Samenvatting economie verdienen en uitgeven 3 t/m 4 en Europa 1
t/m 4:
Verdienen en uitgeven hoofdstuk 3: De structuur:
BBP = productiecapaciteit (= wat kan er maximaal geproduceerd worden = grens voor het bbp) en de
bestedingen (= afhankelijk van de grootte van de vraag neemt de productie toe of af).
Productiecapaciteit: aanbodkant of structurele kant van de economie. Op lange termijn bepaald de
productiecapaciteit de hoogte van het bbp en ook de hoogte van het nationaal inkomen.
De groei van de productie op langere termijn is afhankelijk van de groei van de productiefactoren
arbeid, kapitaal en natuur.
Arbeidsproductiviteit:
- De mate van scholing het verhogen van het opleidingsniveau van de bevolking leidt tot
een hogere productiviteit.
- Efficiëntie (doelmatigheid) van de organisatie Door arbeidsdeling en het feit dat mensen
zich in bepaalde beroepen specialiseerden, steeg de arbeidsproductiviteit en nam de
productie toe.
- De mate van mechanisering en automatisering van het productieproces door het inzetten
van betere computers en machines wordt arbeid vervangen door kapitaal en stijgt de
productie per arbeider
- De arbeidsmentaliteit wordt er hard gewerkt of wordt er rustiger aan gedaan.
De prijs van een product wordt in sterke mate bepaald door de productiekosten.
Als de arbeidsproductiviteit sterker stijgt dan de loonkosten, dalen de loonkosten per product en dit
versterkt de concurrentiepositie.
indexcijfer loonkosten per werknemer
indexcijfer loonkosten per product= x 100 %
indexcijfer arbeidsproductiviteit
Omvang van aanbod van arbeid op de arbeidsmarkt komt door:
1. Omvang van de bevolking (Geboorte, immigratie, emigratie)
2. Samenstelling van de bevolking (vergrijzing)
3. De participatiegraad
4. De wetgeving (leerplichtleeftijd, pensioenleeftijd)
De NL overheid = uitgebreid met kwaliteit en omvang van beroepsbevolking. Arbeidsparticipatie
vergroten, deeltijdarbeid stimuleren en voor kinderopvang zorgen.
Vaste kapitaal goederen = geldkapitaal dat je kunt lenen tegen rente .
Belangrijk voor investeringen in kapitaalgoederen is dat er geld voor ter beschikking komt.
Besparingen van gezinnen ook deel van winst van bedrijven gebruik gemaakt voor investeringen
Door toepassing van nieuwe technologieën stijgt de arbeidsproductiviteit innovatie = nieuwe,
betere productieprocessen.
Vooral door mechanisatie/ technische ontwikkeling = loonkosten per product dalen = prijs daalt.
Overheid invloed via heffingen en subsidies = stimuleren bepaalde investeringen in
kapitaalgoederen en legt zij heffingen op aan andere investeringen.
, Ondernemerschap = kennis, inzichten en activiteiten van mensen.
Productiecapaciteit bepaald door de productiefactor waar een tekort aan is.
De verschillen in de structuur van de economie zijn te beschrijven aan de hand van:
1. BBP per hoofd van de bevolking Landen met elkaar vergelijken. Bbp hoofd van de
bevolking = bbp : aantal inwoners
2. Economische groei (= ontwikkeling van het bbp) economische groei = bbp dit jaar – bbp
vorig jaar: bbp vorig jaar x 100%. Nieuw- oud: oud x 100%. Bij de nominale economische
groei geen rekening met inflatie bij de reële economische groei wel. RIC = NIC: PIC x 100%
3. Productiviteit Als de productiviteit toeneemt, kan er met dezelfde inzet van
productiefactoren meer waarde worden geproduceerd. Hierdoor groeit het bbp. Er bestaan
grote productiviteitsverschillen tussen landen. V.b. scholingsgraad, ICT gebruik, innovaties.
4. Technologische vooruitgang
5. Werkloosheid
6. Scholing en kwaliteit van arbeid
Verdienen en uitgeven hoofdstuk 4: Goede tijden, slechte tijden:
Als het bovengemiddeld goed gaat met de economie is er sprake van hoogconjunctuur.
Als de economie zich in een mindere periode bevindt is er sprake van laagconjunctuur.
Hoogconjunctuur: Laagconjunctuur:
Economie groeit sterker dan de trend Economische groei is lager dan
De conjunctuur lijn ligt boven de trendlijn trendmatige groei
Consumenten geven makkelijk geld uit Conjunctuurlijn ligt onder de trendlijn
Beurskoersen bereiken recordhoogtes Consumenten letten meer op hun
Bedrijfswinsten zijn hoog geld
Door toename van de geaggregeerde De belastinginkomsten dalen
vraag neemt de productie/ Financieringstekort wordt steeds
productiecapaciteit toe en de groter
werkgelegenheid neemt toe. Afname van de geaggregeerde vraag
(= de totale vraag naar goederen en
diensten in een economie) daardoor
daalt de productie en neemt de
werkgelegenheid af.
Er zijn drie soorten conjunctuurindicatoren:
1. Arbeidsmarktindicatoren (zoals de werkloosheid en
vacatures)
2. Economische indicatoren (zoals de rente, consumptie,
uitvoer en investeringen, alleen cijfers)
3. Vertrouwensindicatoren (v.b. consumentenvertrouwen (=
indicator waarmee het vertrouwen en de verwachtingen
van de consumenten wordt gemeten), orders)
Bij collectieve vraag gaat het om de totale vraag naar één product in een land.
Bij de geaggregeerde vraag gaat het om de totale vraag naar alle producten op alle markten in één
land samen.
Geaggregeerde vraagcurve het reëel BBP = uitgedrukt in producten
Prijspeil gemiddelde prijzen wanneer het prijspeil stijgt is er sprake van inflatie.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur ElisebavZ. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.