Samenvatting JN&P
Hoofdstuk 1 – van massamaatschappij naar netwerkmaatschappij
- Over belangrijke veranderingen in onze maatschappij die hun weerslag
hebben gehad op journalistieke productie en consumptie. Samen hebben
deze veranderingen de basis gevormd voor de overgang van de klassieke
massamaatschappij naar de huidige netwerkmaatschappij (definiëring van
deze termen) + bespreking van de verschillende tendensen die samen
deze transformatie veroorzaakt hebben.
- Verschillende visies op de gevolgen van deze transformatie voor
journalisten en hun publiek (onderscheid tussen de pessimistische visie:
met gevolgen als commercialisering, tabloidisering, besparingen en minder
kwaliteitsvolle journalistiek + optimistische visie: met oog voor de
positieve gevolgen en opportuniteiten zoals toegenomen mogelijkheden
voor interactie met het publiek, en meer kwaliteitsvolle berichtgeving)
Trefwoorden
Massamaatschappij Maatschappij waarin communicatie
eenrichtingsverkeer is in een lineair
proces, en een zender een boodschap
stuurt naar de ontvanger via een
bepaald medium met een bepaald
effect. Deze ontvanger is een massa.
Netwerkmaatschappij Gedigitaliseerde maatschappij zonder
tijd- en ruimtebeperkingen waarin de
communicatie gedecentraliseerd en
multilineair is, en simultaan in
verschillende richtingen verloopt.
Globalisering Wegvallen van tijd- en
ruimtebeperkingen
Digitalisering Komst van nieuwe technologieën en
innovaties
Commercialisering Reactie van nieuwsorganisaties als
gevolg van een pessimistische visie op
de veranderende
(netwerk)maatschappij.
Nieuwsproductie volgt hier steeds
meer de marktlogica en er wordt een
nadruk gelegd op kosten en
opbrengsten. Dit kan aan de hand van
inhoudelijke veranderingen (nl.
tabloidisering) of organisatorische
(met inhoudelijke gevolgen, nl.
rationalisatie).
1
,Tabloidisering
Rationalisatie
Netwerkjournalistiek
Overzichtsvragen
1. Wat is de essentie van de massamaatschappijtheorie? En wat zijn de twee
belangrijkste kritieken?
Elektronische informatienetwerken zijn de nieuwe dominante sociale
structuren.
2. Leg uit hoe netwerken gedefinieerd worden in de
netwerkmaatschappijtheorie.
3. Hoe wordt globalisering gedefinieerd in de netwerkmaatschappijtheorie?
4. Leg uit wat bedoeld wordt met market-driven journalism. Geef een
concreet voorbeeld.
5. Wat zijn de drie structurele kenmerken van netwerkjournalistiek?
6. Geef een concreet voorbeeld van hoe netwerkjournalistiek er in de praktijk
kan uitzien.
1.1 Inleiding
Overgang massamaatschappij netwerkmaatschappij: wat zijn de implicaties
daarvan voor het journalistieke landschap?
Journalistiek = altijd een kind van haar tijd, ingebed in de heersende
maatschappij
- nieuws is bijgevolg een product van de historische, technologische,
politieke, economische en culturele factoren die typisch zijn voor een
samenleving op een bepaald moment
- denk aan journalistiek in België vs. in Turkije
Technologische innovaties zijn belangrijke katalysator voor veranderingen, ook
met betrekking tot (de werking van) nieuwsmedia: hierdoor veel bezorgdheid
over de gevolgen voor nieuwsorganisaties + publiek
- introductie radio: vragen over de effecten van nieuws op het publiek bv.
propaganda
- introductie televisietoestellen + de beeldcultuur: associatie met dalende
kwaliteit van nieuws
Introductie van digitale technologieën zorgden voor disruptie van de
nieuwsmarkt
- waar nieuwsspreiding in de massamaatschappij steeds een vorm van
massacommunicatie was met een centrale rol voor nieuwsmedia als
leidende gidsen, valt de klassieke hiërarchische organisatie van
informatiespreiding in de netwerkmaatschappij grotendeels weg
2
, - in elektronische informatienetwerken worden informatiestromen
gedecentraliseerd, multilineair en veel interactiever
- het aantal informatieverspreiders vermenigvuldigt, waardoor de dominante
positie van traditionele nieuwsorganisaties wordt uitgedaagd
Opties? Heel defensief reageren (commercialisering van nieuwsproductie) of
trachten zich zo goed mogelijk aan te passen aan de veranderende context
(structurele transformatie richting netwerkjournalistiek)
1.2 Massamaatschappij: definiëring
Einde 19e eeuw: technologische, maatschappelijke en politieke ontwikkelingen
evolueren kranten van elitemedium naar massamedium
- afschaffing zegelbelasting: daling van de papierprijs waardoor kranten
goedkoper en dikker werden
- uitbreiding kiesrecht: meer interesse in de (politieke) actualiteit
- schoolplicht: daling analfabetisme
- technologische innovaties die snellere productie en grote oplages mogelijk
maken + nieuwe massamedia introduceren zoals radio en televisie
Bijna tegelijkertijd met deze vooruitgang groeit de bezorgdheid over de effecten
van massacommunicatie op een groot publiek
- versterkt na WOI waarin onder andere de effecten van propaganda onder
de aandacht kwamen
- tijdens het interbellum wanneer reclame en public relations sterk in
opmars waren
Massacommunicatie = eenrichtingsverkeer in een lineair proces: “het verspreiden
van boodschappen via media start bij de communicator die het via een medium
naar een massa ontvangers verstuurt”
Harold D. Laswell: bekendste communicatiemodel uit de massamaatschappij
- drie aparte fasen: productie, inhoud en receptie
- daarbinnen vijf verschillende onderdelen: communicator, boodschap,
medium, ontvanger, effect (“who says what in which channel to whom
with what effect”)
- toegepast op journalistiek komt dit erop neer dat nieuwsorganisaties een
monopolie hebben op nieuwsproductie en nieuwsdistributie: ze nemen een
centrale rol op in het verspreiden van nieuws en informatie, verzamelen en
filteren boodschappen van zenders (de bronnen in het nieuws) en
verspreiden die naar een groot publiek
De toegang tot het nieuws wordt met andere woorden gecontroleerd door
journalisten, en het geselecteerde nieuws wordt in een lineair proces verspreid
naar een passief publiek
- er is weinig of geen interactie tussen journalisten en hun publiek
3
, Deze eerste periode van de massamaatschappijtheorie gaat gepaard met een
negatieve visie met voornamelijk aandacht voor de effecten van massamedia op
het publiek
- weinig genuanceerde visie op dat publiek: gezien als een massa: “een
grote verzameling van individuen zonder veel persoonlijkheid die erg
diffuus samengesteld is + erg beïnvloedbaar en door media
manipuleerbaar”
o vb. radio-uitzending “War of the Worlds”
- studies die de negatieve visie vertegenwoordigen: stimulus-responsmodel
over conditionering (hond van Pavlov) + de injectienaaldtheorie (idee dat
het massapubliek bestaat uit passieve ontvangers van
mediaboodschappen die zonder weerstand (rechtstreeks ‘in de bloedbaan’)
geabsorbeerd worden)
- er wordt dus een verband verondersteld tussen de inhoud van een
boodschap en de invloed op de ontvanger, denk aan vb. ‘agressie tegen
ouderen in New York’
Vanaf jaren 1950: kritiek op oorspronkelijke massamaatschappijtheorie groeit,
er ontstaat een meer genuanceerde visie op massamedia
1. De voorgaande theorie was niet gebaseerd op systematisch
wetenschappelijk onderzoek
- vb. toename criminaliteit was grotendeels te wijten aan de
economische crisis en groeiende werkloosheid, de
mediaberichtgeving was daar eerder een reflectie dan oorzaak van
2. Invloed van massamedia werd overschat, net zoals de passiviteit van het
publiek
- het is te simplistisch om zowel zender als ontvanger voor te stellen
als een monolithisch blok
- publiek consulteert meestal verschillende nieuws- en
informatiebronnen: die kunnen soms tegenstrijdige boodschappen
verspreiden waardoor de impact op het publiek zeer verscheiden
kan zijn
- diversiteit in het publiek op basis van leeftijd, gender, religieuze of
andere overtuigingen, levensstijl, …
Een meer genuanceerde versie van de massamaatschappijtheorie veronderstelt
nog steeds een lineair proces en eenrichtingsverkeer tussen een zender en een
massapubliek, met een grote invloed van de massamedia op ons doen en
denken, maar houdt voldoende rekening met de complexiteit van het
communicatieproces.
4