Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Vragen en antwoorden blok 1B2 Stoornissen Milieu Interieur €7,00   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Vragen en antwoorden blok 1B2 Stoornissen Milieu Interieur

 12 vues  1 fois vendu
  • Cours
  • Établissement

Het document bevat vragen met uitgebreide antwoorden over alle hoorcolleges gegeven in blok 1B2. Het is handig om stof te herhalen en jezelf te kunnen overhoren.

Aperçu 4 sur 52  pages

  • 26 mai 2022
  • 52
  • 2020/2021
  • Resume
avatar-seller
Vragen per HC blok 1B2
Week 1
HC.1: Longvolumes en ventilatiekarakteristieken
Vragen:
1. Wat is de O2 opname en ventilatie tijdens rust en inspanning?
2. Welke drie processen staan centraal tijdens de ademhaling?
3. Wat is spirometrie en wat kan je er mee meten?
4. Hoe kan het RV bepaald worden?
5. Wat is het gevolg van obstructie op de FEV1 en de verhouding FEV / FVC?
6. Hoe zet je een spirogram over in een flow-volume curve en wat kan je hierin meten?
7. Hoe weet je of er goed geblazen is?
8. Wat zijn de voordelen van een flow-volume curve en wat zijn karakteristieken aan de
meting?
9. Hoe weet je of de longfunctie normaal of afwijkend is?
Antwoorden:
1. Rust: O2 opname 250 ml/min en ventilatie 6 L/min. Inspanning: O2 opname 2,5
L/min en ventilatie 120 L/min.
2. Ventilatie, diffusie en perfusie.
3. Met spirometrie kun je de longfunctie meten. Je kan hiermee meten:
a. Vt = teugvolume, rustademhaling.
b. ERV = expiratorisch reservevolume. De extra hoeveelheid lucht die door
maximale inspanning te leveren kan worden uitgeademd bovenop het volume
bij normale uitademing.
c. RV = restvolume. Blijft altijd achter en is niet uit te ademen.
d. IRV = inspiratorisch reservevolume. De extra hoeveelheid lucht die door
maximale inspanning te leveren kan worden ingeademd bovenop het normale
ademvolume.
e. TLC = totale long capaciteit.
f. FVC = geforceerde vitale capaciteit. Deze is meestal gelijk aan de vitale
capaciteit, maar bij bepaalde stoornissen niet.
g. FRC = functionele residuele capaciteit. Hoeveelheid lucht die na normale
uitademing in de longen achterblijft.
h. ERV = expiratorisch restvolume. Het volume lucht wat overblijft na normale
uitademing min het restvolume.
i. FEV1 = hoeveel er tijdens de eerste seconde wordt uitgeademd tijdens
geforceerde uitademing.
j. FIV1 = hoeveel er tijdens de eerste seconde wordt ingeademd tijdens
geforceerde inademing.
4. Dit kan door middel van een FRC meting. Dit kan bijvoorbeeld door de
heliumverdunningsmethode. Hierbij wordt de spirometer gevuld met helium. De
patiënt ademt dit vervolgens in totdat er een evenwicht wordt bereikt tussen de
hoeveelheid He in de spirometer en in de longen, wat een inwastijd van ongeveer 4 –
9 minuten heeft. Hierna kan de initiële heliumconcentratie vergeleken worden met
de uiteindelijke heliumconcentratie, d.m.v. de formule C1 x V1 = C2 x (V1 + V2).
Hierbij is V1 het gasvolume in de spirometer en V2 het totale gasvolume (FRC +
volume spirometer.

, 5. De FEV1 wordt kleiner en daarmee dus ook de verhouding tussen FEV en FVC.
6. Dit doe je door op elk punt in de spirogram raaklijnen te tekenen en de waardes van
deze hellingen dan in te vullen in een grafiek met volume op de y-as en flow op de x-
as. Hierin is de PEFR de piekflow, FEF de forced expiratory flow en MEF de maximum
expiratory flow. Er zitten ook vaak nog blokjes in die de FEV1 aangeven, zodat
wanneer de patiënt hoest je de invloed hiervan op kan zien. In deze diagram kan je
volumes berekenen via integratie.
7. Vanaf TLC direct steil omhoog, scherpe enkele piek, flow moet geleidelijk aflopen
naar 0 en zonder artefacten (door hoesten of keelknijpen).
8. Stroomsterkte betere maat voor opsporen luchtwegweerstand, fouten tijdens het
blazen gemakkelijker te zien en door karakteristieke patronen herkennen van
ziektebeelden. Karakteristieken zijn dat als je ouder wordt de curve concaver wordt
en bij obstructie wordt deze nog concaver.
9. Longfunctie wordt in maat en getal vastgelegd en de maat wordt verspeld uit een
grote groep gezonde mensen met dezelfde lengte, leeftijd, geslacht en etnische
afkomst.
a. Lengte: toenemende lengte  meer metabole behoeften.
b. Leeftijd: veroudering  degeneratie in de longen, dus longvolumes zijn
negatief gecorreleerd met de leeftijd. Bij kinderen is hier echter geen duidelijk
verband, vanwege de groeispeurt.
c. Geslacht: mannen hebben bij dezelfde lengte grotere longen dan vrouwen.
d. Etnische afkomst: mensen met bepaalde etnische afkomsten hebben soms
kleinere longen.
Of iets normaal of abnormaal is wordt uitgedrukt in Z scores, die iets zeggen over de
SD (standaard deviatie). Z-score = (gemeten waarde – voorspelde waarde) / RSD
(residuale standaard deviatie). Normaal is tussen -1,64 SD (lower limit of normal) en
+ 1,64 SD (upper limit of normal).


HC.2: Vorm en functie van de bovenste luchtwegen
Vragen:
1. Wat zijn de belangrijkste functies van de bovenste lucht- en voedselweg?
2. Wat moet je doen als er een obstructie in de luchtweg zit?
3. Hoe ziet de anatomie van de neus eruit?
4. Wat zijn de functies van de neus en wat kan er mis mee zijn?
5. Wat zijn de specifiekere aandoeningen?
6. Hoe ziet de anatomie van de mond eruit en wat voor pathologie kan er plaatsvinden?
7. Hoe ziet de anatomie van de larynx eruit?
8. Hoe is de larynx geïnnerveerd?
9. Wat zijn de belangrijkste functies van de larynx?
10. Wat is een stridor en wat voor soorten heb je?
Antwoorden:
1. Voeding, zuurstof, uitscheiding en stem.
2. Bij een klein kind tik je fors op de rug. Als kinderen iets groter zijn kun je een variant
van de heimlich maneuvre toepassen en bij volwassenen pas je de klassieke heimlich
maneuvre toe. Als dit allemaal niet werkt moet je een mesje pakken en deze tussen
de adamsappel en cricoïd steken en draaien.

,3. De neusholte grenst aan de mondholte en de schedelbasis, zowel de voorste als de
middelste. Je ziet ook een continuïteit met de nasopharynx en de hypopharynx. De
scheiding van de lucht en voedselweg begint na de epiglottis. De neusschelpen
hebben als functie het vergroten van het oppervlakte van het slijmvlies te vergroten.
De middelste neusschelp is belangrijk voor de afvoer van de neus. In de nasopharynx
zit de uitgang van de buis van eustachius, de doorgang naar het oor.
4. Ademhaling (essentieel): transport, verwarming en bevochtiging, filtering, afweer en
reuk. Ook heet het een belangrijke bijdrage voor de smaak. Symptomatologie die op
kan treden is:
a. Vormafwijkingen (bijv. door een tumor of trauma)
b. Neusverstopping
c. Loopneus
d. Reukverlies
e. Smaakverlies
5. Aandoeningen zijn:
a. Specifieker is een misvorming van het neustussenschot.
b. Een neuspoliep: hierbij zit er een obstructie in de neus, die ook de
neusbijholten kan verstoppen, wat de oorzaak kan zijn van een sinusitis
(kaakholteontsteking of voorholteontsteking).
c. Adenoidypertrofie: neusamandel is vergroot, waardoor de buis van
eustachius verstopt kan raken waardoor je oorproblemen kan krijgen.
d. Choanaal artresie: neusholte is helemaal verstopt. Dit kan bijvoorbeeld als de
laterale bijholte te dicht bij het neustussenschot gaat zitten, wat een
probleem kan zijn bij jonge kinderen omdat deze voornamelijk met hun neus
ademen.
6. Tussenin zit de tonsil, de keelamandel. Pathologie die plaats kan vinden is:
a. Macroglossie: hierbij is de tong heel erg vergroot, waardoor de mond wordt
geobstrueerd. Als de macroglossie ernstig is, kan er een extra luchtweg
gecreëerd worden d.m.v. een trachetomie. Het probleem hierbij is echter dat
de functie van de neus om de vocht- en temperatuurbalans goed te houden
niet goed werkt , dus moet er een vocht- en warmtewisselaar in de neus
worden aangebracht. Oorzaken van de macroglossie kan zijn Quincke’s
oedeem of ACE-remmers.
b. Luchtwegobstructie bij Pfeiffer: hierbij moet iemand worden opgenomen en
het kan leiden tot een trachetomie.
7. Belangrijke structuren:
a. Membrana thyrohyoidea: verbindt hyoid met thyroid. De plek waar een
luchtweg kan worden gemaakt bij een obstuctie.
b. M. cricoarytenoideus
c. M. cricothyroideus
d. Epiglottis
e. Plica vestibularis  trekken samen als je slikt. Worden ook wel valse
stembanden genoemd.
f. Plica vocalis
g. Trachea
h. M. thyroarytenoideus: belangrijk voor de stembanden en zitten vast aan de
anitheroïden.

, 8. Alles komt uit de n. vagus. Craniaal de n. laryngeus superior:
a. Interne tak: sensible
b. Externe tak: m. cricothyroideus
Caudaal de n. recurrens:
c. Links: om de aortaboog heen
d. Rechts: om de subclavia heen
9. Respiratie, hoesten, scheiden lucht- en voedselweg, slikken en stem.
10. Je hebt twee soorten:
a. Inspiratoire stridor: een hoogfrequent geluid veroorzaakt door turbulentie.
Dit zie je bij volwassenen meestal alleen bij een tumor, maar bij kinderen
komt die veel vaker voor omdat zij een kleinere luchtweg hebben die dus
sneller geobstrueerd wordt.
b. Intrinsieke vernauwing: infectie  laryngitis subglottica en supraglotittis
(epiglotittis).

HC.3: Microscopische anatomie: longen en luchtwegen
Vragen:
1. Uit welke structuren bestaat de gasgeleiding?
2. Waar bestaat het reukepitheel uit?
3. Welke neusbijholtes zijn er, wat is hun functie en hoe zien ze er microscopisch uit?
4. Wat kun je zien op een preparaat van de larynx?
5. Hoe is de trachea opgebouwd?
6. Hoe zijn de longen opgebouwd?
7. Hoe zijn de bronchiën microscopisch opgebouwd?
8. Wat voor trilhaarcellen zijn er, hoe werken ze en wat kan er mis mee zijn?
9. Wat zijn de functies van mukeuze cellen, bronchiaal klierweefsel, neuroendocriene
cellen en clara cellen?
10. Waar bestaat de bronchiolus respiratorius uit?
11. Wat is het verschil tussen type I en type II pneumocyten?
12. Waar bestaat het alveolair interstitieel weefsel uit?
13. Hoe ziet de pulmonale vasculatuur eruit?
14. Hoe ziet de buitenkant van de longen eruit?
Antwoorden:
1. Neus, neus bijholten en de nasopharynx  bovenste luchtweg, verwarmt en
bevochtigt de adem; Larynx, trachea, bronchieën en bronchioli.
2. Bestaat uit basale cellen, olfactoire cellen (zenuwcellen die informatie doorgeven
naar de bulbus olfactorius) en de steuncellen die tussen deze twee zitten.
3. Sinus frontalis, sinus ethmoidalis, sinus sphenoidalis en de sinus maxillaris. Hun
functie is het verminderen van het gewicht van de schedel, stem geluid,
luchtconditionering en ze dienen als stootkussen. In een preparaat zien
muscineproducerende cellen er wittig uit en de sereuze cellen zijn donker, vanwege
hun eiwitproductie.
4. Te zien zijn klierbuisjes, stembanden (VC), valse stembanden (VF) en de vocalis spier
(VM)
5. Het is een buis van ongeveer 13 cm lang. Het is bekleed met respiratoir epitheel en
de wandopbouw is ongeveer gelijk aan die van de bronchus. Uitzonderingen zijn dat
de kraakbeenringen C vormig zijn en aan de dorsale kan open zijn, met een

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur mayabarenholz. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,00. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

77858 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€7,00  1x  vendu
  • (0)
  Ajouter