VENNOOTSCHAPSRECHT : SAMENVATTING
1. INLEIDING
De basis voor het cursusmateriaal zijn de uitgebreide slides, deze kan men terugvinden op
Canvas. Het vennootschapsrecht is een vrij technische materie. Ook is een wetboek bij dit vak
zéér belangrijk. Het WVV moet men echt goed kunnen hanteren en er de structuur van kennen.
ð Post-it’s en kruisverwijzingen zijn toegelaten
ð Ook de ondersteunende documenten zijn nodig om het vak meer te concretiseren
Vennootschapsrecht: overzicht topics
- Vennootschapsrecht 2020
- De vennootschap in het ondernemingslandschap
- Constitutieve vereisten van de vennootschap
- Personenvennootschap vs. kapitaalvennootschappen
- Oprichting van de vennootschaps-rechtspersoon
- Bestuur van NV, BV en CV
- Bestuurdersaansprakelijkheid
- Vermogen, kapitaal en effecten
- De controle van de vennootschap
- De algemene vergadering
- Erkende vennootschappen
- Herstructurering m.i.v. ontbinding en vereffening
Examen : schriftelijk examen, meer info over de vorm volgt later
2. TOPIC 1: VENNOOTSCHAPSRECHT 2020
Kijken naar de belangrijkste bron van het vennootschaprecht Þ Wetboek van
vennootschappen en verenigingen. Hoe is dat WVV tot stand gekomen en waarom?
1. ONS VENNOOTSCHAPSRECHT MISTE AANTREKKINGSKRACHT:
Wetboek van vennootschappen (voorganger van ons WVV), ingevoerd in 1999 van kracht in
2000. In 1873, hadden we ons allereerste vennootschapsrecht, in 1935 een grote
fundamentele wijziging. En het is dus in 1999 dat het wetboek van vennootschappen is
ingevoerd, dit was geen grote hervorming maar vooral een hercoordinatie, in de plaats van die
gecoordineerde wetten op de handelsvennootschappen.
De bedoeling om de toegankelijkheid te bevorderen in dat Wetboek van Vennootschappen, er
zijn wel een aantal inhoudelijke wijzigingen ingevoerd maar deze waren niet fundamenteel. Dat
Wetboek van Venn. hieldt dus niet echt een hernieuwing in, en spoordde niet meer met
evoluties van het maatschappelijk leven.
1
,HOE KAN DAT? WETBOEK VAN VENNOOTSCHAPPEN WAS TOCH JONGE ADOLESCENT?
Klopt, maar codificatie 1999 was nauwelijks meer dan een herordening van bestaande
wetgeving in een “logisch, goed gestructureerd en samenhangend wetboek”. Men was toen
niet van plan om het bestaande vennootschapsrecht te wijzigen/hervormen, enkel de
bestaande wetgeving structureren en codificeren. De wetgeving is dus in de praktijk veel ouder
dan 1999 (kleine 100 jaar oud). Aan de fundamenten van het vennootschapsrecht werd toen
niet geraakt.
Hoe was het gekomen dat ons vennootschapsrecht aantrekkingskracht miste?
– NV en BVBA waren concurrentieel als organisatievormen van ondernemingen =
in Nederland is een NV een vorm voor hele grote vennootschappen, dit was ook
de bedoeling in België (7venoten nodig om deze op te richten). De idee was
oorspronkelijk BVBA als vorm voor kleinere onderneming en NV voor grotere
ondernemingen. Dit is anders uitgedraaid. NV, de idee was dat de aandelen dat
die vrij overdraagbaar waren en een kleine 15j geleden waren die aandelen ook
aandelen aan toonder. Stukken waar geen naam op stond, de dag van vandaag
moeten alle aandelen op naam staan. Vroeger kon je volledig anoniem aandelen
bezitten in een NV, dit was belangrijk om redenen van erfopvolging
bijvoorbeeld.
– Europees vennootschapsrecht uitgebreid naar BVBA (en deels, CVBA)
(“goldplating” het volledige vennootschapsrecht wordt zwaar en de venn. zijn
geneigd om hun onderneming onder een buitenlands vennootschapsrecht te
gaan voeren) <-> Nederland en VK
– Pogingen tot versoepeling waren deels mislukt vb. S-BVBA
– Proliferatie van vennootschapsvormen- en varianten met (heel) beperkt succes
– Eerdere poging tot fundamentele hervorming eveneens mislukt (Groot
Ontwerp)
– Talloze wijzigingen die niet steeds even doordacht waren
WAT WAS ER DAN MIS – AANTAL KRITIEKEN ?
Verouderde bepalingen
- vb. leeuwenbeding (art. 32 W.Venn.)
Wanner je deelneemt aan een vennootschap moet je met z’n allen (aandeelhouders en
vennoten) een belang hebben (= gemeenschappelijk belang). Als één van de vennoten
zich als een leeuw gedraagt (= gulzig), zal hij de volledige winst voor zichzelf eisen ten
kosten van de anderen (dit is een leeuwenbeding). Dit beding is strijdig met openbare
orde, dus is absoluut nietig. Dit geldt nog altijd in het WVV maar enkel voor het delen in
de winst en niet voor het delen in verlies. Vroeger onder W.Venn. werd het ook gebruikt
bij vrijstellingen van verliezen die werden geleden. Dit is nu afgeschaft.
Onaangepaste bepalingen
- vb. art. 556 W. Venn. (bijzondere Algemene vergadering, zie hoofdstuk algemene
vergadering)
(Te) weinig gebruikte vennootschapsvormen of -varianten werden gekozen
2
, - vb. ESV, LV, S-BVBA, VSO. Wat zijn we met zo’n grote keuze aan vennootschapsvormen
als we deze niet meer gebruiken? De BVBA, zijndde de vorm die het meest voorkomt
(nu de besloten vennootschap) was in de tijd eerder voor kleine ondernemingen. Wat
was het probleem? De wetgever moest europese richtlijnen omzetten,en die neiging
van de Belgische wetgever was om deze richtlijnen uittebreiden. De belgische wetgever
vreesde interner concurrentie tussen de verschillende vennootschapsvorm en vandaar
dat de Belgische WG Europese regels heeft uitgebreid naar ‘alle’
vennootschapsvormen.
Overregulering
- vb. strenge kapitaalsregels voor BVBA
Onoverzichtelijk
- vb. verschillende snelheden in het (publiek) vennootschapsrecht. Er was een
vennootschapsrecht ontstaan met meerdere ‘snelheden’, omdat andere regels van
toepassing waren.
Te stroef
- vb. ad nutum afzetbaarheid bestuurders in NV
Te complex beschouwd
- vb. regeling aandelen zonder stemrecht, je kon in de NV aandelen uitgeven waar alleen
winstrechten en geen stemrechten een verbonden zijn. De regels die je daarvoor moest
naleven waren zéér ontmoedigend voor het toepassen van deze techniek.
Onsamenhangend (“aanbouwwetgeving”)
WAAROM MOET DAT VENNOOTSCHAPSRECHT NU AANTREKKELIJK ZIJN?
De EU heeft lang een sleutelrol gespeeld in ons vennootschapsrecht voornamelijk optredend
via de techniek van richtlijnen, ook vorderingen maar voornamelijk richtlijnen. Via die techniek
dat de europese vennootschapswetgever ons vennootschapsrecht in Europa wilde
stroomlijnen. Men oordeelde dat de vele verschillen die er waren in het vennootschapsrecht
van de verschillende lidstaten dat die eigenlijk belemmerend waren voor de vrije vestiging.
Vanuit die idee van de vrije vestiging was het maar al te normaal dat de Europese wetgever
trachtte de vennootschapswetgeving van de Europese lidstaten, zoveel mogelijk te
harmoniseren.
Maar op een bepaald moment is er bij de Europese Lidstaten een soort “richtlijn-moeheid”
ontstaan. Zolang we richtlijnen hadden over de oprichting van vennootschappen,
jaarrekeningen, kapitaal,.. kon het er nog mee door. Maar toen de Europese WG zich ook wou
mengen met het bestuur van vennootschappen, begonnen de Europese WG een aantal
gevoelige snaren te raken.
– Top down-harmonisatie (=lidstaten waren het een beetje beu om vanuit Europa
top-down harmonisatie regels opgelegd te krijgen) heeft plaats gemaakt voor
bottom-up harmonisering (= wat we zagen is dat in de diverse lidstaten, die
lidstaten probeerden via ingrepen in hun vennootschapsrecht dat
3
, vennootschapsrecht aantrekkelijk te maken. Niet alleen voor de eigen
ondernemers, maar ook t.a.v. buitenlandse ondernemers.)
– DUS : Europa wil harmoniseren “top down” maar slaagt daar op een bepaald moment
niet meer in. Terwijl omgekeerd dan, de landen door naar elkaar te kijken eigenlijk ook
aan het harmoniseren zijn. En dat alles wordt dan nog is serieus aangewakkerd door
zéér liberale mobiliteitsrechtspraak van het Europees Hof van Justitie.
ü Liberale mobiliteitsrechtspraak EHVJ* = in een aantal spraakmakende
arresten startend van ’99 (eerste arrest Centros) heeft EHVJ zich meer
en meer coulant opgesteld t.a.v. ondernemers die naar het buitenland
gaan om daar een vennootschapsvorm op te richten. Om dan vervolgens
met die vennootschapsvorm binnen Europa actief te zijn. Zet aan tot
bepaalde regelgevende competitie tussen vennootschapswetgevingen
van de Lidstaten vb. Flex-BV in Nederland, Ltd’s in VK
ð * Zie de arresten Centros, Überseerung, Inspire Art, Cartesio,
Vale, en meer recent Polbud = elk van die arresten is dus verder
gegaan, met als resultaat een zéér liberale regelgeving op grond
van rechtspraak.
ð Arrest Centros ‘99 = een Deens koppel dat i.p.v. een
vennootschap op te richten met beperking van aansprakelijkheid
in Denemarken. Er niet beter op gevonden hadden dan naar het
VK te trekken, om daar een vennootschapsvorm op te richten
aan veel minder strenge voorwaarden. Om dan vervolgens te
verzoeken dat die Engels VN in Denemarken, in de kamer van
koophandel zou worden ingeschreven om in Denemarken actief
te zijn. De kamer van koophandel weigerde dit, want ze wouden
ze het Deens vennootschapsrecht ontwijken maar toch
uiteindelijk hier actief te zijn. Het EHVJ heeft hen ongelijk
gegeven, je kan perfect naar VK gaan en actief zijn in
Denemarken.
ü Landen keken naar elkaar en bepaalde flexibiliseringstechnieken van
elkaar afkeken. Naarmate die landen naar elkaar gaan kijken, ontstaat er
eigenlijk ook een vorm van harmonisatie = bottum-up harmonisatie.
GEVOLG? Dit leidt tot een regelgevende competitie tussen de lidstaten van de EU naar een zo
aantrekkelijk mogelijk vennootschapsrecht precies om te vermijden dat er een vlucht zou zijn
van jouw ondernemers naar het buitenland om daar vennootschappen op te richten om dan
met die vennootschappen vervolgens wel terug te keren en actief te zijn binnen de eigen
lidstaat (Ook zo in België) België kwam vóór het WVV verzwakt aan de start in de competitie.
– Vennootschapsrecht is een niet te verwaarlozen factor bij de keuze van een
plaats van oprichting van een onderneming
– Aantal buitenlandse vennootschappen actief in België stijgt (sterk)
– Harmoniserende Europese initiatieven liepen spaak (SPE en SUP inmiddels
afgevoerd)
– Belgische vennootschappen hebben recht op een competitief
vennootschapsrecht
4