Geschiedenis van de vroege middeleeuwen
I. Van Romeinse provincies naar ‘Barbaarse’ koninkrijken
1. DE TRANSFORMATIE VAN HET R K
- Geen ‘val’ of ‘verval’ van het West-Romeinse R k maar een langzame transformatie van het imperium
- Verschillende keerpunten
• 235 moord op Severus Alexander -> begin 3de eeuwse crisis
• 313 Edict van Milaan -> Christel ke dominantie
• 388 Terugtrekking imperiale autoriteiten uit Noord-Gallië en Brittannië
• 410 Plundering Rome door Visigoten
• 476 Afzetting laatste westel ke keizer door Odoaker
1.1. POLITIEKE EN MILITAIRE TRANSFORMATIE (INTERNE EN EXTERNE STABILITEIT)
- Vroege Keizertijd (27 AC - 235) -> nieuwe bedreigingen aan de grenzen van het R k
- Leger breidde daardoor uit -> Keizers hingen daardoor sterker af van de steun van hun
legioenen
- Dit leidde tot een politieke crisis
1.1.1. DE DERDE-EEUWSE CRISIS (235 NA DE MOORD ALEXANDER SEVERUS)
= Imperiale crisis (langdurige politieke instabiliteit
- vroege Keizert d -> geoliede bureaucratie -> systeem nooit structureel ontwricht zelfs
niet door paleiscoups
- door adoptiekeizers = adopteerden hun opvolgers en stoomden die klaar voor het
keizerschap
- NU -> soldatenkeizers uitgeroepen in provincies (snel te vervangen)
=> geen civiele carrière, er wordt nu gekeken of h rivaliserende kandidaten kan
uitschakelen
- Burgeroorlogen tussen rivaliserende troonpretendenten leidde het imperium af
van de grensbewaking
=> grensoverschr dende raids, pirater en plundertochten van ‘Barbaarse’ invallers
kwamen meer voor
1.1.2. DIOCLETIANUS EN CONSTANT N I
- Diocletanius (r 284-304) -> grootschalige reorganisatie van de bestuurl ke structuur
=> Imperium in 4 delen -> 2 keizers heersen over het r k Augusti (West-Europa en
Oosten) ze deelden hun macht met 2 junior-keizers Caesares (opvolgers)
- = TETRARCHIE = heerschapp van 4
- R k lange t d opgesplitst door verschillende soldatenkeizers -> Gallië heeft een t d als
autonoom r k gefunctioneerd -> wouden geen verre imperiale overheid meer, liever
plaatsel ke pretendenten
- REACTIE -> Administratieve herindeling
=> augusti en caesares elk een prefectuur (met eigen leger een hoofdplaats en
dichtb grenzen) , opgedeeld in diocesen , op hun beurt meerdere provincies
- Trier = prefectuur van Gallië en Brittannië
- Nicodemia = prefectuur van oostel ke Middellandse Zeegebied
- Sirmium = prefectuur van Balkan en Donauprovincies
- Milaan = prefectuur van Spanje, Italië en Afrika
- langzame degradatie van Rome (Milaan hoofdplaats in het Westen)
- Constantijn I (r 312-337) -> Stichting van Constantinopel (nieuwe keizerl ke
centrum, militair strategisch)
1.1.3. HET EINDE VAN HET WESTEL KE KEIZERSCHAP
- tetrarchie raakte al in verval onder Constant n I -> verkoos stichting van een dynastie
- na dood Constant n opnieuw con icten tussen troonpretendenten
- 4de eeuw -> rekrutering verliep moeil k (demogra sche trend) -> Romeinse generaals
rekruteerden ‘barbaarse’ kr gers van over de grenzen
ij ij ij ij ijij IJij ij ij ij ij ij ij fl ij ijIJIJ ij ij ij fi ij ij ij ij
, => vochten mee in de str d tegen Romeinse troonpretendenten maar ook in verdediging
tegen andere ‘barbaren
- einde 4de eeuw -> nieuwe golf burgeroorlogen in het Westen -> keizers zwak
tegenover interne en externe v anden => versterkte nood aan rekruten
=> keizers afhankel ker van generaals (vaak barbaren, konden geen aanspraak doen op
het keizerschap
- macht in het Westen dus meer b militaire bevelhebbers = magister militum
- Politieke zwaartepunt niet meer Rome -> halverwege 5de eeuw directe machtsbereik
enkel nog Italië, delen van Hispanië en Zuid-Gallië
- 476 zette de barbaarse magister militum Odoaker de Westel ke keizer af en vond het
niet nodig een nieuwe aan te stellen, “het Westen had het niet nodig” -> h opereerde wel
nog formeel in het imperiale systeem
1.2. BESTUURL KE ONTWIKKELINGEN
- bestuur RR in vroege keizert d -> 2 niveaus -> productieve wisselwerking
1. Centrale imperiale bureaucratie
2. Steden in de provincies
-> bestuur in de provincies concentreerde zich in de steden civitates in de plaatsel ke senaat
Curia (curiae)
- centrale bureaucratie stimuleerde lokale grootgrondbezitters deel uit te maken van deze curiae
zodat ze lokaal carrière konden maken als curialis
=> verschillende verantwoordel kheden in het R k zoals belastinginning op het platteland
- curiales competitie door nanciering festiviteiten, Romeinse publieke infrastructuur (bouwwerken)
= productieve competitie tussen provinciale aristocraten om in dienst te treden in bureaucratie
en Romeins burgerschap te verwerven => steden besturen zichzelf
- vanaf 3de eeuw -> patronagesysteem = machthebbers geven ambten gunsten en privileges
op basis van persoonl ke relaties -> ambtenaren gedreven uit eigenbelang
- dit nam toe door
1. Uitbreiding imperiale bureaucratie
2. Publieke rol van de provinciale politieke adel
- adel dat dus minder bezig was met politiek trok zich terug naar het platteland ->
provincialisering van de adel
- vroege 5de eeuw machthebbers opereerden buiten de Romeinse magistratuur -> duces of
comes = legeraanvoerders die vaak meerdere civitates bezitten (gemilitariseerde provinciale
edellieden)
1.3. SOCIO-ECONOMISCHE ONTWIKKELINGEN
- vroege Keizert d -> staatsgeleide economie (economisch centrum = Italië en Rome -> daarna
export naar provincies) de staat deelde subsidies uit aan de handelaars
- handel in ol folie, w n, vissaus en graan = annonae
- vlotte communicatie via wegennetwerk, Romeinse munteenheid, politieke stabiliteit
- vanaf 1ste eeuw -> grootschalige invoer producten provincies en niet-Romeinse gebieden =
chronisch de cit -> waarde import > waarde export
- vanaf 250 CRISIS (epidemieën, klimaat verslechterd, verschuiving zwaartepunt naar residenties
grootgrondbezitters -> platteland = steden krimpen)
- taksen verhogen = belastingdruk -> oncontroleerbare INFLATIE
- Diocletianus verhoogd landtaks om leger te bekostigen -> ruilhandel vaak als enige alternatief
- boeren werden armer -> verkochten hun grond en gingen in pacht werken voor de r kere
grootgrondbezitters = ze verloren gedeeltel k hun vr heid
- Salvianus ziet de curiales als bandieten
- vroeger keizert d langeafstandshandel gedreven door noden imperiale overheid om legers en
steden te bevoorraden
- nu worden legers lokaal bevoorraad -> zilveren munten minder waard
- economie West-Europa = lokaal niveau & oosten door Constantinopel = bloeiende
langeafstandshandel
1.4. DE OPKOMST VAN KERK EN CHRISTENDOM
- christendom ontstond 1ste eeuw in Palestina als een soort van sekte binnen het judaïsme
1.4.1 SYNCRETISME EN VERVOLGINGEN
- syncretisme = combineren van diverse culturen en rites -> Rome tolereerde nieuwe
religieuze bewegingen
- Kerkel ke leiders stonden geen combinaties met andere ‘heidense’ culten toe -> wekte
argwaan b de imperiale overheid
ijfiIJijijij ij ij ij fi ij ij ij ij ij ijij ij ij ij ij ij ij
, - lapsi = ‘afvalligen’ die onder druk van vervolging hun geloof hadden verloochend ->
disputen binnen de christengemeenschappen
- geheimzinnige sfeer van christenen -> argwaan b Romeinen, voor hen was religie een
openbaar gebeuren -> vroegchristel ke erediensten vaak privé of ’s nachts
- christenenvervolgingen op lokaal of provinciaal niveau -> vaak werden ze gebruikt als
zondebok door plaatsel ke Romeinse gouverneurs of magistraten in t den van onrust
- Nero, Aurelius, Decius en Valerianus ondernamen grootschalige vervolgingen
1.4.2. TOLERANTIE
- Diocletianus -> the great persecution -> bloedigste en laatste christenvervolging ->
poging tot 1 romeinse cultus
- 312 omarmde Constant n het geloof nadat h de slag bij de Milvische brug had
gewonnen, terw l h ervan overtuigd was dat er geen hoop was om te winnen
- 313 Edict van Milaan = nieuwe religieuze tolerantie -> christendom = toegelaten
godsdienst
- niet echt een keerpunt -> ook voor Constant n waren er keizers die gesympathiseerd
hadden -> Constant n hield zelf ook nog vast aan bepaalde heidense tradities
- christel ke keizer stimuleerde geloofsverspreiding in het imperium =>
kerkgemeenschappen in het verstedel kte oosten
- Constant n = patroon en beschermer van de kerk -> op heilige plaatsen bouwt h
indrukwekkende basilieken en kerken
- Constantinopel = 2de christel ke Rome
- 325 Concilie van Nicea = eerste wereldw de concilie die kerkleiders samenbracht ->
bevestiging van de Heilige Drievuldigheid <=> Adriaanse strekking
1.4.3. NAAR EEN STAATSGODSDIENST
- vanaf Constant n -> kerk geïntegreerd in het imperiale bestuur
- kerk spiegelde administratieve structuren van het Romeinse R k (hoogste gezag binnen
de kerk = patriarchen <=> Romeinse prefecten
- 431 concilie van Efese 5 patriarchaten
-> Jeruzalem, Antiochië, Alexandrië, Constantinopel en Rome
- Constant n verleende bisschoppen om zaken voor te zitten in hun stad en stelde
kerkgoed en lander en vr van taxatie = immuniteit => leidde tot een civiele macht
- laatantieke magistraten kozen daarom voor een carrière in de kerkel ke hiërarchie
- Theodosius riep in 380 het katholieke geloof uit tot staatsgodsdienst in het Edict van
Thessaloniki -> verheviging van vervolgingen van niet-o ciële religies
2. DE ‘BARBAARSE’ VOLKSVERHUIZINGEN
- Periode van ongeveer 200 jaar -> 370 - 568
2.1. TERMINOLOGIE (THEORETISCH KADER VAN DE VOLKSVERHUIZINGEN)
- foutieve indruk van doelloos ronddwalende nomaden
- meerderheid ‘barbaarse’ confederaties op zoek naar een sedentair bestaan
- van de ene stabiele verbl fplaats naar de andere
- Barbaar = iemand die buiten het Romeinse R k woonde, sprak ook geen Grieks of Lat n
2.1.1. MIGRATIE? INVASIE? VERHUIS?
- zowel migratie als invasie nodig -> ze waren op zoek naar voedsel (nooit grote invallen
van groepen)
- soms invasie (kleine groep kr gers) en soms combinatie invasie en migratie (met
vrouwen en kinderen)
- wouden integreren in het Romeinse R k -> geen nomaden
- Tacitus -> bewondering: het waren boeren (eerbaar), ze leefden in kleine samenlevingen,
bestand tegen de koude, dapper,…
2.1.2. VOLKEREN, STAMMEN OF CONFEDERATIE?
- ‘Barbaarse’ migranten/invallers geen volkeren in de zin van het hedendaagse woord ->
dat ze 1 volk waren komt voort uit ideologie van 19de eeuwse nationalistische
geschiedschr vers
- barbaarse invallers bestonden uit heterogene en multi-etnische groepen en stammen ->
multiculturele groep, diversiteit op vlak van etniciteit, taal en religie
- vaak t del k verenigd onder een militaire leider of warlord -> voor een speci eke
campagne
- daarom noemen we ze beter een confederatie dan een volk
- vb: leger van Alarik wanneer h Italië binnenviel -> aangeduid als Goten
ij ij ijij ij ijij ij ij ij ij ijij ijij ij ij ij ij ijijij ij ffi ij ijij fi ij ij
, 2.1.3. BARBAREN OF GERMANEN?
- in de context van ‘volksverhuizingen’ spreekt men vaak over ‘Germaanse invallers’ ->
‘Germanen’ begrip voor talr ke, diverse niet-Romeinse culturen
- in de klassieke of late oudheid bestond er geen eengemaakte Germaanse beschaving,
kr gsmacht, taal of cultuur
- beter ‘barbaar’? -> oorspronkel k = negatieve term voor iemand die buiten de grenzen
van het Romeinse R k woonde -> Romeinen gaven deze volkeren bepaald
‘karaktereigenschappen’
- vanaf de late oudheid betekenis van raciale of geogra sche naar een culturele categorie
=> Barbaar = iemand die niet volgens de Romeinse waarden en normen leefden -> een
Romein kon dus een barbaar worden en omgekeerd
- barbaren vochten met en tegen Romeinen (huurlingen, geallieerden of rekruten) -> b na
alle barbaarse leiders streefden naar een integratie en niet naar de vernietiging van het R k
2.2. VERKLARINGSMODELLEN
- 2 theorieën (in verband met het ‘ineenstorten’ van het Romeinse R k door volksverhuizingen)
- Theorie 1: exogene shock door Hunnen -> imperium stortte in in de 5de eeuw
- Theorie 2: gew zigde houding tussen Romeinen en barbaren -> geleidel ke transformatie
2.2.1. DE ‘EXOGENE’ SHOCK: THEORIE 1 (DOMINOTHEORIE)
- Hunnen spelen een cruciale rol -> nomadische ruiters
- 4de eeuw ze hadden gebied van oost-Roemenië tot Kazachstan -> van daaruit raids in
het Oost-Romeinse r k -> slaven, vee en mobiele r kdommen buitmaakten + eisen hoge
tribuutsommen
- het oost-Romeinse leger rekruteerde vaak ook hunnen
- in de jaren 370 -> door klimaatverandering in hun centraal-aziatisch thuisland mogel k
om richting westwaarts te gaan
- impact op sedentaire bevolking in oostel ke Donaubekken = dramatisch => deel werd
onderworpen of ingel fd, andere trokken verder naar het West-Romeinse r k
- halverwege 5de eeuw -> hunnen onder leiding Attila -> campagnes in het West-
Romeinse R k
- 451 -> Nederlaag van de Hunnen b Catalaunische velden tegen coalitie van West-
Romeinen, Franken en Visigoten
- 452 -> nieuwe poging tot inname Rome, niet gelukt door ziekte en niet genoeg
bevoorrading
- 453 -> Attila sterft t dens huwel ksnacht door bloedneus
- 454 -> Gepieden nemen hun gebied terug in van de Hunnen -> ze voerden daarna
invallen uit in het Noordwesten van het Romeinse R k
=> Hunnen boezemden angst in maar directe impact wordt overschat -> ze vormden
nooit een bedreiging voor het Romeinse R k, in de veldslagen hadden ze nooit de
overhand -> indirecte impact (domino-e ect)
- Hunnen hebben barbaarse bevolking van over de grenzen voor zich uit gedreven ->
imperium was economisch zwakker -> niet bestand tegen invallers
- grootste zwakte theorie = men gaat uit van een bruuske implosie van het R k -> de
macht van het imperium wordt hier serieus onderschat -> de theorie miskent ook de
omgang met de barbaren, de barbaren worden hier voorgesteld als een eenheid
2.2.2. DE GEW ZIGDE VERHOUDINGEN: THEORIE 2
- “de barbaarse migratie is het gevolg van de transformatie in het imperium”
=> Exogene shock = barbaarse invasies hebben juist het r k ten val gebracht
3 fases
1. Periode vroege keizertijd tot 3de eeuw -> stabiele militaire aanwezigheid
garandeerde politieke fragmentatie over de grenzen
-> geen ondoordringbare barrières -> militaire of diplomatieke interacties &
handelsbetrekkingen en culturele uitwisselingen
2. 3de - 4de eeuw -> Door de vele crisissen in de 3de eeuw -> minder waakzaam aan
de grenzen -> om vrede te bewaren betaalden de Romeinen tribuutgeld aan de
barbaarse volkeren (werd telkens weer meer)
Barbaarse leiders werden steeds r ker en r ker -> meer volgelingen = meer macht
3. 4de - 5de eeuw -> In de 2de helft van de 4de eeuw -> Romeinse overheden wouden
machtige barbaarse confederaties in het imperium integreren => door het sluiten van een
verdrag foedus = soort van deal -> vaak toelating om zich te vestigen -> ze kregen dan
ij ij ij IJ ijijij ij ijijij ij ijijij ff ijij fi ijij ij ij ij ij ij ij