INLEIDING
Kwalitatieve eisen voor een gebouw:
- Comfort van de gebruiker
- Gezondheidsnoden van de gebruiker
- Duurzaamheid van de bouwconstructies
- Economische randvoorwaarden
- Ecologische gegevens
1. Comfort van de gebruiker
Een persoon moet het comfort kunnen ervaren, dat wordt bepaald via parameters.
Thermisch comfort:
18-23 graden is de temperatuur waarin we ons comfortabel voelen.
Afhankelijk van activiteiten zal de temperatuur geëist worden.
De gevel is de huid rond het volume, hoe meer lagen rond de gevel, hoe beter.
Isolatie is het verschil tussen twee waarden.
Bv. Thermische isolatie is de temperatuur binnen en buiten.
Akoestisch comfort:
Verschil in geluiddrukniveau binnen en buiten
Hoe kleiner het verschil, hoe lager de akoestische isolatie.
Hoe groter temperatuurverschil, hoe groter de isolatie.
2. Gezondheidsnoden van de gebruiker
Gezondheid garanderen van de gebruiker in een gebouw is belangrijk!
→ Verhinderen van te hoge concentratie van bacteriën
Dat kan je reduceren door ventileren, dat is verplicht in elke nieuwbouw.
Bacterie en vocht = schimmel
3. Duurzaamheid van de bouwconstructies
Kenmerken van een duurzaam gebouw:
- Moet opgebouwd zijn uit ecologisch verantwoorde materialen
- Moet economisch verantwoord zijn (kostprijs, onderhoud)
- Sociologische randvoorwaarden (wat gebeurt er met het gebouw? is er een toestroom van
mensen gebeurt?)
Aan de hand van een checklist gaan ze gaan kijken naar credits, dan ga je een score krijgen
van de mate van duurzaamheid. Hoe meer credits, hoe beter de score van het gebouw.
Evolutie van isolatienormen voor muren:
- Binnenspouwblad
- Thermische isolatie
- Buitenspouwblad
(spouw = ruimte tussen 2 muren)
Manier van hatching:
- Lussen (zachte isolatie)
- Driehoeken (harde isolatie)
Evolutie van isolatienormen voor daken:
Een zadeldak is meestal uit hout gemaakt.
Als we een lichte, dubbele constructie gebruiken, dan gebruikt men altijd minerale wol in de
spouw. Dit geldt ook voor wanden.
Bv. Een dubbele houten wand of dubbele gipse houten wand → minerale wol.
Bij zware materialen, bv. Steen, moet het niet. (vorige slide bv.)
Polyurethaan, polystyreen, resol = typische materialen waar geen minerale wol gebruikt wordt
omdat het al zwaar is.
,Integraal bouwfysisch
(geluid, licht, warmte, koude, ventilatie)
Beter renoveren = benoveren
→ Altijd bekijken vanuit een integraal standpunt. (Integrale of holistische aanpak)
= allerlei principes tegelijk toepassen, bv. Licht, warmte, geluid, koude, ventilatie)
Het proces moet goed zijn op alle vlakken. Je moet uiteindelijk keuzes maken want je kan nooit goed
zijn op alle vlakken.
Integrale toepassing van de gevelschil vanuit constructief oogpunt:
1. Stabiliteit: structurele integriteit onder verschillende belastingen
2. Akoestisch: isolatie
3. Winddichting: windscherm
4. Waterdichtheid: waterscherm
5. Thermisch: isolatie
6. Luchtdichtheid: luchtscherm (dampscherm)
7. Brandweerstand: stabiliteit, vlamdichtheid en thermische isolatie
Integrale aanpak: De gevel
De gebouwschil:
- Isolatie (akoestisch)
Hoe zwaarder de schil, hoe beter de akoestische isolatie.
Met hout kan je nooit veel gewicht creëren. → in dat geval moet je een dubbelwandige
constructie maken uit lichte materialen.
Twee concepten: massiefbouw en houtskeletbouw
Houtskeletbouw is een lichte constructie maar bestaat uit dubbele constructie.
Het andere concept is massiefbouw (met stenen). Als dat niet kan moet je gebruikmaken van
een dubbele constructie. Dat noemt men het massa veer massa (mvm), dat is het
broerconcept van het massieve concept. Bij mvm, gebruik je in de spouw minerale wol.
- Windscherm/Waterscherm
Onderdak = winddichting = folie of licht paneel dat men bovenop het dak gaat plaatsen.
Het onderdak bovenop het dak is een windscherm en waterscherm tegelijk.
Water -en windschermen bevinden zich aan de buitenzijde van de schil
- Isolatie (Thermisch)
Thermische isolatie is continu.
→ als dat niet zo is, is er een fout = bouwknoop (koude brug, onderbreking van de isolatie)
In een venster is ook isolatie, de lucht tussen de twee glasplaten is de isolatie van de
glasplaten (bij dubbele beglazing)
- Luchtscherm
Luchtscherm en dampscherm bevinden zich aan de binnenkant van de schil.
Doel luchtscherm: dat er geen koude lucht naar binnen waait. Dat zou warmteverlies
betekenen.
- Tussen een wand en vloer zitten spleten → luchtlekken
- Er zijn ook veel luchtlekken rond een schakelaar, rond stopcontact, rond schoorsteenpijp, rond
ramen.
- Oplossing: bv. rond raam gaat men een folie plaatsen bv. rond een schakelaar gaat men
stickers plaatsen zodat het gebouw luchtdicht wordt.
- Het luchtscherm is lokaal.
, - Soms moet men ook een volledige wand afdekken met een folie, dat noemt men een
dampscherm. (wordt het meest gebruikt bij een zadeldak)
- Dampscherm gaat ook meteen dienst doen als luchtscherm.
Dampscherm is luchtscherm maar niet omgekeerd.
Luchtscherm bekleedt maar een klein deeltje van de oppervlakte, dampscherm bekleedt de
volledige oppervlakte.
- Doel dampscherm: zorgt ervoor dat er geen damp in de constructie komt.
- Zweet verdampt en dat komt in de lucht terecht.
- Damp kan condenseren (water), inwendige vocht. → vocht + bacteriën = schimmel
Als binnenwand een massieve steen is in beton, is een dampscherm niet nodig. Bij een
houten constructie is het wel nodig. Het hangt ook allemaal af van de functie van het gebouw.
Bv. Een zwembad of een living.
Integrale aanpak: De gevel – Akoestiek
• Akoestisch: parameter R (geluidsverzwakkingsindex)
– “Harde” constructieschil (dubbele muur, enkele muur)
– Zwakke plekken:
• Vensters
• Deuren
• Kieren / naden
• “lichte” constructies (zadeldak, inadequate houten constructies,
sandwichpanelen,...)
– Conflict met ventilatiesysteem A,B,C (dure oplossingen)
– Geen conflict met stabiliteit / Brandweerstand
Bij akoestische isolatie is er continuïteit nodig. Ventilatie door de gevel kan een conflict/onderbreking
van akoestische isolatie zijn.
Ventilatie is puur mechanisch, geen ventilatieroosters meer.
Ventilatiesysteem B en C = met ventilatierooster in gevel (extractie of afvoeren van de vervuilde lucht
door het dak)
Ventilatiesysteem D = alles via het dak (toevoer en afvoer)
Belangrijke eigenschap van winddichting:
Winddichting of onderdak is dampopen (micro geperforeerd), vocht kan er wel door.
Het kan altijd weg en zit niet gevangen tussen twee folies.
Binnenkant is dampdicht en buitenkant is damopen.
Als het dampdicht is, zit het vocht vast.
Integrale aanpak: De gevel – Winddichting
• Winddichting: tegen stroming van buiten naar binnen
– Verhinderen vochtig worden en afkoeling van thermische isolatie van buitenaf
– Dichte constructieschil (gevelmuur, onderdak)
– Zwakke plekken:
• Samenkomen dakvlak en gevel
• Aansluitingen scheidingsconstructies - gevel
• Deuren
• Kieren / naden
• Thermische isolatie in spouw (waterdichting bij volle spouwvulling of
luchtspouw bij gedeeltelijke spouwvulling)
– Dampopen: “ademend”
– Geen conflict met akoestiek / stabiliteit / brandweerstand
, Winddichting: tegen stroming van buiten naar binnen
Zadeldak – onderdak
Onderdak = Korafleece (folie)
- Hoge dampdoorlatendheid
- Winddicht
- Wateraftstotend
Onderdak = Celit 4D (houtvezelplaat 22mm)
- Dampdoorlatend
- Winddicht
- Waterafstotend
- Isoleren
Panlatten en tengellatten:
= Een tengel of tengellat is een houten lat (sectie 10 × 50 mm tot 22 × 75 mm) die tussen het
dakbeschot en de panlatten wordt aangebracht. Ze loopt van nok naar dakvoet en zorgt voor ventilatie
en eventuele afwatering onder de pannen
Integrale aanpak: De gevel – Waterdichting
• Waterdichting: langs de buitenkant
– Verhinderen vochtig worden constructie (inwendig) door regen en
sijpelwater (onderbouw) en opstijgend vocht
– Dichte constructieschil (gevelmuur, dakbedekking-onderdak, polymeer
folies (DPC))
– Zwakke plekken:
• Verbindingen vloer-muur
• uitzettingsvoegen
• Kieren / naden
• Kelders:
– cementeren + bestrijken met bitumenderivaten (hoog FO)
– cementeren + PE dubbele noppenfolies + drainagematten (laag FO)
– Geen conflict met winddichting / akoestiek / stabiliteit / brandweerstand
Waterdichting: langs de buitenkant
Polymeerfolies worden geplaatst aan de funderingsaanzet, ook boven de ramen.
Ze komen naar buiten via stootvoegen.
Stootvoegen = om water naar buiten te laten lopen
Voor kelderverdiepingen → geen folies, maar een bitumineuze verf langs de buitenkant om
de constructie nog beter te beschermen