Hoofdstuk 1 : Wat is filosofie?
1. Drie aspecten : attitude, methodologie, domein
2. Vier deeldomeinen
3. Een zeer korte geschiedenis van de westerse filosofie
4. Besluit
Filosofen houden zich bezig met onmogelijke vragen zoals : “wat is filosofie?” → vragen
waarop geen eensluitend en sluitend antwoord op is
Definitie van filosofie: heel moeilijk om te vinden :
- Kenmerken die je vindt bij alle filosofen en enkel bij filosofen
- Eigenschappen op grond waarvan je iets filosofisch of iemand filosoof noemt
1. Drie aspecten: attitude, methodologie en domein
Britse filosoof Nigel Warburton : Philosophy is an unusual subject in that its practitioners
don’t agree what it’s about
ATTITUDE
Veel definities : filosofie = kritisch nadenken : in vraag stellen van de vele dingen die andere
mensen als vanzelfsprekend beschouwen
→ autoriteiten (andere filosofen, wetenschappers, onze eigen zintuigen, cognitieve vermogen,
..) worden in twijfel getrokken
Descartes: ons gezichtsvermogen bedriegt ons heel vaak (bv optische illusies : Müller – Lyer
illusie)
Onze zintuigen bedriegen ons vaak maar deze verwerven heel veel kennis, is onze kennis dan
onbetrouwbaar? → Descartes beweerde van wel + malin genie = ons denken wordt
voortdurend op een dwaalspoor gezet door God of een kwaadaardig genie
Filosofie is niet enkel kritiek maar opent de mogelijkheid dat de dingen anders zouden kunnen
zijn & ook positief of constructief project formuleren
Is kritisch denken een uniek filosofische bezigheid? Hedendaagse wetenschappers en filosofen
hebben heel wat attitudes gemeen : kritisch + zoeken naar waarheid
dus: filosofie = een attitude :
naast verwondering (bv bij kinderen : er blijven vragen komen en komen) is filosofie kritisch
denken (bv Descartes twijfel : zolang we over iets twijfelen kunnen we niks met zekerheid
zeggen) MAAR filosofie is niet enkel kritisch denken en in de mate dat kritiek toch heel de
filosofie kenmerkt is de attitude toch niet uniek voor filosofen
METHODE
Filosofen gebruiken een waaier van methoden maar geen daarvan lijkt uniek te zijn voor de
filosofie, en diegene dat wel uniek zijn worden niet gebruikt door alle filosofen
1. eigen intuïties
→ 17de eeuw : kennis die op een onmiddellijke manier verkregen kan worden : heldere
en welonderscheiden ideeën (bv je pense donc je suis)
→ 20ste eeuw : spontane overtuigingen die we in onze eigen geest aantreffen wanneer
we over een bepaald onderwerp beginnen te denken : het gezond verstand –
overtuigingen zijn vaak moeilijk te veranderen of op te geven zelfs in de aanwezigheid
van overtuigend bewijsmateriaal
Filosofen die enkel gebruik maken van eigen intuïties worden vaak uitgelachen en worden
fauteuilfilosofen genoemd MAAR deze methoden vormt nog steeds een belangrijk onderdeel
,van het filosoferen al wordt er voorzichtiger mee omgegaan. Wetenschappers baseren zich
ook vaak op intuïties die dan onderzocht worden in een experimenteel onderzoek
2. conceptuele analyse
→ het ontrafelen en verbeteren van concepten die we in het dagelijkse leven misschien
soms te achteloos gebruiken, zoals het concept van liefde, tijd of vrijheid : beoogt de
belangrijke begrippen die we gebruiken te ontleden in meer eenvoudige begrippen
(opzoek gaan naar betekenis + inhoud
Populaire methode in de filosofie , maar niet door alle filosofen en niet door enkel filosofen
(fysica : onderscheidt tussen massa en gewicht / sociale wetenschappen : onderscheidt
tussen sekse en gender / …)
3. gedachte experiment
→ instrument van de verbeelding, dat gebruik wordt om nieuwe informatie over een
thema te verkrijgen zonder gebruik te maken van nieuwe empirische data
Verschillende voordelen :
- verhelderen van een probleem door het te visualiseren
- gegevens die voor of tegen een bepaalde theorie gebruikt kunnen worden
- het omzeilen van financiële, technologische en morele problemen die zich zouden
stellen bij echte wereld experimenten
hersenen in een vat (p20) : onze zekerheden zijn eigenlijk geen echte fundamentele
zekerheden
wordt niet enkel gebruikt in de filosofie!
Voorbije jaren is er een nieuwe filosofische discipline ontstaan : experimentele filosofie =
empirisch wetenschappelijke methode kunnen bijdragen aan een oplossing voor traditionele
filosofische problemen
DOMEIN
- Domein waarin onbeantwoordbare vragen worden bestudeerd Bv.: ’Wat is tijd?’
‘Bestaat tijd?’ ‘Waarom loopt tijd altijd vooruit?’ etc.
- Uit de filosofie komen andere wetenschappen, en deze wetenschappen hebben
beantwoorde vragen terwijl de filosofie achterblijft met de onbeantwoorde vragen
- Vanaf een vraag beantwoord wordt → hoort het dus eigenlijk niet meer tot de filosofie
- Voorbeeld: ‘Bestaat God? Wat is ziekte?’
- Maar: geen uniek domein → ook anderen wetenschappen houden zich bezig met
onbeantwoorde vragen
NIET ALLE ONBEANTWOORDE VRAGEN BEHOREN TOT DE FILOSOFIE!
(bv.: ‘Hebben blondes meer plezier’ → gaat de filosofie niet beantwoorden, ook al is dit een
onbeantwoorde vraag)
Veel wetenschappers vinden dat er GEEN vooruitgang is in de filosofie
→ hierdoor hebben ze een afkeer tov dit domein
*paradigma: stelsel van met elkaar
MAAR: samenhangende wetenschappelijke
theorieën
1) I/d wetenschap is ook geen ‘echte’ vooruitgang
→ Kuhn: ‘Wetenschappelijke paradigma’s* volgen elkaar op zonder op elkaar verder te
bouwen’
→ binnen een paradigma kan er vooruitgang zijn, maar tss paradigma’s niet
, → Kuhn: ‘Wetenschap is incommensurabel” (= onderling onmeetbaar / geen gemene
maat hebben)
DUS: 2 opeenvolgende paradigma’s kan je niet vergelijken met elkaar omdat
ze weinig/niets gemeenschappelijk hebben
Theorieën kunnen we vergelijken, maar paradigma’s niet
Bv.: ‘massa’ (Newton) lijkt op ‘massa’(Einstein) MAAR ze zijn niet te
vergelijken
2) Er is WEL sprake van vooruitgang i/d filosofie
→ veel wetenschappen zijn ontstaan vanuit de filosofie
(Bv.: psychologie, natuurkunde, etc.)
→ sommige vragen werden wel beantwoord en hieruit ontstond een nieuwe
wetenschap
(=> deze nieuwe wetenschappen gingen altijd ‘met de roem lopen’)
2. Vier deeldomeinen : metafysica, logica, epistemologie & moraalfilosofie
We proberen de filosofie te definiëren aan de hand van deze vier deeldomein maar blijft een
onvolledig antwoord → we verschuiven het probleem naar : wat is de metafysica? Wat is de ..
METAFYSICA (ontologie)
- Bestudeert de aard en structuur van de wereld
- Wat betekent het om te bestaan? Bestaan alleen materie, of ook niet materiële zaken?
- Fysicalisten of materialisten : zeggen dat alles is opgebouwd uit materie (bv mentale
toestanden zijn gewoon hersentoestanden)↔ dualisten
LOGICA (wiskunde)
- Legt ons uit wat het betekent om deugdelijk te redeneren en te argumenteren →
argumentatieve hygiëne
- Is de studie van geldigheid van redeneringen en argumenten
- Voorbeeld niet geldige redenering : “post hoc, ergo propter hoc” = verschijnsel B doet
zich voor nadat A zich heeft voorgedaan (als ik naar Spanje ga dan ben ik gelukkig ↔ ik
ben gelukkig daarom ga ik naar Spanje)
EPISTEMOLOGIE of kennisleer
- Studie van aard, structuur en mogelijkheid van kennis – wat kunnen we weten?
- Wat kennis precies is en hoe we weten wat we denken te weten
- Bv brain in a vat
MORAALFILOSOFIE of ethiek (wat is goed en slecht?)
- Studie van principes die betrekking hebben op goed en kwaad
- Normatieve universum = verzameling van rechten, plichten, aanbevelingen, geboden
en verboden
- Bv trolley probleem: laat je de trein rechtdoor gaan dood je 5 mensen, laat je de trein
rechts afslaan dood je 1 iemand
Psychologie: hoeveel mensen een bepaald antwoord kiezen en waarom
Ethiek : wat mensen moeten doen en op basis van wat? Effect van de handeling, …
Elke deeldomein kunnen we weer verder verdelen onder verschillende delen
WETENSCHAPSFILOSOFIE
1. Algemene : fundamentele filosofische kwesties die verband houden met wetenschap
, 2. Toegepast : bv biologie, klimaatwetenschappen ,… - Ze willen weten of nieuwe
bevindingen in wetenschap X ook betrekking hebben op wetenschap Y
Feynman: volgens hem is wetenschapsfilosofie irrelevant voor wetenschappers, omdat
wetenschappers geen wetenschapsfilosofen nodig hebben om aan onderzoek te doen
3. Een zeer korte geschiedenis van de westerse filosofie
de vraag “wat is filosofie” beantwoorden aan de hand van haar geschiedenis :
filosofie werd door heel de geschiedenis heen uitgedaagd door andere vormen van kennis
zoals mythologie, theologie en wetenschappen
westerse filosofie is ontstaan in het oude Griekenland (6 de eeuw voor C): stadsstaten worden
opgericht met elk hun eigen rechtspraak en bestuur → wetten en waarden worden opgelegd
(niet meer van bovenaf) → burgers denken na over de aard van de samenleving waar ze in
willen wonen, welke opvattingen het dichtste liggen bij de waarheid , …
1ste filosofen : Thales, Anaximander en Anaximenes = natuurfilosofen : grote interesse in wat
de kosmos doet draaien + zowel levende als levenloze natuur voorkomt uit een “oerstof”
Thales : alles bestaat uit water en de aarde drijft als een gigantisch vlot op de kosmische
zeeën
Anaximander : bedacht en ongedefinieerde substantie en visualiseerde de aarde als ton
Anaximenes: lucht is de oorsprong van alles en de aarde zweeft als een ufo op omringende
luchtstromen
→ revolutionaire ideeën ; waren de eerste naturalisten (in die zin dat ze de kosmos wilden
begrijpen vanuit zijn eigen natuur en principes)
↔ voorganger : dichter Hesiodos (7de eeuw voor C) : schreef de Theogonie (lang mythologisch
gedicht)waarin de geschiedenis van de Griekse goden werd beschreven als een Hollywood
achtig familiedrama met allerlei onmogelijke wendingen
→ alle fenomenen (bv oorlogen, hagelbuien, …) kunnen verklaard worden door de goddelijke
gebeurtenissen die de mens niet kan begrijpen : door de natuurfilosofen werd er komaf
gemaakt met de eerbiedwaardige mythologische manier van denken
Piek in de westerse filosofie door Plato en Aristoteles : veel vragen die de motor vormen voor
de westerse filosofie werden voor het eerste aangekaart door hun
Bv rol van zintuigen in het opbouwen van kennis (Plato : zintuigelijke wereld is te veranderlijk
om echte kennis te leveren) + er is een andere wereld/ ideeënwereld die het sjabloon is voor
alle dingen op aarde
Aristoteles : was hier niet mee eens en was een naturalist : alles wat we nodig hebben om de
natuur de beschrijven en te verklaren is aanwezig in de natuur zelf
Plato en Aristoteles = homines universales = ze gingen geen enkel thema uit de weg en
brachten alle thema’s met elkaar in verband
Middeleeuwen (tussen klassieke oudheid en ontstaan moderne wetenschap) : startdatum 313
anno Domini : Christendom werd toegelaten als een religie in het romeinse rijk
→ filosofen : verband tussen filosofie en christelijke geloof + uitklaren van begrippen,
argumenten en theorieën die verband houden met de christelijke geloofsleer
Opkomst christendom, stap terug voor filosofie?
Religie en theologie = conceptuele verwoording van het religieuze gedachtegoed : geen
observatie of experimenten maar communicatie door het goddelijke ↔ kritisch denken van de
filosofen (neemt geen antwoord aan van “autoriteit” of dogma’s)
Augustinus en Thomas van Aquino : probeerden de tegestelling tussen de theologie en de
filosofie te verzachten :
1. Veel geloofsovertuigingen kunnen bewezen worden met het verstand
2. Geloofsovertuigingen kunnen het vertrekpunt zijn van verder filosofisch onderzoek