Hematopathologie
Hoofdstuk 1: Rol van de hematopatholoog
Dit is het onderdeel van de pathologische ontleedkunde dat zich richt op identificatie van
ziekteprocessen uitgaande van bloedcellen in bloed, beenmerg en lymfoïde weefsels.
De patholoog zal ook bepalen wanneer weefseldiagnostiek aangewezen is.
1. Anatomie en fysiologie van lymfoïde weefsels
Soorten lymfoïde weefsels:
1) Centrale lymfoïde weefsels:
− Beenmerg
− Thymus
2) Perifere lymfoïde weefsels:
− Lymfeknopen
− Adenoïden
− Tonsillen
− Milt
− Peyer’s patch
− Appendix
Lymfoïde weefsels:
1) Primair klierweefsel:
Hier vindt de vorming en/of rijping plaats, nl beenlerg en thymus.
2) Secundair klierweefsel:
Vb. MALT, lymfeklieren, milt,...
1.1 Lymfecellen
Het beenmerg bevat de stamcellen die aanleiding zullen geven tot progenitorcellen waaruit
mature B-cellen zullen ontstaan. Het bevat ook multipotente progenitorcellen die over een
kortere periode reconstitutie kunnen geven van de mature bloedcellen, maar niet in staat zijn
voor self-renewal over een lange periode.
In het beenmerg zullen de B-cellen een IgH/K-rearrangement ondergaan waarbij een unieke
cel wordt gecreëerd die slechts 1 epitoop zal herkennen. Na rijping krijgen we een mature
naïeve B-cel die zal migreren naar de milt of lymfeklieren om daar AG-contact af te wachten.
Dan kunnen 2 zaken gebeuren onmiddellijke IgM-productie of tragere IgG-productie.
Lymfeceldifferentiatie:
1) AG-onafhankelijk:
→ Naïeve T- en B-cellen
2) AG-afhankelijk:
→ AG-specifieke effectorcel
1
,Somatische hypermutatie na AG-herkenning geeft voor de 2e keer massieve genetische
veranderingen. De cel die de beste herkenning geeft zal een plasmacel worden. De andere
cellen zullen in apoptose gaan door Bcl2-uitschakeling.
1.2 MALT
De helft van het lymfoïde weefsel in het lichaam is mucosa-geassocieerd lymfoïd weefsel
(MALT). Dit zijn kleine hoeveelheden lymfoïd weefsel in submucosale membranen. Deze
kunnen georganiseerd of diffuus voorkomen. Voorbeelden van MALT:
1) Gut-associated lymfoid tissue (GALT): Platen van Peyer
2) Bronchus-associated lymfoid tissue (BALT)
3) Skin-associated lymfoid tissue (SALT)
Elke plaats met chronische inflammatie kan ook leiden tot een lokale lymfecollectie: acquired
MALT.
Besef dat elke plaats met lymfoid weefsel een potentiële origine is voor een lymfoom.
Lymfomen kunnen echter ook in elk orgaan voorkomen, zelfs als daar geen lymfocyten
voorkomen zoals vb de hersenen.
1.3 Clusters of differentiation (CD)
Dit zijn cel oppervlakte moleculen die signaaltransductie of celadhesie induceert. Er zijn
meer dan 400 geïdentificeerd.
Ze worden gebruikt als markers voor immuunfenotypering van cellen, zowel qua combinatie
van expressie als variabiliteit in expressie. Deze zijn vaak echter niet specifiek voor 1 cel en
kunnen veranderen doorheen het leven van de cel.
Deze zijn ook geassocieerd aan de immuunfunctie en maken gerichte therapie mogelijk.
2. Rol voor de hematopatholoog
Er is een grote evolutie geweest van nadruk op conventionele pathologie naar moleculaire
en nu computationele.
De 3 rollen van de hematopatholoog worden hieronder verder besproken.
2.1 Classificatie
= karakterisering van maligne cellen
2
, Niet eerdere vergrote lymfeklier moet verder geïnvestigeerd worden. De hematopatholoog
helpt onderscheid maken tussen reactieve en neoplastische vergroting:
1) Lymfeklierzwelling of unilaterale tonsilvergroting:
− Geen uitlokkende factor of infectieuze tekens
− Continue groeiend of aanwezig langer dan 4-6 weken
− Vaste, consistente, vergroeide en pijnloze klier
− Supraclaviculair
2) Alarmsymptomen:
− B-symptomen: Persisterende koorts, onverklaard gewichtsverlies,
nachtzweten, jeuk bij drinken van alcohol,...
− Lymfoom: Gegeneraliseerde jeuk, dyspnee door VCS-compressie, hepato-
splenomegalie,…
− Leukemie: Botpijn, verhoogde infectie-of bloedingsneiging
3) Relevante klinische informatie:
− Leeftijd, reis naar de tropen, huisdieren,…
− Voorgeschiedenis van carcinoom, lymfoom, orgaantransplantatie, auto-
immuunaandoening, HIV, EBV,…
− Medicatie: Immuunsupressieve of modulatoire therapie
Prelevatie van het weefsel:
1) Beenmerg:
In heupkam.
− Aspiraat
− Botboorbiopsie: Laat ook histologie toe.
2) Lymfoid weefsel:
− Excisie:
Dit is de gouden standaard voor lymfoom diagnostiek. De volledige klier wordt
hierbij weggenomen.
Kies de grootste klier, niet zomaar degene die het best bereikbaar is.
− Core needle biopsy (CNB):
Deze is tegenaangewezen bij vermoeden van lymfoom. Het is enkel nuttig bij
metastase van een carcinoom of melanoom, moeilijk te bereiken regio of
recurrente ziekte.
− Fine needle aspiration (FNAC):
Idem CNB.
De lymfeklier moet vers en gekoeld bewaard worden en binnen de 2 uur overgemaakt
worden aan de afdeling pathologie waar het verder zal behandeld worden:
1) Fresh frozen:
− Vriessectie: Binnen 10 minuten.
→ Om representativiteit na te gaan.
− PCR of NGS: Binnen 10-21d
− Opslag in de tissue biobank
2) Formolfixatie:
Binnen 2-10 d.
− FFPE
− Morfologie, IHC, FISH en NGS
3) Cultuur: Steriel of in RPMI:
Binnen dagen tot weken.
− Cytogenetica
− Karyotypering en FISH
3