Ergotherapie bij kinderen en jongeren
met CP HC1 + 2
→ Freya De Zutter (2021-2022)
Inhoud:
1
,1 - Doelen CP (en mobiliteit)
1. De student hanteert vakterminologie.
2. De student herkent en benoemt de verschillende uitingsvormen van CP.
3. De student neemt assessments af, verbetert deze en interpreteert de resultaten.
○ De student classificeert naar type houdings-bewegingsstoornis, naar
topografie, naar ernst van grofmotorisch functioneren en naar ernst op
functie-activiteitenniveau van de arm en hand.
○ De student adviseert naar de keuze van een assessment instrument en kan
deze keuze toelichten. De student geeft beknopt doel en inhoud weer van
GMFCS, classificatie van House, grijp- en loslaatpatronen van Zancolli,
(mini-)MACS, Modified house functional classification, PEDI-NL (+
supplement CVI), GAS, AHA, Melbourne Assessment of unilateral limb
function, Abilhand-kids, Visuele activiteiten en participatie,
○ De student kan de resultaten van een assessment instrument correct
interpreteren en plaatsen binnen het ICF. Op basis van de resultaten kan de
student doelstellingen en een bijpassende therapeutische activiteit/sessie
formuleren.
4. De student beschrijft het onderzoek van het jonge kind naar houding en beweging
met CP en geeft voorbeelden van wat kan worden waargenomen.
5. De student hanteert de bestuurde methodieken bij het opstellen van een
ergotherapeutisch handelingsplan en toont hierbij inzicht in (inter)nationale theorieën
en modellen.
6. De student beheerst de nodige creatieve en technische vaardigheden om de
ergotherapeutische behandeling in de praktijk uit te voeren. De student gradeert
creatief en cliëntgericht, de student vertoont hierbij probleemoplossend denken.
7. De student beschrijft de taak van de ergotherapeut (binnen een multidisciplinair
team) bij deze doelgroep.
8. Je inventariseert de problemen van de hulpvrager en reikt eventueel hulpmiddelen of
oplossingen aan ivm verplaatsen/zelfredzaamheid.
9. De student schetst de basisvaardigheden oriëntatie en mobiliteit voor blinde en
slechtziende kinderen.
10. De student situeert CVI, geeft de karakteristieken weer en beschrijft de opbouw van
de therapie.
Herhaling mobiliteit:
- Het veranderen en handhaven van lichaamshouding en uitvoeren van transfers.
- Het dragen, verplaatsen, manipuleren van iets of iemand.
- Het optillen en meenemen.
- Het nauwkeurig gebruik van hand en arm, lopen, zich verplaatsen tussen
verschillende locaties met of zonder speciale middelen.
- Lopen, rennen of klimmen en het gebruiken van en zich verplaatsen met een
vervoermiddel
2
,2 - Cliënt in beeld
2.1 - Wat is CP?
Internationaal aanvaarde definitie van CP:
‘Cerebrale parese (CP) omvat een groep van blijvende aandoeningen in de ontwikkeling
van houding en beweging, die leiden tot beperkingen in dagelijkse activiteiten. De
stoornissen worden toegeschreven aan een niet-progressief pathologisch proces dat de
hersenen tijdens hun vroege ontwikkeling heeft beschadigd. De houding- of
bewegingsstoornis gaat vaak gepaard met stoornissen in het sensorische systeem,
perceptie, cognitie, communicatie en gedrag, met epilepsie en met secundaire stoornissen
van het spier-skeletstelsel’
Inleidend filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=Rsk3VQ-gr34&t=116s
Conclusie filmpje: Cijfers uit australië maar de verdeling is gelijk met België. Men ziet dat CP
heel frequent voorkomt. Het gaat over een grote groep kinderen en jongeren. De kans dat
wij als ergotherapeut met deze doelgroep aan de slag zal moeten gaan, is groot.
3
, 2.2 - Classificatie van motorische stoornissen bij CP
Classificatie van CP:
Classificatie naar A. Spastische CP
type houdings- of → Komt het meeste voor
bewegingsstoornis → Om te spreken van spastische CP moet je voldoen
aan 2/3 van de onderstaande kenmerken:
- Abnormale houding en/of beweging
- Verhoogde spierspanning: deze mag wisselend
aanwezig zijn
- Pathologische reflexen: hyperreflexie of bv.
voetzoolreflex volgens Babinski
Kenmerkend voor spastische CP:
A1: Stoornis in - Deficit symptomen
spieractivatie → Parese, afname van
selectiviteit van bewegingen,
toename vermoeibaarheid,
afname van behendigheid in
bewegen
- Excess symptomen bij passief
bewegen
→ Teveel aan spiertonus zoals
spasticiteit* en hypertonie**
- Excess symptomen bij actief
bewegen
→ Co-contractie, tonische
rekreflex-activiteit, posturale
reflexen, spiegelbewegingen,
onwillekeurige synergieën.
A2: Stoornissen * Spasticiteit:
in Spasticiteit is de snelheidsafhankelijke
biomechanische weerstand bij passief bewegen. De
eigenschappen weerstand neemt toe met de snelheid van
van de spier met het passief bewegen. Het is een symptoom
spierstijfheid en van een verhoogde reflexactiviteit. De
stoornissen in spieren gaan reeds bij een geringe rek
de spierlengte reflectoir gaan samentrekken (verhoogde
als gevolg respons). Het overgevoelig reageren komt
door een verstoring van de inhiberende
invloeden.
- Voordeel: Een beperkte spasticiteit
zorgt ervoor dat kinderen met CP
toch kunnen staan en gaan.
- Contraproductief / nadeel: Een
meer uitgesproken spasticiteit kan
ervoor zorgen dat willekeurige
bewegingen worden tegengewerkt.
4