Samenvatting Uitgewerkte vragen Histologie: Zenuwweefsel, Bloed, Beenmerg/thymus, Lymfoïde stelsel, Spijsverteringsstelsel en Huid + tekening (F. De Smet) BMW
Uitgewerkte vragen waarvan men er een aantal krijgt op het examen Histologie 1ste bac Biomedische Wetenschappen 2de semester. Telkens een grondige beschrijving van het gevraagde + een duidelijke tekening. Op pdf-bestand lijken de tekeningen wat moeilijk te lezen maar als je inzoomt/afprint zijn ze ...
37. Beschrijf de structuur en ultrastructuur van een neuron. Welke klassen op basis van
vorm en functie zijn er?
Structuur:
De basis functionele eenheden van het zenuwstelsel = zenuwcellen/neuronen. Deze zijn onderling
geschakeld in een netwerk dat info verzamelt via sensoren, deze info wordt vervolgens verwerkt tot
een antwoord dat naar specifieke doelwitcellen wordt gestuurd.
Een neuron heeft een cellichaam waarin zich de kern, de celorganellen en het cytoplasma/perikaryon
bevinden. Aan het cellichaam bevinden zich 1 of meerdere, meestal korte, vertakkende uitlopers, de
dendrieten. Zij vergroten het celoppervlak en voorzien in contactplaatsen met andere neuronen.
Signalen worden vanuit de dendrieten naar het cellichaam gevoerd. Aan het cellichaam bevindt zich
eveneens een lange uitloper, het axon. Een signaal wordt vanuit het cellichaam langsheen het axon
verplaatst naar de doelwitcel.Op het uiteinde van het axon bevindt zich de synaps. De synaps is een
gespecialiseerde junctie in zenuwweefsel die voor direct cel-cel contact zorgt.
Ultrastructuur:
⇒ Cellichaam:
Zenuwcellen zijn metabool zeer actieve cellen. Ze hebben een groot celmembraanoppervlak, een
uitgebreid cytoskelet te onderhouden en maken hiernaast grote hoeveelheden neurotransmitters
aan. Ze hebben ook een grote energiebehoefte voor het genereren van elektrische signalen. Daarom
1
,hebben ze dan ook een grote ronde kern met grote nucleolus. Dit duidt op veel actieve transcriptie
van DNA. Ze hebben ook een grote hoeveelheid ruw endoplasmatisch reticulum en talrijke vrije
ribosomen. Deze laatste zijn lichtmicroscopisch zichtbaar onder vorm van grove korrels in het
cytoplasma. Dit is de zogenaamde Nissl substantie. Daarnaast is ook het Golgi-apparaat sterk
ontwikkelt en zijn er zeer talrijke mitochondria en lysosomen.
⇒ Axon:
Het axon is de lange uitloper van de zenuwcel die contact legt met andere cellen waar
transportkabels lopen die een onderdeel uitmaken van het cytoskelet over heel de cel. Deze zijn
nodig omdat in het axon geen proteïnesynthese wordt gedaan en zo toch de nodige eiwitten
aangevoerd kunnen worden vanuit het perikaryon. Naast deze functie zorgt het bovendien ook voor
het behoud van vorm van de cel, het transport van de neurotransmitters en het transport van
membraanbestanddelen van en naar de plasmamembraan. Neurofilament, het intermediair filament
(klasse IV) van zenuwcellen staat in
voor het behoud van de celvorm.
Microtubuli zijn vnl. de kabelbanen
waarlangs transport gebeurt, en de
actine filamenten in de zogenaamde
'growth cone' zorgen voor
beweeglijkheid en de vorming van
vingervormige filopodia die de
omgeving aftasten.
+ ook nog vraag 38 hier bij zetten
mocht je deze vraag krijgen.
⇒ Synaps:
2
,De synaps is de contactzone van de zenuwcel met haar doelwitcel waar er een overgang gebeurt van
een elektrisch naar een chemisch signaal en dan weer naar een elektrisch. Het axon bevat hier
talrijke vesikels gevuld met neurotransmitters. De synaps bestaat uit de presynaptische membraan,
de synaptische spleet en de postsynaptische membraan. Thv de synaps ontstaat een actiepotentiaal
door depolarisatie vd membraan met exocytose van de NT als gevolg, deze komen in de synaptische
spleet terecht en opgevangen door de receptoren van de postsynaptische cel. Synapsen zijn mogelijk
aan dendrieten, cellichamen en axonen.
Verschillende klassen:
⇒ Multipolaire neuronen:
Deze hebben talrijke korte dendrieten aan 1 pool van de cel en aan lang axon aan de andere pool.
Typische neuronen met deze morfologie zijn de motorneuronen die de spieren bezenuwen.
(Zie allereerste tekening deze vraag)
⇒ (Pseudo-) unipolaire neuronen:
Op het cellichaam is er een korte uitloper die vervolgens in 2 richtingen vertakt. Deze neuronen zijn
vnl. sensorische neuronen.
⇒ Bipolaire neuronen:
Deze hebben 1 uitloper aan elke pool van de cel. Het zijn interneuronen (schakel tussen 2 neuronen
onderling).
3
, 38. Beschrijf de opbouw en functie van de myelineschede. Hoe draagt deze structuur bij
tot de functie van de zenuwcel? (Bonus: MS uitleggen)
Rond axonen is een myelineschede aanwezig, een isolatielaag die beschermt tegen “stroomverlies”
tijdens voortgeleiding van de actiepotentiaal. Vorming gebeurt door het wikkelen van de
celmembraan van specifieke steuncellen rond het axon. Externe lagen van de lipidendubbellaag
worden samengehouden door adhesie-eiwitten en deze lagen versmelten met elkaar. Deze fusie is
onvolledig in verschillende zones = incisuren van Schmidt-Lanterman, staan in verbinding met elkaar
waardoor circulatie cytoplasma en dus onderhoud celmembraan mogelijk is. ⇒ CZS: door
oligodendrocyten, rond meer dan 1 neuron/PZS: door Schwann-cellen, rond maar 1 neuron. De
schede is discontinu, niet omgeven door myeline noemt men de knopen van Ranvier. Deze knopen
laten een snelle, sprongsgewijze geleiding toe = Saltatorische geleiding. Depolarisatie zorgt voor een
instroom van Na+ waardoor er
een passieve uitbreiding
onder de schede doorloopt tot
aan de volgende knoop en het
proces zich herhaalt.
39. Bespreek de steuncellen (gliale cellen) van het centraal zenuwstelsel (morfologie en
functie).
In het centraal zenuwstelsel zijn diverse steuncellen, ook gliacellen genoemd, aanwezig. Ze vormen
tot 50% van het volume van het CZS.
⇒ Astrocyten:
Astrocyten zijn de meest talrijke gliacellen. ⇒ Embryogenese: migratie neuronen, ⇒ Volgroeide
hersenen: ondersteuning neuraal weefsel (is niet zelfvoorzienend) en vochttransport van en uit
bloedbaan via gap-junctions en voetplaatjes. Hiermee vormen ze de bloed-hersenbarrière.
Histologisch hebben ze een licht onregelmatige kern met weinig dens chromatine (vesiculair). In
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur EmilieFZ. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,00. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.