontspannen gezicht, alert maar relatief weinig beweging,
wakker rustige ademhaling
5 Actief Ogen wijd open en gericht op de omgeving, krachtige bewegingen,
wakker actieve ademhaling
6 Huilen Felle ongecoördineerde lichaamsbewegingen, schokkerige ademhaling,
ogen afwisselend open en dicht
(Uit onderzoek) > pasgeborene:
1. 1/3de rustige slaap (1ste toestand)
2. 1/3de actieve of REM slaap (2de toestand) = opmerkelijk
3. 1/3de andere.
In de volgende maanden daalt de slaaptijd, evenals de REM slaap.
1b. Wat zijn de Motorische reacties / reflexen?
Het kind beschikt niet over zelfgekozen doelgerichte handelingen.
Het beschikt wel over een aantal aangeboren reactiewijzen waarop het op zijn omgeving kan
reageren. Bv. huilen > efficiënte manier om aandacht en zorg op te eisen.
We onderscheiden verschillende soorten reflexen die van bij de geboorte ter beschikking
staan:
Blijvende reflexen: (vinden we ook bij de volwassenen terug)
- Met een vitale functie vb. niezen, hoesten, braken, slikken
- Waarneming of motoriek vb. pupil- en kniepeesreflex
Voorbijgaande reflexen (archaïsche):
- vitale functie: vb. zoek- en zuigreflex
- andere: vb. grijp- en loopreflex, Babinski-reflex, Moro- reflex
Fundamentele reflexen
3 weken 2 maanden 4 - 6 maanden 6 maanden 8 - 12
maanden
Zoekreflex Grijprefle Stapreflex Zwemreflex Moro- Babinski-
x reflex reflex
3
, Inname van Voorbereidin Vermijden van Bescherming Onbekend
voedsel g op gevaar tegen vallen
onafhankelijk
voortbewege
n
Hoofd in Stapbewegin Zwembewegin Bij Spreiden van
richting g bij gen maken verdwijnen tenen bij
draaien van vasthouden wanneer met ondersteunin aanraking van
dingen die de en voeten op gezicht naar g van de buitenkant van
wang de grond beneden in nek, armen de voet
aanraken water spreiden
Blijvende reflexen
Schrikrefle Knipperre Zuigrefle Kokhalsre
x flex x flex
Bescherming Beschermi Inname Voorkomen
ng van het van van stikken
netvlies voedsel
Bij plots geluid Snel Zuigen aan De keel vrij
armen en sluiten en dingen die maken
vingers openen de lippen
spreiden en van de raken
rug
ogen bij
overstrekken
sterk licht
2/ Waarneming en cognitie
2a. Waarnemen
Pasgeborenen kan onmiddellijk zintuigelijke indrukken opdoen.
Wordt overdonderd door een chaos van gewaarwordingen.
Beseft niet dat de indrukken verwijzen naar een extern werkelijkheid
Piaget > Toestand van adualisme = kind kan nog geen onderscheid maken tussen zichzelf en
de buitenwereld
(de eigen subjectieve gewaarwordingen en de dingen in de buitenwereld die daar aan
de basis van liggen)
Geen subject-object splitsing > kind ervaart geen objecten, maar een stroom van
steeds wisselende impressies
Geen besef van zijn eigen lichaam.
Continue opeenvolging van (on)aangename gewaarwordingen.
2b. Wat zijn de elementaire leerprocessen ?
Pasgeborene beschikt al over een zeker leervermogen:
1. Habituatie: het geleidelijk (passief) wennen aan herhaaldelijk terugkerende prikkels
2. Klassieke Conditionering: prikkels of gebeurtenissen die herhaaldelijk samen
voorkomen worden onbewust met elkaar geassocieerd zodat de ene na verloop van
tijd als een signaal ervaren wordt voor het verschijnen van het andere.
3. Operante conditionering: gedrag dat regelmatig wordt gevolgd door een beloning
zal geleidelijk aan hiermee worden geassocieerd waardoor het gedrag in het vervolg
vaker gesteld zal worden.
4. Sociaal leren: nabootsen van gedrag > Spiegelneuronen aanwezig in de hersenen. !
pas na enkele maanden.
4