Uitgebreide samenvatting van boek, PPT en eigen nota's. Te gebruiken als basis om verder te structureren en in te studeren. adhv deze samenvatting heb je een compleet zicht van de leerstof.
Fijne motoriek Start Relatie met
preoperationeel volwassenen
Zindelijkheidstrai denken
ning Gestabiliseerd Beginnen
wereldbeeld interesse in
leeftijdsgenoten
Structuren in tijd Ontstaan van
en ruimte zelfbewustzijn
Verwarring tussen
werkelijkheid en
fantasie
Taalontwikkeling
1
,1. Wanneer start de peutertijd?
Van zodra een kind begint te lopen is het geen baby meer. (= willekeurig leeftijd)
2. Wat zegt Portmann?
(theorie van de fysiologische vroeggeboorte)
1ste verjaardag markeert psychologisch een belangrijke overgang = de psychologische
geboorte = kind voldoende vaardigheden verworven vgl. met andere nestvlieders.
- Zintuigen = vrij accuraat beeld van de omgeving
- Kind kan zich zelfstandig voortbewegen
- Basis is gelegd voor taalverwerving
- Introductie intentioneel handelen (Piaget) = typische menselijke intelligentie
3. Kenmerken van de peuterfase
1. Leren lopen
2. Zindelijkheidstraining
3. Taalontwikkeling
4. Welke nieuwe mogelijkheden kenmerkt de peutertijd?
- Kunnen lopen = tal van nieuwe ervaringen
o Drastische uitbreiding van zijn leefwereld
o Ontluikend zelfbewustzijn
o Relatie met volwassene veranderd
- Taalverwerving = sociale communicatie
o Belangrijke ondersteuning voor het denken
2/ Lichamelijke & Motorische ontwikkeling
1. Wat verandert er op lichamelijk en motorisch ontwikkeling?
1. Groei versus gewicht
2. Gebruik van skeletspieren
a. Grove motoriek (leren lopen)
b. Fijne motoriek
3. Zindelijkheidstraining
2. Groeicurve versus gewichtscurve
Lichaam groeit minder snel dan bij baby (+/- 10cm/jaar) EN Lichaamsgewicht stijgt in
verhouding minder snel (2 à 3kg/jaar) Er is een grotere toename in de lengte dan in de
breedte
Toegenomen beweeglijkheid van het kind
- Verlies babyvet
- Aanmaak spierweefsels
3. Grove motoriek
= algemene lichaamshouding en zich voortbewegen
Vlot leren lopen = met vallen en opstaan een betere beheersing van het loopgedrag
Oefening baart kunst
> Beweging wordt geleidelijk geautomatiseerd
> Kan tijdens het lopen nu ook andere dingen doen (speelgoed voortduwen, voorwerpen
aanbrengen)
2
,> Leert meer ingewikkelde dingen onder controle te krijgen = verfijning grove motoriek
(achteruitlopen, rennen, op tenen staan, trappen, springen …)
4. Fijne motoriek
Kent een evolutie.
Verfijning oog-hand coördinatie > handen efficiëntere instrumenten
- Nieuwe mogelijkheden tot exploratie en experimenteergedrag
- Nieuwe risico’s > kan de gevaren nog niet inschatten
Veilig experimenteeromgeving creëren + duidelijke richtlijnen
Bv kind van 2 jaar:
- Grote blokken op elkaar stapelen, grote kralen, dikke bladzijden …
- Kan zelfstandig eten met lepel
- Kan eenvoudige kledij aan en uit trekken
5. De zindelijkheidstraining
3 zaken zijn nodig:
1. Subtiele gewaarwordingen opmerken
a. (Volle blaas / darm) Darm meer bewust (actief drukken i.p.v. lozen)
2. Controle verwerven over de sluitspier (spierbeheersing)
3. Motivatie om aan dit proces mee te werken
Leeftijd:
Algemeen: 2 à 2,5 jaar = overdag zindelijk
3 à 4 jaar = ’s nachts zindelijk
Reëel: Variatie op leeftijd waarop kinderen zindelijk worden! (tot 12 jaar)
De nodige rijping om er mee te beginnen is al vroeg aanwezig. Leerproces duurt bij allen
ongeveer 6 maanden. Ongeacht wanneer ze starten.
Doorheen de tijd schuift het moment waarop kinderen zindelijk worden steeds meer op
Deel door ouders > gebrek aan tijd > weinig motivatie om spoed achter te zetten >
toenemend gebruik wegwerpluiers (gemak) > Kind merkt niet dat geplast heeft.
Bezorgdheid: uitstellen zindelijkheidstraining kan verantwoordelijk zijn voor toenemende
disfuncties van de urinewegen.
3/ Waarnemen & cognitieve ontwikkeling
1. Ontwikkeling in waarneming en cognitie (mentaal functioneren)
1. Het lopen brengt een drastische verandering in het wereldbeeld van het kind. Dingen
komen nu in zijn handbereik en hij kan flink exploreren, voelen en betasten.
∂ Veranderd waarop hij de dingen visueel zal waarnemen.
2. Actief manipuleren en experimenteren zorgt voor inzicht in de samenhang tussen
oorzaak en gevolg
∂ Uitwerking op cognitief vlak.
3. Ontwikkeling van het taalvermogen zorgt dat afwezige objecten/situaties makkelijker
mentaal aanwezig gesteld kunnen worden
∂ Belangrijke steun voor het geheugen.
4. Ontwikkeling van taal opent ook een heel nieuwe communicatielijn met volwassenen
3
, ∂ Leren uit ervaring van anderen i.p.v. enkel uit eigen ondervinding.
5. Het kind kan zich innerlijke voorstellingen of representaties maken
∂ Maakt (Piaget) een fundamentele overgang van de sensomotorische periode (1
en 2j) naar het preoperationele denken (3j).
Wat zijn de verschillende fases van Piaget?
2.
1. Sensomotorische fase (0-2jaar)
o Middeldoel denken
2. Pre-operationele fase of intuïtieve denken (2-7 jaar)
o Causaal of oorzaak-gevolg denken
3. Concreet-operationele fase (7-12 jaar)
o Procesdenken
4. Formeel of hypothetisch-deductief denken (vanaf 12 jaar)
o Abstract of formeel, wetenschappelijk denken
Einde van de sensomotorische periode (Piaget)
Sensomotorische periode baby:
Van ongecoördineerde reflexen naar doelgerichte handelingen en beginnende
objectpermanentie (kort gericht op dingen die al uit het zicht verdwenen zijn)
Sensomotorische periode peuter:
Actief experimenteren (1-1,5j)
Intentioneel handelen > gekende gedragingen om een vooraf bepaald doel te
bereiken
Begint ook nieuwe gedragsvarianten uit te proberen om effecten te testen.
Inwendig experimenteren (vanaf 2j)
De nieuwe gedragsvarianten gebeurt nu ook op voorstellingsniveau.
Dit sluit de sensomotorische periode af. Zodra het kind gebruik maakt van innerlijke
voorstellingen is geen sprake meer van puur motorisch reageren op een louter sensorische
input.
Start pre-conceptionele denken:
Belangrijke vooruitgang, zorgt op korte termijn wel voor problemen. Kind tracht zijn
sensomotorische schema’s toe te passen op een innerlijke wereld, wat verwarrend werkt.
Piaget zegt > kind bereikt rond 1,5 jaar een relatief equilibrium (evenwicht) = beschikbare
schema’s voldoen aan situaties = assimilatie en accommodatie zijn in evenwicht.
Relatief equilibrium omdat kind al vrij goed in staat is om aangepast motorisch te
reageren op een goed gestructureerde waarnemingswereld > Het kind weet al vrij goed
rekening te houden met de dingen zoals ze er in werkelijkheid uitzien > er is een logica
van handelen (maar nog geen logisch denken).
Relatief equilibrium omdat een nieuw onevenwicht zich aanbiedt > Steeds
toenemende vloed van innerlijke voorstellingen > nieuwe inhouden opnemen in oude
sensomotorische schema’s (assimileren) maar deze niet aan te passen aan het feit dat
het om voorstellingen gaat i.p.v. waarnemingen (accommoderen) waardoor ze hun
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Shera. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.